ECLI:NL:RBDHA:2021:6369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
09/035338-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een gevangenisstraf wegens medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en voorbereiding van de handel in die middelen

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en de voorbereiding van de handel in die middelen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 februari 2021 te Hillegom, waar de verdachte samen met een of meer anderen betrokken was bij de handel in verdovende middelen, waaronder hennep, heroïne, cocaïne en MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze middelen en dat hij beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte voldoende nauwe en bewuste samenwerking vertoonden, wat leidde tot de conclusie dat het medeplegen bewezen was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 156 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor opiumwetdelicten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/035338-21
Datum uitspraak: 22 juni 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Hillegom,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 1 april 2021 (pro forma) en 8 juni 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E.M. Wösten en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B. Hartman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 april 2021 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Hillegom, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad,
te weten een hoeveelheid hennep (ongeveer 590 gram) en/of hasj (ongeveer 34,6 gram),
dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad,
te weten een auto en/of een opslagbox/bedrijfsruimte en/of een weegschaal en/of gripzakjes en/of een telefoon en/of een geldbedrag,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij
bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Hillegom, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
een hoeveelheid heroïne (44,9 gram) en/of cocaïne (18,3 gram) en/of MDMA (432 pillen, zijnde 184,3 gram en/of 5,3 gram) en/of een auto en/of een opslagbox/bedrijfsruimte en/of een weegschaal en/of gripzakjes en/of een telefoon en/of een geldbedrag
voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Hillegom, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjies
(respectievelijk ongeveer 590 gram en 34,6 gram),
zijnde hennep en/of hasjies (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Hillegom, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 44,9 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 18,3 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 432 pillen (zijnde 184,3 gram) en/of 5,3 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bepleit, met dien verstande dat hij zich met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 590 gram hennep op het standpunt heeft gesteld dat dit kan worden bewezenverklaard.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 178).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 13 - 17):
De melder heeft een USB stick met camerabeelden aangeleverd van binnen en van buiten de opslagloods. Het filmpje begint op 17 oktober 2020 om 01:23:10 uur.
Ik zag op de beelden dat een man naar binnen komt. Ik zag dat een grijze personenauto naar binnen wordt gereden waarvan de verlichting uit staat. Ik herken het voertuig als een vijfdeurs Opel Corsa. Ik zag dat de bestuurder dezelfde persoon is als die eerst op de beelden te zien is. Ik herken de bestuurder als de mij bekende [medeverdachte]
Ik zag dat [medeverdachte] naar de bestuurderskant loopt en het portier opent van de
bestuurder. Ik zag dat man 2 via de bijrijderskant naar de motorkap loopt. Ik zag dat
[medeverdachte] hierop naar de kofferbak loopt en dat man 2 bij [medeverdachte] komt staan. Te zien is dat [medeverdachte] bezig is in de kofferbak en dat man 2 er bij staat en kijkt. Ik zag dat [medeverdachte] na een aantal seconden iets uit de kofferbak haalt en op de grond neerzet. Ik heb het vermoeden dat dit een plastic zak/tas is die dichtgeknoopt is. Ik zag hierop dat man 2 de zak oppakt en door de deur naar buiten loopt. Man 2 loopt als eerste naar binnen en [medeverdachte] komt achter man 2 aan. Man 2 had de plastic zak/tas die hij bij zich had toen hij naar buiten liep niet meer bij zich. Ik zag dat [medeverdachte] een grote tas in zijn handen heeft. [medeverdachte] en man 2 lopen beiden naar de motorkap. [medeverdachte] en man 2 zijn beiden bezig bij de motorkap. Te zien is dat [medeverdachte] iets uit het gedeelte bij het motorblok haalt en in de door [medeverdachte] meegenomen grote tas doet. Ik vermoed dat het gaat om een zelfde soort plastic zak/tas als uit de achterbak werd gehaald. Ik zag dat man 2 met de grote tas weer weggaat en naar buiten loopt.
