ECLI:NL:RBDHA:2021:6346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
SGR 20/5285
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bevestiging optieverklaring voor Nederlanderschap op basis van moederlijke afkomst

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de minister van Buitenlandse Zaken om de optieverklaring van eiser te bevestigen. Eiser, woonachtig in Israël, stelt dat hij recht heeft op het Nederlanderschap omdat zijn moeder, die inmiddels is overleden, een succesvolle optieverklaring had kunnen doen. Eiser baseert zijn claim op het feit dat zijn grootmoeder, bij de geboorte van zijn moeder, de Nederlandse nationaliteit bezat.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de moeder van eiser, bij haar geboorte, geen recht had op de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank legt uit dat de relevante wetgeving, de Wet op het Nederlanderschap en Ingezetenschap (WNI), bepaalt dat de echtgenote van een Nederlander de nationaliteit van haar man volgt, zodra zij beiden dezelfde nationaliteit hebben. Dit betekent dat de nationaliteit van de grootmoeder van eiser, die op 15 mei 1948 automatisch de Israëlische nationaliteit verkreeg, bepalend is voor de nationaliteit van zijn moeder. Aangezien de grootmoeder op dat moment haar Nederlandse nationaliteit verloor, kon de moeder van eiser geen optieverklaring indienen.

De rechtbank wijst ook de stelling van eiser af dat het gelijkheidsbeginsel zou moeten leiden tot een andere uitkomst. De rechtbank stelt dat het gelijkheidsbeginsel niet kan leiden tot het buiten toepassing laten van een formele wet. De rechtbank concludeert dat de weigering van de minister om de optieverklaring van eiser te bevestigen terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser komt dus niet in aanmerking voor het Nederlanderschap op basis van de optieverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Israël), eiser

(gemachtigde: mr. J. Houdijk),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. I.S. IJserinkhuijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2019 heeft verweerder geweigerd de optieverklaring van eiser te bevestigen.
Bij besluit van 24 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 26 mei 2021. De gemachtigde van eiser en die van verweerder waren er.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser woont in Israël en wil Nederlander worden. Hiervoor heeft hij een optieverklaring afgelegd. Volgens eiser komt hij in aanmerking voor de Nederlandse nationaliteit. Zijn moeder ( [moeder] ) had namelijk een succesvolle optieverklaring kunnen doen toen zij nog leefde. Bij de geboorte van [moeder] had haar moeder (dus de oma van eiser; [oma] ) immers de Nederlandse nationaliteit. [1]
2. Verweerder heeft geweigerd de optieverklaring van eiser te bevestigen. Volgens hem had [oma] bij de geboorte van [moeder] uitsluitend de Israëlische nationaliteit. In bezwaar heeft verweerder de weigering gehandhaafd.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat vinden partijen in beroep?
4. Eiser stelt dat [oma] bij de geboorte van [moeder] nog wel de Nederlandse nationaliteit had. Volgens hem volgt dit uit de strekking van artikel 5, tweede lid, van de Wet op het Nederlanderschap en Ingezetenschap (WNI). Bij die bepaling moet uitsluitend worden gekeken naar de dag van het huwelijk tussen [oma] en haar echtgenoot, [A] .
5. Verweerder heeft op het beroep gereageerd. Hij blijft bij wat er in het bestreden besluit staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het volgende staat vast. [oma] is op [geboortedag 1] 1918 geboren in Den Haag en had vanaf haar geboorte de Nederlandse nationaliteit. Zij is op 10 september 1946 gehuwd met [A] , die op dat moment nog staatloos was. Bij de stichting van de Israëlische Staat op 15 mei 1948 verkregen beiden automatisch de Israëlische nationaliteit. [moeder] is op [geboortedag 2] 1953 uit [oma] geboren en op 10 september 1991 overleden.
7. Partijen verschillen van mening over de uitleg en toepasselijkheid van artikel 5, tweede lid, van de WNI. In die bepaling staat dat de echtgenote, die de staat van Nederlander zelfstandig heeft, staande het huwelijk de staat van haar man volgt, zodra beide van éénzelfde nationaliteit zijn. De keuze van de wetgever voor ‘staande’ en ‘zodra’ sluiten de uitleg van eiser uit. Een ander woord voor ‘staande’ is immers ‘tijdens’. Het gaat dus om wijzigingen in nationaliteit tijdens een huwelijk en niet op de dag van het huwelijk. Vaststaat dat [oma] zelfstandig de Nederlandse nationaliteit had en dat zij en haar echtgenoot op 15 mei 1948 - dus tijdens hun huwelijk - automatisch de Israëlische nationaliteit verkregen. [oma] verloor gelet op artikel 5, tweede lid, van de WNI op die datum automatisch de Nederlandse nationaliteit. Dit betekent dat zij bij de geboorte van [moeder] op [geboortedag 2] 1953 niet meer de Nederlandse nationaliteit had. [moeder] had dus geen succesvolle optieverklaring kunnen doen toen zij nog leefde. Daarom is de optieverklaring van eiser ook niet succesvol.
8. Verder gaat de rechtbank niet mee in de stelling van eiser op zitting dat artikel 5, tweede lid, van de WNI buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het gelijkheidsbeginsel. Dit beginsel kan er immers niet toe leiden dat een bepaling uit een wet in formele zin buiten toepassing blijft. Bovendien gaat het onderscheid dat eiser aanvoert tussen joden die voor en na 1953 naar Israël zijn gekomen over een andere verliesgrond, te weten die van artikel 7, derde lid, van de WNI. De rechtbank wijst er in dit verband op dat [oma] de Israëlische nationaliteit niet door haar huwelijk met [A] heeft verkregen.
9. Eiser kwam dus niet in aanmerking voor het Nederlanderschap door optie. Verweerder heeft de weigering om de optieverklaring te bevestigen terecht in bezwaar gehandhaafd. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusies
10. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Rijkswet op het Nederlanderschap

Artikel 6
Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap:
[..]
i. de vreemdeling die voor 1 januari 1985 is geboren uit een moeder die ten tijde van zijn geboorte Nederlander was, terwijl de vader ten tijde van die geboorte niet-Nederlander was;
[..]
k. de vreemdeling die is geboren als kind van een van de in de onderdelen i of j bedoelde personen die het Nederlanderschap heeft verkregen dan wel voor die verkrijging is overleden;
[..]
Wet op het Nederlanderschap en Ingezetenschap (zoals die luidde tot 1 maart 1964)
Artikel 5
[..]
2. De echtgenote, die de staat van Nederlander zelfstandig heeft, volgt staande het huwelijk de staat van haar man, zodra beide van éénzelfde nationaliteit zijn.
[..]
Artikel 7
Nederlanderschap wordt verloren:
[..]
3. door het verkrijgen van een andere nationaliteit door de wil van de verkrijger; de Nederlandse vrouw verliest het Nederlanderschap uit hoofde van deze bepaling niet, op grond dat zijn geen gebruik maakt van de bevoegdheid om een andere nationaliteit te verwerpen, die zij door of ten gevolge van huwelijk van rechtswege heeft verkregen;
[..]

Voetnoten

1.Zie artikel 6, aanhef en onder i, in verbinding met k, van de Wet op het Nederlanderschap en Ingezetenschap.