ECLI:NL:RBDHA:2021:6413

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
09/265341-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een zeven maanden oude baby door de vader met meerdere botbreuken als gevolg

Op 23 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een vader die beschuldigd werd van zware mishandeling van zijn zeven maanden oude zoontje. De verdachte, geboren in Schoonhoven en op dat moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Lelystad, werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn kind, dat resulteerde in acht botbreuken en drie ribbreuken. De mishandeling vond plaats in de periode van 14 tot 15 september 2020 in Schoonhoven. Tijdens de zitting op 9 juni 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kind met kracht heeft vastgepakt en tegen zijn lichaam heeft gedrukt, wat heeft geleid tot de ernstige verwondingen. De deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) concludeerden dat de combinatie van letsels niet kon zijn ontstaan door een accidentele krachtsinwerking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met opzet heeft gehandeld om zijn kind te doden, maar dat hij wel willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege een psychische stoornis.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling op een forensische psychiatrische afdeling. De rechtbank benadrukte de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de mishandeling, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn bereidheid tot behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/265341-20
Datum uitspraak: 23 juni 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] in Schoonhoven,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Lelystad.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 9 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. Rijsdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 juni 2021 - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2020 tot en met 15 september 2020 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) opzettelijk van het leven te beroven,
- [slachtoffer] uit zijn armen heeft laten vallen toen hij opstond uit de schommelstoel en/of
- [slachtoffer] (met kracht) tegen zijn, verdachtes, lichaam aan heeft gedrukt en/of
- het/de armpje(s) van [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) op [slachtoffer] 's rug heeft gedraaid en/of
- [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) bij zijn beentje(s) heeft gepakt en hem aan zijn beentje(s) heeft omgerold en/of
- de fles met speen (met kracht) in het mondje van [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- de slab (of een vergelijkba(a)re voorwerp/structuur) strak om het mondje/de neus althans het gezicht [slachtoffer] heeft aangetrokken en/of
- [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) (hard) heeft vastgepakt en/of geknepen en/of geslagen en/of gestompt en/of geschud, althans heen en weer heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2020 tot en met 15 september 2020 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard aan zijn zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere botbreuken, heeft toegebracht door
- [slachtoffer] uit zijn armen te laten vallen toen hij opstond uit de schommelstoel en/of
- [slachtoffer] (met kracht) tegen zijn, verdachtes, lichaam aan te drukken en/of
- het/de armpje(s) van [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) op [slachtoffer] 's rug te draaien en/of
- [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) bij zijn beentje(s) vast te pakken en hem aan zijn beentje(s) om te rollen en/of
- de fles met speen (met kracht) in het mondje van [slachtoffer] te duwen en/of
- de slab (of een vergelijkba(a)re voorwerp/structuur) strak om het mondje/de neus althans het gezicht [slachtoffer] heeft aangetrokken en/of
- [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) (hard) vast te pakken en/of te knijpen en/of te slaan en/of stompen en/of schudden, althans heen en weer te bewegen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2020 tot en met 15 september 2020 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard aan zijn zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) heeft mishandeld door
- [slachtoffer] uit zijn armen te laten vallen toen hij opstond uit de schommelstoel en/of
- [slachtoffer] (met kracht) tegen zijn, verdachtes, lichaam aan te drukken en/of
- het/de armpje(s) van [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) op [slachtoffer] 's rug te draaien en/of