Ik kan man 2 als volgt omschrijven:
-Blank/ licht getint
-Donkere kleding
Het tweede filmpje begint op 17 oktober 2020 om 17:59:16.
Ik zag twee mannen naar buiten komen. De eerste die naar buiten komt herken ik als [medeverdachte] . Te zien is dat [medeverdachte] de deur openhoudt voor de tweede man, die een bigshopper tas vasthoudt. Te zien is dat [medeverdachte] de deur op slot draait en dan achter man 2 aanloopt het beeld uit.
Foto bijlage: Camerabeelden [adres 2] .
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 7 - 8):
[aangever] vertelde dat op camerabeelden is te zien dat op 17 oktober 2020 omstreeks 17.59 uur de boodschappentas werd weggedragen uit de beneden unit G 11. [aangever] vertelde dat hij sinds 1 oktober 2020 een beneden unit G 11 heeft verhuurd aan: [medeverdachte] geboren te Haarlem op 8 februari 2000.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 11 - 12):
Op 27 oktober 2020 werd rond 15.50 uur onopvallend gepost op de [adres 3] te Hillegom waarbij gezien werd dat een bestelbus parkeerde. Na circa 10 minuten kwam er een Opel Corsa voorzien van kenteken: [kenteken 1] aanrijden. De Opel Corsa werd dicht tegen de bestelbus aan geparkeerd wat circa 30 seconden duurde. Ik had het idee dat er contact was tussen de bestuurder van de bestelbus en de inzittenden van de Corsa. Na ongeveer 30 seconden reed de Corsa weer weg. Bestuurder van de bestelbus stak na ongeveer 15 minuten een joint op. Gezien het korte contact wat de inzittenden van de Corsa hadden met de bestuurder van de bestelbus had ik het vermoeden dat er een overdracht van drugs had plaatsgevonden. Ik vermoed dat [medeverdachte] een van de inzittenden van de Corsa was.
Ik ben in de dagen nadat wij het voertuig zagen op de [adres 3] op verschillende dagen en verschillende tijdstippen langs het GBA adres van [medeverdachte] aan de [adres 4] in Hillegom gereden. Ik heb hier op zeker vier verschillende dagen en tijdstippen het voertuig geparkeerd zien staan in de nabijheid van de [adres 4] . Het is dus aannemelijk te achten dat [medeverdachte] gebruik maakt van het voertuig.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 27):
[medeverdachte] maakt gebruik van een Opel Corsa, kleur grijs, kenteken [kenteken 1] . Op 05 februari 2021 vastgesteld dat [medeverdachte] gebruik maakte van een Renault Clio, kleur grijs, kenteken [kenteken 2] .
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 28 - 31):
Op 6 februari 2021 zag ik tussen 16:28 - 16:31 uur op de beveiligingsbeelden van de loods aan de [adres 2] te Hillegom dat de Renault Clio aan het begin van de oprit stilstaat aan de zijde van de [adres 2] . Daarnaast aan de zijkant staat geparkeerd een donkerkleurige Peugeot, gelijk aan de Peugeot voorzien van kenteken [kenteken 3] . Vanuit de loods komt [medeverdachte] aanlopen. Ik zie dat [medeverdachte] naar de Clio toeloopt. De bestuurder van de Renault Clio was ondertussen uitgestapt. Ik herkende de bestuurder als [verdachte] . [verdachte] opende een portier van de Peugeot en haalde daar een grote bigshopper uit met een donkere kleur met een print er op. Ik zag dat [verdachte] erg zenuwachtig was en meerdere malen schichtig om zich heen keek. De bigshopper wordt direct op de achterbank van de Renault Clio gezet. [medeverdachte] stapt in aan de bestuurderszijde. [verdachte]
stapt aan de bijrijderskant in. Vervolgens rijdt de Clio naar de voordeur van de loods. [medeverdachte] en [verdachte] stappen uit het voertuig en kijken meerdere malen om zich heen. Vervolgens opent [verdachte] het achterportier van de Renault Clio en pakt de donkerkleurige bigshopper vanaf de achterbank. Deze bigshopper heeft een print met donkere roze tulpen. [medeverdachte] en [verdachte] lopen met de bigshopper de loods in. Enkele seconden later komen beide mannen de loods uit lopen en rijden weg.
