In deze zaak hebben eisers op 1 april 2019 een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (verweerder) over hun buren, die camera's hebben geïnstalleerd die mogelijk gericht zijn op de woning en tuin van eisers. De eisers stellen dat deze handeling in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Verweerder heeft de klacht bij besluit van 12 november 2019 niet verder in behandeling genomen, en het bezwaar van eisers tegen dit besluit is bij besluit van 3 maart 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 15 juni 2021 de zaak behandeld via een skype-verbinding, waarbij eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals de derde-partij en diens echtgenote.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat verweerder beleidsvrijheid heeft om al dan niet handhavend op te treden en dat het niet onredelijk is dat verweerder gebruik heeft gemaakt van prioriteringscriteria. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende informatie heeft ingewonnen om tot het besluit te komen en dat het niet noodzakelijk was om eisers te horen voorafgaand aan het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat er onvoldoende feitelijke aanknopingspunten zijn om een overtreding van de AVG vast te stellen. De rechtbank wijst erop dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de camera's daadwerkelijk beelden opnemen en dat er sprake is van een inbreuk op hun privacy. De rechtbank concludeert dat een eventueel optreden van verweerder niet doeltreffend en niet doelmatig zal zijn, gezien de verstoorde burenrelatie en de beperkte middelen van verweerder.