ECLI:NL:RBDHA:2021:6333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/09/586464 / HA ZA 20-44
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap van erflaatster en geschil tussen erfgenamen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een geschil tussen twee erfgenamen, [eiser] en [gedaagde], over de verdeling van de nalatenschap van hun overleden moeder, erflaatster. De rechtbank heeft op 30 juni 2021 een vonnis gewezen waarin de vorderingen van beide partijen zijn beoordeeld. De procedure is gestart door [eiser], die vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap en het pand dat zij gezamenlijk bezitten. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflaatster bij testament [eiser] en [gedaagde] tot haar enige erfgenamen heeft benoemd, en dat zij beiden recht hebben op de helft van de nalatenschap.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak in detail uiteengezet, waaronder de omstandigheden van het overlijden van erflaatster, de verdeling van de nalatenschap van hun vader, en de eigendomsverhoudingen van het pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een akte van verdeling is opgesteld en dat beide partijen de nalatenschap zuiver hebben aanvaard. De vorderingen van [eiser] omvatten onder andere de verdeling van de gemeenschap van de nalatenschap, de benoeming van een onzijdige persoon om [gedaagde] te vertegenwoordigen bij gebrek aan medewerking, en de verdeling van het pand.

De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] grotendeels toegewezen, met inachtneming van de belangen van beide partijen. De rechtbank heeft bepaald dat de woning en garage aan de [adressen2] te [plaats 2] verkocht moeten worden en dat de opbrengst gelijk verdeeld zal worden. Tevens is de verdeling van het pand [het pand] vastgesteld, waarbij [eiser] de bovenwoning en [gedaagde] de parterrewoning toebedeeld heeft gekregen. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/586464 / HA ZA 20-44
Vonnis van [30 juni] 2021
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.D. Wisman te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.H.J.G. Borger te Maastricht.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 oktober 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie tevens vordering voorlopige voorziening, met productie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens conclusie van antwoord in het incident tevens wijziging eis, met producties;
  • het vonnis van 10 februari 2021 waarin partijen is verzocht een keuze te maken voor het voortzetten van de procedure;
- de rolbeschikking van 10 maart 2021 waarin is bepaald dat de procedure – in verband
met de vanwege COVID-19 door de rechtspraak getroffen maatregelen en overeenkomstig
de eenstemmige keuze van partijen – schriftelijk (zonder mondelinge behandeling) zal
plaatsvinden;
  • de rolbeschikking van 24 maart 2021 met vragen en instructies van de rechtbank;
  • de schriftelijke toelichting namens [eiser] , met producties;
  • de schriftelijke toelichting namens [gedaagde] , met productie;
  • het B-16 formulier namens [eiser] met een uitleg waarom de door partijen opgevraagde taxatierapporten nog niet zijn overgelegd;
  • de brief van 25 mei 2021 namens [eiser] met producties 47 tot en met 51;
  • de akte namens [gedaagde] van 9 juni 2021;
  • de e-mail namens [eiser] van 9 juni 2021;
  • het B-16 formulier namens [eiser] van 16 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 28 juli 2018 is overleden te [plaats 1] mevrouw [erflaatster] , geboren op [geboortedatum] 1939 te [geboorteplaats] (hierna: erflaatster).
Erflaatster was gehuwd met [vader] (hierna: vader), die voor erflaatster is overleden op 17 november 2010. Partijen zijn de zoon en dochter van vader en erflaatster.
nalatenschappen
2.2.
Ter zake de nalatenschap van vader is een akte van verdeling opgesteld op basis waarvan [eiser] een vordering ter zake zijn vaderlijk erfdeel heeft van € 183.233 en [gedaagde] een vordering van € 187.033.
2.3.
Erflaatster heeft [eiser] en [gedaagde] bij testament van 16 oktober 2012 benoemd tot haar enige erfgenamen. Zij zijn ieder gerechtigd tot de helft van de nalatenschap van erflaatster. Beide partijen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. Erflaatster had geen executeur aangewezen, zodat beide partijen gezamenlijk bevoegd zijn tot het beheer van de nalatenschap.
[adres] te [plaats 1]
2.4.
[eiser] bewoont de bovenwoning van een pand aan de [adres] te [plaats 1] , met het huisnummer [huisnr.2] . [gedaagde] heeft in de benedenwoning van dit pand met nummer [huisnr.1] gewoond. [het pand] worden hierna tezamen het pand [het pand] genoemd. Het pand [het pand] staat in het kadaster op naam van [eiser] en [gedaagde] , ieder voor de onverdeelde helft. Erflaatster heeft het pand op 10 december 2013 aan hen in eigendom overgedragen.
2.5.
Op 1 februari 2016 heeft [eiser] onder meer het volgende in een e-mail geschreven aan [gedaagde] :

Het huis op de [adres] . Ik weet dat het huis niet wegloopt, maar het heeft wel aandacht nodig, het plafond is aan het verzakken en ik heb muizen in huis volgens de expert.(…) Verder moeten de huizen gesplitst worden (nadat er een keuken en badkamer in zit) (…).