Op 6 februari 2021 om 19.50 uur zag ik dat de Peugeot voorzien van kenteken [kenteken 3] stopte bij de loods. Ik zag dat de bestuurder [verdachte] uitstapte. Ik zag dat [verdachte] de deur van de loods met een sleutel opende. Ik zag [verdachte] naar binnen gaan in de loods. Vervolgens is [verdachte] op 6 februari 2021 om 19:53 uur aangehouden.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 32 - 34):
Op 5 februari 2021 zagen wij dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] om 15:11 uur box [nummer 1] binnen liepen en een sleutel gebruikten om binnen te gaan. Korte tijd later liepen beide personen weer naar buiten. [verdachte] sloot af middels een sleutel.
Later die dag om 19:40 uur zag ik de Peugeot 108, voorzien van kenteken [kenteken 3] van [verdachte] over de [adres 2] rijden richting de opslagbox. Ik zag dat de Peugeot parkeerde en dat de bestuurder naar de opslagbox liep en bij [nummer 1] de box binnen ging middels de sleutel. Ik zag dat om 19:52 uur de man de box afsluit en naar de Peugeot loopt, instapt en wegrijdt. Gezien het postuur, de locatie, de toegang tot de box en het voertuig is dit zeer waarschijnlijk [verdachte] .
7. Het proces-verbaal aanhouding van de verdachte [verdachte] , opgemaakt op 6 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 76-78):
Op zaterdag 6 februari 2021 om 19.53 uur werd de verdachte [verdachte] aangehouden als verdachte van overtreding van artikel 3/C Opiumwet en artikel 11/2 Opiumwet. Er stond een auto met kenteken [kenteken 3] voor de loods,
gelegen aan de [adres 2] te Hillegom. Ik zag dat een voor mij onbekende man de deur openende. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een doorzichtige witkleurige plastic tas vast hield met daarin gevulde sealbags met hennep. Ik, [verdachte] , voelde meerdere coupures aan briefgeld in zijn broekzak zitten, een mobiele telefoon en zag dat er een wit kleurige ponypack uit zijn jas viel.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 februari 2021,voor zover inhoudende (p. 71-75):
Op 8 februari 2021 hebben wij een onderzoek ingesteld in een voertuig, Peugeot 108 kleur zwart voorzien van het kenteken [kenteken 4] . Ik zag in het bestuurdersportier 30 euro liggen. Ik zag dat het een briefje van 20 euro en een briefje van 10 euro waren. Ik zag in het middenconsole een doorzichtig zakje liggen, een zogenoemd
boterhamzakje. Ik zag dat in het zakje een wit poeder zat.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 45 - 46):
Op 6 februari 2021 werd de verdachte [verdachte] aangehouden met een handelshoeveelheid verdovende middelen bij de loods [nummer 1] . De loods werd betreden en hierbij zijn diverse goederen in beslag genomen.
Ik zag aan de rechterzijde een witte eettafel met daarop een weegschaal.
Aan de linkerzijde van de loods, zag ik een ladenblok met daarnaast drie open boodschappen
(tassen)staan.
1) Vanaf de deur gezien, betrof de eerste tas een roze big shopper met tulpenopdruk. Eerder op de dag is vastgelegd aan de hand van beveiligingsbeelden van de loods, dat deze tas door reeds aangehouden verdachte [verdachte] de loods is binnengebracht. Ik zag dat genoemde tas voorzien was van:
- een grote grip zak met hennepgruis.
