ECLI:NL:RBDHA:2021:6432
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.J. Peters
- M.J. Alt-van Endt
- A.E.J. Satink
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg
Op 28 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging verleend aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 14 maart 2022. Deze beslissing volgt op een eerder verzoek van 15 februari 2021 en een eerdere beschikking van 9 maart 2021, waarin de ondertoezichtstelling van [minderjarige] werd verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 14 juni 2021.
Tijdens de zitting op 28 mei 2021 zijn de ouders van [minderjarige] gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en het Landelijk Expertise Team (LET). De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige] zijn toegenomen, met name door de relatiebreuk tussen de ouders en de daaruit voortvloeiende spanningen. De vader heeft zich bedreigend opgesteld tegenover de moeder en hulpverleners, wat heeft geleid tot de overdracht van de casus aan een jeugdbeschermer van het LET. De moeder heeft aangegeven dat zij zich onveilig voelt en momenteel geen eigen woning heeft, terwijl de vader zijn problematiek ontkent.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de situatie voor [minderjarige] onveilig is en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om zijn ontwikkeling te waarborgen. De ouders zijn beiden in behandeling en er is een noodzaak voor ondersteuning van de moeder om in de toekomst de zorg voor [minderjarige] op zich te kunnen nemen. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd en verklaard dat deze beslissing uitvoerbaar is bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.