ECLI:NL:RBDHA:2021:639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
C09/21/15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met een verkorte looptijd van anderhalf jaar

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) voor de verzoeker, die in financiële problemen verkeerde. De verzoeker had een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP, waarbij hij werd bijgestaan door zijn beschermingsbewindvoerder. Tijdens de zitting op 14 januari 2021 werd de verzoeker uitgenodigd en kreeg hij het WSNP-informatieboekje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden en dat hij voldeed aan de eisen voor toelating tot de WSNP.

De rechtbank heeft de looptijd van de WSNP vastgesteld op anderhalf jaar, met ingang van de uitspraak, en deze looptijd eindigt op 28 juli 2022. Dit besluit werd genomen na een afwijzing van een verzoek om een buitengerechtelijke schuldenregeling, waarbij ABN AMRO als weigerachtige schuldeiser werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het akkoord te wijten was aan nalatigheid van ABN AMRO, die haar vordering op het laatste moment had verhoogd zonder adequate onderbouwing. Hierdoor was het aanbod van de schuldhulpverlener niet meer haalbaar.

De rechtbank overwoog dat, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak, de standaard looptijd van drie jaar voor de WSNP kon worden verkort. De verzoeker had zich al in 2016 aangemeld voor hulp bij zijn schulden en had zich onder beschermingsbewind gesteld. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker zich voldoende had ingespannen om zijn schuldenproblematiek aan te pakken en dat de andere schuldeisers niet benadeeld zouden worden door een kortere looptijd. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.G.C. Veneman en uitgesproken in aanwezigheid van griffier D.D. Elsayed-Vorst.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/21/15 R
Vonnis van 28 januari 2021
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker.

1.De beslissing

- De rechtbank spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit over:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
- De rechtbank stelt de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling vast op anderhalf jaar, met ingang van heden, zodat de looptijd eindigt op 28 juli 2022;
- De rechtbank stelt vast dat alle gelegde beslagen komen te vervallen.
- De rechtbank benoemt tot rechter-commissaris: mr. R.G.C. Veneman,
en tot bewindvoerder: J. Lagendaal (Equalis Bewindvoering),
Postbus 12
3214 ZG Zuidland;
- De rechtbank draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van verzoeker in te zien.
  • De rechtbank bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
  • zolang de schuldsaneringsregeling loopt en
  • als er genoeg geld op de boedelrekening staat.

2.Procesverloop

- De verzoeker heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
- De verzoeker is uitgenodigd voor de zitting op 14 januari 2021. Bij die uitnodiging heeft verzoeker ook het WSNP-informatieboekje gekregen.
  • Op de zitting zijn verschenen:
  • verzoeker;
  • M.A.T. Noordzij, beschermingsbewindvoerder en schuldhulpverlener.

3.Beoordeling van het verzoek

De verzoeker kan alleen in de WSNP komen als verzoeker te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van de schulden. De rechtbank kijkt vooral naar schulden die in de afgelopen vijf jaar zijn ontstaan.
De verzoeker voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP. De verzoeker moet zich houden aan alle verplichtingen van de WSNP, alleen dan kan de WSNP eindigen met de zogenoemde “schone lei”. De verplichtingen staan in het WSNP-informatieboekje.
Voor wat betreft de looptijd van de WSNP overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft op 28 januari 2021 een verzoek ex artikel 287a Fw om een schuldeiser te bevelen mee te werken aan een buitengerechtelijke schuldenregeling afgewezen. Uit voornoemd vonnis is af te leiden dat de buitengerechtelijke schuldenregeling niet is geslaagd door verwijtbaar handelen van ABN AMRO, die als (enige) weigerachtige schuldeiser moest worden aangemerkt. ABN AMRO heeft – een jaar na de eerste opgave van haar schuld aan de schuldhulpverlening en nadat, onder meer op basis van die opgave, een voorstel tot een akkoord aan alle crediteuren was gedaan – zonder nadere onderbouwing een gewijzigde, verhoogde vordering aan de schuldhulpverlener doorgeven. De schuldhulpverlener heeft vervolgens meermaals tevergeefs om een onderbouwing van de verhoogde vordering verzocht. ABN AMRO heeft uiteindelijk één dag voor behandeling van het verzoekschrift ex artikel 287a Fw de verzochte onderbouwing gegeven. Hierdoor is de totale schuldenlast hoger en is het aanbod dat de schuldhulpverlener, namens verzoeker, aan de schuldeisers heeft gedaan niet langer juist. Het oorspronkelijke aanbod kan, gelet op de hogere schuldenlast, dus niet meer worden nagekomen, terwijl op zo’n korte termijn voor de zitting (uiteraard) geen herzien voorstel aan alle crediteuren meer kan worden gedaan. De rechtbank heeft ABN AMRO bij de behandeling van het verzoekschrift ex artikel 287a Fw in overweging gegeven alsnog in te stemmen met het aanbod voor de oorspronkelijke opgave van haar vordering, omdat het onzorgvuldig handelen van ABNAMRO anders voor rekening zou komen van verzoeker. ABN AMRO heeft desondanks volhard in haar weigering, waardoor de rechtbank gehouden was het verzoek af te wijzen.
De rechtbank overweegt, met inachtneming van de hiervoor weergegeven bijzondere omstandigheden, als volgt. De standaard looptijd van de schuldsaneringsregeling is door de wetgever op drie jaar gesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 349a Fw heeft de rechtbank de bevoegdheid om deze termijn aan te passen. Zo kan bij de opheffing van een faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregeling verkorten voor de duur dat in het faillissement is voldaan aan de verplichtingen die ook in de schuldsaneringsregeling gelden, zoals de afdrachtverplichting. Aangenomen moet worden dat deze mogelijkheid – onder omstandigheden – ook bestaat bij een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder een voorafgaand faillissement.
In dit geval heeft schuldenaar zich al in 2016 aangemeld om uit zijn schuldenproblematiek te geraken. Hij heeft zich in dit verband inmiddels onder beschermingsbewind doen stellen en spant zich, door fulltime te werken, tot het uiterste in om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te genereren. Inmiddels heeft schuldenaar, ter voorbereiding op de aanbieding van een buitengerechtelijk akkoord, anderhalf jaar conform de richtlijnen van Recofa afgedragen. Indien het verzoekschrift ex artikel 287a Fw wel zou zijn toegewezen, dan zou de buitengerechtelijke schuldenregeling dus nog circa anderhalf jaar hebben geduurd.
Nu de afwijzing van het aangeboden akkoord rechtstreeks is terug te voeren op nalatigheid van ABN AMRO, terwijl ABN AMRO ook te kennen heeft gegeven op zich positief te staan tegenover een akkoord, alle andere crediteuren met het akkoord instemden en zij – aldus de schuldhulpverlener ter zitting – ten opzichte van het aangeboden akkoord (nagenoeg) niet worden benadeeld door een kortere looptijd van de schuldsaneringsregeling, is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval de looptijd van de schuldsaneringsregeling dient te worden verkort en dient te worden vastgesteld op anderhalf jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken op 28 januari 2021 in tegenwoordigheid van D.D. Elsayed-Vorst, griffier.