- een doos met lege gripzakjes.
- een klein boterhamzakje hennep en een zak met pillen.
2) Naast genoemde tas zag ik een big shopper tas met Actionopdruk staan. Ik zag dat genoemde tas was voorzien van:
- een grote doorzichtige zak met hennep.
Gezien mijn taakaccenthouderschap "Hennep" ben ik regelmatig in hennep-kwekerijen dan wel drogerijen geweest en kan ik zeggen dat ik de aangetroffen hennep herkende aan de kleur, geur en samenstelling. Ik heb daar geen enkele twijfel over.
3) Naast de Actiontas zag ik een Hoogvliet boodschappentas staan, voorzien van meerdere flessen Ammoniak en een koekenpan.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 94):
Vanuit de loods, gelegen aan de [adres 2] box [nummer 1] werden de volgende verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen
-2 gram hennep
-12 stuks hennep en in totaal 23,4 gram
-7 stuks hasj in totaal 11.3 gram
-1 gripzakje hennep in totaal 2 gram
-14 zakjes hennep in totaal 28 gram
- 590 gram hennep
- 432 pillen vermoedelijk XTC
- 34,6 gram hasj
-15 bolletjes vermoedelijk heroïne
-13 bolletjes wit poeder (onbekend wat)
- 20.1 gram amfetamine
- 4 stuks in totaal 2,8 gram cocaïne
- 6,9 gram heroïne
- 4 pillen vermoedelijk MDMA
- 6,4 poeder (onbekend wat)
-17,8 gram (onbekend wat)
- 1 ponypack vermoedelijk cocaïne
- 46,1 gram heroïne
Onder de verdachte [verdachte] werd in zijn fouillering 1 ponypack aangetroffen.
11. Kennisgevingen van inbeslagneming van goednummers [PL nummer 2] , opgemaakt op 7 februari 2021 (ongenummerd);
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 maart 2021, voor zover inhoudende (p. 178 - 183):
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid: 432 Stuks
Goednummer: [nummer 2]
SIN Goed: AAOH8063NL
Object: Verdovende middelen
Omschrijving: 432 schildvormige grijs-paarskleurige tabletten, met een Maybach logo, met een totaal netto vastgesteld gewicht van 184,3 gram. (weging Narcotica)
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK 5656NL. Positief op vermoedelijk MDMA.
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid: 1 Boterhamzakje
Goednummer: [nummer 2]
SIN Goed: AAOH8066NL
Object: Verdovende middelen
Omschrijving: een dichtgeknoopt boterhamzakje met hierin een bruinkleurige substantie in poeder- en brokjesvorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 44,9 gram. (weging Narcotica)
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN:
AANJ8710NL. Positief op vermoedelijk heroïne.
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid: 1 Boterhamzakje
Goednummer: [nummer 2]
SIN Goed: AAOH8088NL
Object: Verdovende middelen
Omschrijving: een dichtgeknoopt boterhamzakje met daarin een dichtgeknoopt boterhamzakje met hierin een witte substantie in poeder- en brokjesvorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 18,3 gram. (weging Narcotica)
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN:
AANJ8711NL. Positief op vermoedelijk cocaïne.
13. rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFiDENT) van 18 maart 2021 (p. 184, 185, 186 en 187), voor zover inhoudende:
AANK5656NL tablet, grijs/paars, uit 184,3 gram; conclusie: bevat MDMA.
AANJ8710NL poeder en brokjes, bruin, uit 44,9 gram; conclusie: bevat heroïne.
AANJ8711NL poeder en brokjes, wit, uit 18,3 gram; conclusie: bevat cocaïne.
AANK4235NL brok, beige, uit 5,3 gram; conclusie: bevat MDMA.
14. Kennisgeving van inbeslagneming van goednummer [PL nummer 1] (ongenummerd), voor zover inhoudende:
Tijdens insluitingsfouillering bleek verdachte 200 euro bij zich te hebben.