2.6.
Op 1 februari 2016 heeft [gedaagde] in een e-mail aan [eiser] onder meer het volgende geantwoord:

Pardon?! Maak je a.u.b. geen minuut druk overmijnhuis, Het is tegen de afspraken in stoffig en onafgemaakt “afgeleverd”, maar dat maakikweer helemaal goed. Op mijn voorwaarden en op zijn tijd.
Het is eenvoudigweg niet jouw zaak. Ik vraag me af of bemoeizucht etc. erfelijk is … Er hoeft zich maar een persoon mee bezig te houden – en dat ben… IK. Case closed.
(…)
Wat jij betaald aan jouw huis is mij een raadsel. Dat is jouw zaak. Wat jij met ma bespreekt over mijn huis is me een nog groter raadsel – bemoeizucht (hebberigheid?!) ten top. Bespreek a.u.b. met niemand meer mijn huis. Ik bespreek ook niet met mensen jouw zakelijke perikelen… danwel je huis. Case closed.
2.7.
Op 4 april 2017 is een taxatierapport uitgebracht ten behoeve van de splitsing van het pand [het pand] in een parterrewoning met nummer [huisnr.1] en een bovenwoning met nummer [huisnr.2] . [de parterrewoning] is getaxeerd op een bedrag van € 350.000 en [de bovenwoning] op een bedrag van € 425.000. In het taxatierapport is verder opgenomen dat de parterrewoning [de parterrewoning] in eigen gebruik is bij [gedaagde] en de bovenwoning [de bovenwoning] in eigen gebruik is bij [eiser] .
2.8.
Op 21 februari 2018 heeft [eiser] in een e-mail [gedaagde] gerappelleerd inzake het tekenen van de splitsingsakte voor het pand [het pand] :

Enige tijd geleden heeft mama als het goed is de splitsingsakte toegestuurd. Ik heb er alleen niets meer over gehoord. Als je het ermee eens bent kan je in Berlijn je laten legitimeren bij een notaris en dan kan mama de rest voor je regelen in Nederland.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis (i) bij conclusie van antwoord in reconventie en conclusie van antwoord in het incident tevens wijziging eis en (ii) bij akte schriftelijke toelichting en toezending producties tevens wijziging van eis, samengevat en bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor wat betreft de nalatenschap
I. de veroordeling van [gedaagde] om over te gaan tot de verdeling van de gemeenschap van de nalatenschap van erflaatster;
II. de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster te gelasten, althans de verdeling ervan vast te stellen in overeenstemming met het schema opgenomen onder punt 49 van de dagvaarding en daarbij
  • de woning en garage aan de [adressen2] te [plaats 2] met de aanwezige inboedel toe te delen aan [gedaagde] ;
  • het appartement aan de [adres3] te [plaats 1] toe te delen aan [eiser] ;
  • de onverdeelde helft van het appartement aan de [adres4] te [plaats 3] en de onverdeelde helft van het appartement aan de [adres5] te [plaats 1] toe te delen aan [eiser] ;
  • de bankrekeningen genoemd in producties 15 en 16 toe te delen aan [gedaagde] ;
  • de schulden als genoemd in productie 31 toe te delen aan [gedaagde] ;
  • te bepalen dat [eiser] gerechtigd is om alle inboedelgoederen uit de woning en garage aan de [adressen2] , die [gedaagde] vier weken na het in deze te wijzen vonnis niet tot zich heeft genomen en uit de woning en garage aan de [adressen2] heeft verwijderd, te laten afvoeren, één en ander in overleg met de verkoopmakelaar;
III. de benoeming van een onzijdige persoon om [gedaagde] , bij gebreke aan medewerking, te vertegenwoordigen;
IV. subsidiair voor wat betreft de woning en garage aan de [adressen2] te [plaats 2] , te gelasten dat [eiser] deze woning en garage te gelde mag maken tegen een door de makelaar te bepalen redelijke prijs;
V. meer subsidiair voor wat betreft de woning en garage aan de [adressen2] te [plaats 2] de benoeming van een onzijdig persoon die [gedaagde] , voor zover zij onwillig is, zal vertegenwoordigen bij de verkoop van de woning en garage en bij de door de rechtbank te gelasten wijze van verdelen van de opbrengst;
VI. nog meer subsidiair de machtiging van [eiser] om de woning en garage aan de [adressen2] te [plaats 2] te verkopen tegen een door de makelaar te bepalen redelijke prijs;
VII. meest subsidiair voor wat betreft de woning en garage aan de [adressen2] te [plaats 2] , het vonnis in de onderhavige zaak de voor verkoop en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaring van [gedaagde] te laten vervangen;
VIII. de bepaling dat in geval van verkoop van de woning aan de [adressen2] te [plaats 2] , de opbrengst ervan tussen partijen zodanig wordt verdeeld dat aan partijen uit de totale nalatenschap van erflaatster een gelijke waarde dan wel geldsom toekomt, met in achtneming van het verschil van € 3.800 tussen hun beider vorderingen uit de nalatenschap van vader;
IX. althans de verdeling van de nalatenschap zoals de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
voor wat betreft de [adres]