- [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) bij zijn beentje(s) vast te pakken en hem aan zijn beentje(s) om te rollen en/of
- de fles met speen (met kracht) in het mondje van [slachtoffer] te duwen en/of
- de slab (of een vergelijkba(a)re voorwerp/structuur) strak om het mondje/de neus althans het gezicht [slachtoffer] heeft aangetrokken en/of
- [slachtoffer] (met kracht) (meermalen) (hard) vast te pakken en/of te knijpen en/of te slaan en/of stompen en/of schudden, althans heen en weer te bewegen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de conclusie van de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), de verklaringen van de verdachte en van [betrokkene] alsook de aangifte van Veilig Thuis, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met voorwaardelijk opzet zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan zijn bijna zeven maanden oude zoontje. Gelet op de NFI-rapportage acht de officier van justitie ook bewezen het strak aantrekken van een slab om de mond, maar niet zodanig dat zijn zoontje daardoor geen lucht meer kon krijgen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Op de specifieke standpunten van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen
Aangifte
Op 15 september 2020 werd het toen bijna zeven maanden oude zoontje van de verdachte, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum 2] , opgenomen in het Groene Hart ziekenhuis in Gouda. Nadat uit medisch onderzoek bleek dat [slachtoffer] – kort gezegd – twee gebroken armen, twee gebroken benen en diverse oude en nieuwe blauwe plekken had, heeft het ziekenhuis een melding bij Veilig Thuis gedaan. Op 21 september 2020 heeft Veilig Thuis vervolgens aangifte gedaan van zware mishandeling van [slachtoffer] . [2]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op 15 september 2020 thuis, in Schoonhoven, de fles heeft gegeven. Toen [slachtoffer] begon te huilen heeft hij [slachtoffer] hard vastgepakt en hem vervolgens met flinke kracht tegen zich aan gedrukt. Daarbij heeft hij [slachtoffer] ’s armpje vastgepakt en op zijn rug gedraaid. Later die ochtend heeft de verdachte [slachtoffer] naar bed gebracht. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] toen hard bij zijn beentje heeft gepakt en hem aan zijn beentje heeft omgerold. Dit heeft de verdachte herhaald toen [slachtoffer] weer terugrolde. [3] Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] veel te hardhandig heeft aangepakt, tegen zich aan heeft gedrukt en aan zijn beentjes heeft gedraaid toen [slachtoffer] in zijn bedje lag. Daarbij kwamen de armpjes van [slachtoffer] klem te zitten tussen de spijlen van het bed, maar heeft hij toch doorgedraaid. Ten aanzien van de blauwe plekken heeft de verdachte verklaard dat die door zijn toedoen op 14 en 15 september 2020 zijn ontstaan. [4]
Letsel
Uit forensisch onderzoek blijkt dat bij [slachtoffer] de volgende letsels zijn geconstateerd: acht botbreuken, drie gebroken ribben en meerdere onderhuidse bloeduitstortingen op verschillende plekken op het lichaam en huidletsel op de rechtervoet en bij de mond en neus. De deskundige van het NFI heeft geconcludeerd dat de combinatie van botbreuken, onderhuidse bloeduitstortingen en andere huidletsels veel waarschijnlijker is onder de hypothese van een niet-accidentele krachtsinwerking, dan onder de hypothese van een accidentele krachtsinwerking. De deskundige heeft vervolgens beoordeeld of dit letsel past bij het door de verdachte geschetste scenario. Hieruit is gebleken dat een groot aantal blauwe plekken en de ribbreuken inderdaad kunnen zijn ontstaan door het stevig vastpakken en tegen zich aandrukken van [slachtoffer] . Eén van de gebroken armpjes kan passen bij het geforceerd op de rug draaien van dat armpje en de gebroken beentjes kunnen passen bij het tweemaal hard aan de onderbenen doen omrollen van [slachtoffer] . [5]
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaarde handelingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer] op 15 september 2020 hardhandig heeft vastgepakt en met kracht tegen zijn lichaam heeft gedrukt, het armpje van [slachtoffer] met kracht op [slachtoffer] 's rug heeft gedraaid en hem tot twee keer toe met kracht aan zijn beentje heeft omgerold. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer] meerdere botbreuken opgelopen. Wat betreft de overige letsels, zoals de blauwe plekken en het huidletsel bij de mond, gaat de rechtbank ervan uit dat die ook door toedoen van de verdachte zijn veroorzaakt.