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Object: Geld (biljetten)
Aantal: 12 stuks
Totale hoeveelheid: 200 EUR
Bijzonderheden: 8 biljetten van 20 euro en 4 biljetten van 10 euro
15. Kennisgeving van inbeslagneming van goednummer [PL nummer 1] (ongenummerd), geregistreerd op 21 februari 2021, voor zover inhoudende:
Geld aangetroffen onder de verdachte
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Object: Geld
Totale hoeveelheid: 390 EUR
Bijzonderheden: 3x10; 8x20; 4x50.
16. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 juni 2021, voor zover inhoudende:
“Op 5 februari 2021 heb een tas waarop tulpen stonden naar de loods in Hillegom gebracht. Ik wist dat er hennep in de tas zat”;
3.4.
Bewijsoverwegingen
Wetenschap en beschikkingsmacht
Voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten is vereist dat bij de verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen en de voorbereidingsmiddelen en dat hij daarover de beschikkingsmacht had. Voor de beantwoording van die vraag is het voldoende vast te stellen dat de verdovende middelen en de voorbereidingsmiddelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de middelen.
Gezien is dat de verdachte de loods is binnengegaan met in zijn hand een big shopper met opdruk, welke big shopper een dag later in de loods is aangetroffen met daarin hennep en 432 pillen bevattende MDMA. De verdachte heeft verklaard dat hij wist van de hennep in de tas, maar niet van de 432 pillen. De verklaring van de verdachte dat hem door iemand gevraagd was die tas in de loods te zetten en een dag later op te halen terwijl hij niet wist wat er in de big shopper zat behalve de hennep, is niet aannemelijk. Gezien is juist dat de verdachte de big shopper uit de Peugeot haalde waar hij zelf in reed, de big shopper in de Renault Clio van medeverdachte [medeverdachte] zette, deze vervolgens zelf weer uit de Renault Clio haalde en mee de loods in heeft genomen. Ook had de verdachte de beschikking over de sleutel van de door [medeverdachte] gehuurde opslagbox in de loods en is hij ook in de loods geweest als [medeverdachte] daar niet was.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over alle genoemde goederen waaronder de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de opslagbox in de loods.
Daaruit volgt dat de verdachte verdovende middelen en druggerelateerde goederen opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Opzet op voorbereidingshandelingen
Voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet is vereist dat de dader het opzet heeft gehad dat hij met zijn handelen het bewerken en het verhandelen van harddrugs bevorderde.
Gelet alleen al op de hoeveelheden en verschillende soorten aangetroffen verdovende middelen die niet duiden op eigen gebruik, terwijl ook nog andere voorwerpen zijn aangetroffen zoals lege gripzakjes en een weegschaal in de loods, en geld in kleine coupures en een gripzakje wit poeder in de Peugeot waarin de verdachte reed en geld en een ponypack cocaïne in zijn fouillering, concludeert de rechtbank dat de verdachte niet alleen wist dat de aangetroffen goederen bedoeld waren voor de handel in verdovende middelen maar dat hij ook het opzet heeft gehad dat hij met zijn handelen het bewerken en het verhandelen van verdovende middelen bevorderde. Daarbij weegt de rechtbank mee dat medeverdachte [medeverdachte] is geobserveerd bij een vermoedelijke overdracht van verdovende middelen aan een persoon en bij het uit zijn auto halen van een plastic zak onder de motorkap met daarin vermoedelijk verdovende middelen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zowel apart als samen zijn gezien terwijl zij de door medeverdachte [medeverdachte] gehuurde opslagbox binnengingen. Beiden hadden een sleutel. De dag voor het aantreffen van verdovende middelen in de opslagbox, zijn zij samen gezien in een auto buiten de loods, zijn zij samen de loods binnengegaan, terwijl de verdachte een big shopper vasthad waar – een dag later – verdovende middelen in zijn gevonden en hadden zij samen de verdovende middelen en de voorbereidingsmiddelen die in de tenlastelegging zijn genoemd ook daadwerkelijk tot hun beschikking.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] tezamen en in vereniging de in de loods aangetroffen verdovende middelen, te weten hennep en hasj als bedoeld in lijst II van de Opiumwet en MDMA, cocaïne en heroïne als bedoeld in lijst I van de Opiumwet, opzettelijk aanwezig hebben gehad en de handel in die verdovende middelen hebben voorbereid.