Vrijspraak overige ten laste gelegde handelingen
Naast de hiervoor genoemde handelingen, is er nog een aantal handelingen aan de verdachte ten laste gelegd. Het gaat – kort gezegd – om het laten vallen van [slachtoffer] , het hard in de mond duwen van zijn flesje, het aantrekken van een slab om de mond en het knijpen, slaan, stompen en schudden van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Uit het NFI-rapport blijkt dat het letsel bij de mond van [slachtoffer] kan passen bij het strak aantrekken van bijvoorbeeld een slab. De verdachte heeft echter ontkend dit te hebben gedaan. Nu het slechts een hypothese van de deskundige is en deze hypothese niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging. Dat geldt ook voor zover de verdachte heeft verklaard dat hij het flesje of de speen hardhandig in de mond van [slachtoffer] heeft geduwd omdat de deskundige van het NFI heeft geconcludeerd dat het geconstateerde letsel niet door een dergelijk handelen kan zijn ontstaan.
Verder is nergens uit gebleken dat sprake is geweest van het knijpen, slaan, stompen, schudden en heen en weer bewegen van [slachtoffer] . Noch in het NFI-rapport noch in de verklaringen van de verdachte is hiervoor enig aanknopingspunt te vinden. De verdachte wordt daarom ook van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken.
Tot slot heeft de verdachte verklaard dat hij in de avond van 14 september 2020 [slachtoffer] heeft laten vallen toen hij wilde opstaan uit een schommelstoel. Uit het NFI-rapport blijkt echter dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel niet kan zijn ontstaan door een val zoals door de verdachte beschreven. De rechtbank zal de verdachte daarom ook in zoverre vrijspreken.
Vrijspraak poging tot doodslag
Nu de rechtbank heeft bewezenverklaard welke handelingen van de verdachte het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt, dient zij de vraag te beantwoorden of deze handelingen gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot doodslag. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Zij overweegt daartoe als volgt.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de geconstateerde letsels niet levensbedreigend zijn geweest, tenzij de verdachte de ademhaling van [slachtoffer] heeft belemmerd door iets op zijn mond en/of neus te duwen. Nu dat laatste niet is komen vast te staan, concludeert de rechtbank dat [slachtoffer] niet in levensgevaar is geweest. Verder bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft geprobeerd te doden of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelingen zou komen te overlijden. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Zware mishandeling
Nu het primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling wel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarvoor dient de rechtbank eerst te beoordelen of het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Is dat het geval, dan dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van dat letsel.
Zwaar lichamelijk letsel
Artikel 82 Sr bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die bepaling laat de rechter evenwel de vrijheid om ook buiten die gevallen lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat letsel voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. De rechtbank is van oordeel dat het toegebrachte letsel, te weten acht botbreuken en drie ribbreuken, naar gewoon spraakgebruik zwaar lichamelijk letsel oplevert. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het gaat om een veelheid aan letsels, die tot gevolg hebben gehad dat [slachtoffer] gedurende lange tijd fysiek beperkt is geweest en zich niet heeft kunnen ontwikkelen zoals een baby van zijn leeftijd zich zou moeten kunnen ontwikkelen. De rechtbank zal dan ook bewezen verklaren dat door de verdachte zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] is toegebracht.
Opzet
Tot slot dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . Volgens de raadsvrouw is hier geen sprake van geweest, omdat de verdachte heeft gehandeld in een vlaag van verstandsverbijstering. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat de verdachte ‘vol’ opzet heeft gehad op het veroorzaken van zwaar lichamelijke letsel bij [slachtoffer] . De stukken of het verhandelde ter terechtzitting geven geen aanleiding om te veronderstellen dat de verdachte erop uit was om zijn zoon zo te schaden. Dat neemt niet weg dat de rechtbank dient te beoordelen of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het ontstaan van het letsel. Dit is het geval indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat letsel zou ontstaan.
Het is algemeen bekend dat baby’s zeer kwetsbaar zijn en dat een forse krachtsinwerking bij een baby daarom gemakkelijk tot (ernstig) letsel kan leiden. Van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel – welke kans zich ook heeft verwezenlijkt – was dan ook zonder meer sprake en de verdachte kan worden geacht daarmee bekend te zijn geweest. De bewezenverklaarde handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doen ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
De gemoedstoestand van de verdachte op dat moment maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Een geestelijke stoornis staat alleen aan een bewezenverklaring van opzet in de weg, indien bij een verdachte ten tijde van zijn handelen
iederinzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. De verdachte heeft weliswaar verklaard dit te hebben gedaan in een vlaag van verstandsverbijstering, maar niet is gebleken dat hij ieder inzicht kwijt was.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 14 september 2020 tot en met 15 september 2020 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, aan zijn zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere botbreuken, heeft toegebracht door
- [slachtoffer] met kracht tegen zijn, verdachtes, lichaam aan te drukken en
- het armpje van [slachtoffer] met kracht op [slachtoffer] 's rug te draaien en
- [slachtoffer] met kracht meermalen bij zijn beentjes vast te pakken en hem aan zijn beentjes om te rollen en
- [slachtoffer] met kracht hardhandig vast te pakken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de straftoemeting vooral veel waarde te hechten aan de over de verdachte uitgebrachte rapportages en daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan zijn voorarrest op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsrapport. Het is vooral van belang dat de verdachte hulp en behandeling kan krijgen, aldus de raadsvrouw.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van zijn zeven maanden oude zoontje [slachtoffer] . Hij heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Baby’s zijn uiterst kwetsbaar en volledig afhankelijk van hun ouders of verzorgers. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geweld heeft gebruikt tegen een weerloze baby en hem daarmee meerdere botbreuken heeft toegebracht. De verdachte heeft niet meteen verteld wat hij had gedaan, waardoor [slachtoffer] nodeloos lang pijn heeft geleden. Ook is de moeder van [slachtoffer] en zijn grootouders veel leed aangedaan.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 11 mei 2021 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapporten van [psycholoog 1] van 27 november 2020 en [psycholoog 2] van 29 december 2020, waarin – samengevat – het volgende staat.
De verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een depressieve episode met angst- en paniekklachten, deels in remissie onder behandeling. Er is volgens de deskundigen sprake van een recidiverende depressieve stemmingsstoornis dan wel een bipolaire stemmingsstoornis. Deze stoornis was ook aan de orde ten tijde van het ten laste gelegde feit. Bij de verdachte was sprake van een vicieuze cirkel, waarbij hij zich toenemend depressief en angstig, alsmede machteloos, radeloos en in paniek voelde. Hierbij was in toenemende mate sprake van het gevoel te falen (met name ook als vader) en een toenemend gevoel van controleverlies. Dit kwam mede tot uiting in suïcidaliteit, hetgeen in zekere zin agressie gericht op de verdachte zelf betreft. Dit laat zien dat gevoelens van agitatie en frustratie, die hij vooral geneigd is om sterk af te weren, sterker werden en meer naar de oppervlakte kwamen. Het is al met al zeer waarschijnlijk dat de spreekwoordelijke emmer bij de verdachte steeds meer volliep. Toen het hem voor zijn gevoel opnieuw niet lukte [slachtoffer] te voeden en hij hem niet rustig kreeg, zal dit zijn gevoel van machteloosheid, falen als vader en daarmee de depressieve klachten hebben getriggerd. Het leidde tot het overlopen van de emmer en een impulsdoorbraak als gevolg van de door zijn depressieve stoornis afgenomen draagkracht.