Gelet op het vorengaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 6 februari 2021 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander stoffen en voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten een hoeveelheid hennep (ongeveer 590 gram) en hasj (ongeveer 34,6 gram), dan wel vervoermiddelen, ruimten en gelden voorhanden heeft gehad, te weten een auto en een opslagbox en een weegschaal en gripzakjes en een geldbedrag, waarvan hij en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij op 6 februari 2021 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van heroïne en cocaïne en MDMA,
zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, een hoeveelheid heroïne (44,9 gram) en cocaïne (18,3 gram) en MDMA (432 pillen, zijnde 184,3 gram en 5,3 gram) en een auto en een opslagbox en een weegschaal en gripzakjes en een geldbedrag voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
hij op 6 februari 2021 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en hasjies
(respectievelijk ongeveer 590 gram en 34,6 gram), zijnde hennep en hasjies middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 6 februari 2021 te Hillegom tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 44,9 gram heroïne en ongeveer 18,3 gram cocaïne en ongeveer 432 pillen (zijnde 184,3 gram) en 5,3 gram MDMA, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die reeds in voorarrest is uitgezeten, desnoods aangevuld met een taakstraf. De raadsman heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, dan wel de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten doorlopen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs en softdrugs en aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor harddrugsdelicten en softdrugsdelicten. Het is algemeen bekend dat drugs zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het frequente gebruik van harddrugs geestelijke aandoeningen kan veroorzaken. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Er wordt daarom krachtig opgetreden tegen drugsdelicten zoals die hier aan de orde zijn. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin en zich kennelijk totaal niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en voor de maatschappij. De rechtbank rekent hem dit aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 mei 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld wegens opiumwetdelicten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 31 maart 2021. De reclassering kan gezien de ontkennende proceshouding van de verdachte geen verbanden leggen tussen mogelijke risicofactoren, recidiverisico en onderhavige feiten.
Vanuit de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de reclassering mogelijk al aanwezige beschermende factoren op het gebied van huisvesting, financiën en inzet voor terugkeer naar de arbeidsmarkt. De verdachte blijkt in het verleden vanuit zijn sociaal netwerk negatief beïnvloed te zijn geweest en ervaart moeilijk eigen grenzen te kunnen aangeven.
Strafoplegging
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel reeds in voorarrest is uitgezeten passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Zij zal daaraan geen bijzondere voorwaarden verbinden, nu de reclassering geen aanknopingspunten ziet voor een reclasseringstoezicht.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 2 genummerde geldbedragen zullen worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen geldbedragen niet verbeurd dienen te worden verklaard, maar teruggegeven dienen te worden aan de verdachte, omdat niet gesteld kan worden dat deze geldbedragen bestemd zijn voor voorbereidingen van drugshandel.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde geldbedragen verbeurdverklaren. Deze geldbedragen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze geldbedragen aan de verdachte toebehoren en deze geldbedragen zijn bestemd tot het begaan van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10, 10 a, 11 en 11a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijsten I en II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van stoffen en voorwerpen voorhanden hebben dan wel vervoermiddelen, ruimten en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
210(
TWEEHONDERDTIEN)
DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
156(
HONDERDZESENVIJFTIG)
DAGEN,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart verbeurdde op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde geldbedragen, te weten: een geldbedrag van € 30,00 en een geldbedrag van € 390,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. J.J. Arts, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2021.