Op grond van het voorgaande adviseren de deskundigen het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het risico dat de verdachte naar een willekeurig persoon gewelddadig gedrag gaat vertonen is volgens de deskundigen laag. De verdachte is echter wel erg onzeker in zijn rol als vader en zal al snel het gevoel hebben tekort te schieten en het gevoel hebben te falen, met mogelijke gevoelens van frustratie en agitatie als gevolg. Het risico dat zonder passende behandeling opnieuw een vergelijkbare situatie kan ontstaan is weliswaar niet heel hoog, maar ook zeker niet uit te sluiten. Om het recidiverisico verder te verlagen, adviseren de deskundigen de rechtbank om de verdachte eerst te laten behandelen op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA), gevolgd door ambulante nazorg door een forensische polikliniek onder toezicht van de reclassering. Dit kan in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De behandeling zal zich moeten richten op de depressieve ziekteleer en de doorwerking hiervan op het ten laste gelegde. Ook zal moeten worden besproken hoe de verdachte zijn rol als vader weer op kan pakken en welke moeilijkheden hij daarbij tegen kan gaan komen. Daarnaast dient de verdachte goed ingesteld te worden op medicatie en - wanneer het zover is - ook weer stapsgewijs af te bouwen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en acht de conclusies van de onderzoekers duidelijk en goed onderbouwd. De rechtbank neemt de conclusies daarom over en legt deze conclusies mede aan haar oordeel ten grondslag. De rechtbank zal de verdachte daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar achten voor het bewezenverklaarde.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 3 juni 2021. Daarin wordt aangesloten bij de hiervoor weergegeven bevindingen uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek ten aanzien van het recidiverisico en de noodzaak van een behandeling. In lijn met de deskundigen adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname op een FPA, een ambulante behandelverplichting bij een forensische psychiatrische polikliniek van Fivoor en een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer] .
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin staat als uitgangspunt voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zonder wapen, een gevangenisstraf van drie maanden. Dat uitgangspunt doet echter geen recht aan de ernst van het in deze zaak bewezenverklaarde feit, in het bijzonder gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer en zijn afhankelijkheid van de verdachte, zijn eigen vader. Die ernst rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van meerdere jaren. Anderzijds moet niet uit het oog worden verloren dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, dat hij er niet op uit is geweest om zijn zoon zwaar letsel toe te brengen, en dat hij in zijn verhoren en ter terechtzitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft aangericht en alles wil doen om te voorkomen dat een dergelijke geweldsuitbarsting nogmaals zal kunnen plaatsvinden. Ook de verdachte zal het leed dat het feit heeft veroorzaakt nog lang met zich mee moeten dragen. In dat licht komt de door de officier van justitie gevorderde straf de rechtbank te hoog voor. De rechtbank acht het ook van groot belang dat de verdachte de juiste behandeling en begeleiding krijgt, mede omdat hij heeft verklaard in de toekomst een rol in het leven van [slachtoffer] te willen blijven spelen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De rechtbank zal geen contactverbod met [slachtoffer] opleggen, nu haar de noodzaak daarvan niet is gebleken. Na de detentie van de verdachte zal er - onder begeleiding van de betrokken instanties - juist worden toegewerkt naar contactherstel en uiteindelijk een zorgregeling tussen [slachtoffer] en de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarden die artikel 14e Sr stelt aan het bevelen van dadelijke uitvoerbaarheid, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal de op te leggen voorwaarden en het toezicht daarom niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 302 en 304 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
zware mishandeling, begaan tegen zijn kind;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (TWAALF) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland aan de Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste 6 maanden van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen op de forensische psychiatrische afdeling Roosenburg van Fivoor in Den Dolder, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een forensische polikliniek van Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. C.I.J. van den Bogert en J.M. Molenaar, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 795).
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 21 september 2020, p. 31-32.
3.Het proces-verbaal van het studioverhoor van [verdachte] d.d. 21 oktober 2020, p. 329-334.
4.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter zitting van 9 juni 2021.
5.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 mei 2021, opgemaakt door [forensisch arts] , p. 28-33.