X. primair de verklaring voor recht dat het pand [het pand] te [plaats 1] tussen partijen is verdeeld en dat aan [eiser] in eigendom toebehoort [de bovenwoning] en dat aan [gedaagde] in eigendom toebehoort [de parterrewoning] , subsidiair de veroordeling van [gedaagde] om over te gaan tot verdeling van de gemeenschap van het pand [het pand] te [plaats 1] ;
XI. de veroordeling van [gedaagde] tot volledige en onvoorwaardelijke medewering aan alle handelingen die noodzakelijk zijn om te komen tot de splitsing van het pand [het pand] , in overeenstemming met de akte van splitsing als aan de dagvaarding gehecht als productie 9;
XII. de benoeming van een onzijdige persoon om [gedaagde] , bij gebreke aan medewerking, te vertegenwoordigen;
XIII. nog meer subsidiair voor wat betreft het pand [het pand] te [plaats 1] , het vonnis in de onderhavige zaak de voor verkoop en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaring van [gedaagde] te laten vervangen;
XIV. althans de verdeling van het pand [het pand] te [plaats 1] zoals de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
kosten
XV. primair de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de werkelijke advocaatkosten ten bedrage van € 10.688,84, en voorts deze kosten te betrekken in de verdeling en subsidiair de bepaling dat de werkelijke advocaatkosten van [eiser] dienen te worden aangemerkt als vereffeningskosten, althans dat deze voor rekening van de nalatenschap komen, althans voor gelijke delen voor rekening van [eiser] en [gedaagde] en voorts deze kosten te betrekken in de verdeling en te verrekenen met hetgeen aan partijen ieder toekomt in het kader van de verdeling.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen voor wat betreft de nalatenschap ten grondslag dat hij gerechtigd is een vordering tot verdeling in te stellen.
Voor wat betreft het pand [het pand] legt hij primair aan zijn vorderingen ten grondslag dat het pand eerder al is verdeeld en dat dit alleen nog maar bij notariële akte moet worden geëffectueerd, zodat de verdeling in het kadaster kan worden ingeschreven. Subsidiair vordert hij de verdeling van het pand [het pand] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.
in het incident
3.4.
[gedaagde] vordert, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [eiser] om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, alle medewerking te verlenen aan het verstrekken van een voorschot in geld van € 30.000 aan [gedaagde] binnen twee weken na dit vonnis.
3.5.
[gedaagde] legt aan haar vordering in incident ten grondslag dat zij niet beschikt over financiële middelen terwijl zij die wel nodig heeft in verband met de afwikkeling van de nalatenschap. Er zijn ook voldoende liquide middelen aanwezig in de nalatenschap waaruit het voorschot kan worden betaald. Voor zover [eiser] niet alleen tot de bankrekeningen van de nalatenschap gemachtigd is, kan hij het voorschot betalen uit de huurpenningen van twee verhuurde panden behorende tot de nalatenschap. [eiser] kan immers over die huurpenningen in ieder geval beschikken omdat ze op een bankrekening worden betaald die mede op naam stond van erflaatster, maar inmiddels al mede op naam van [eiser] staat.
3.6.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.
in reconventie
3.7.
[gedaagde] vordert, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de veroordeling van [eiser] om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, inzage en afschrift van alle bescheiden en andere gegevensdragers, aan [gedaagde] te verstrekken waaruit de omvang van de nalatenschap en daarmee de aanspraak van [gedaagde] blijkt, waaronder in ieder geval te begrijpen specifiek in het petitum benoemde bescheiden;
II. de verklaring voor recht dat [eiser] voor wat betreft de auto van het merk Opel Astra zijn aandeel heeft verbeurd en voor zover uit de nog door [eiser] te overleggen stukken mocht blijken dat [eiser] goederen behorend tot de nalatenschap verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, ook voor wat betreft deze goederen zijn aandeel heeft verbeurd;
III. de benoeming bij tussenvonnis of bij rolbeschikking van een deskundige teneinde de schade aan het pand [het pand] , althans aan het appartement [de parterrewoning] te berekenen/begroten en de schuld van [gedaagde] ter zake aan de gemeenschap op grond van artikel 3:184 BW op het aandeel van [eiser] daarin toe te rekenen, althans een deskundige de waarde van het pand [het pand] in huidige staat, met inbegrip van de schade op nummer [huisnr.1] , opnieuw te laten taxeren;
IV. de veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.8.
[gedaagde] legt aan haar vorderingen ten aanzien van de nalatenschap ten grondslag dat zij geen inzicht heeft in alle stukken betreffende de nalatenschap, dat zij dat inzicht wel nodig heeft voor de verdeling van de nalatenschap en dat [eiser] de voor haar ontbrekende stukken moet opleveren.
Aan haar vordering ten aanzien van de Opel legt zij ten grondslag dat [eiser] deze auto voor een minimaal bedrag heeft laten afvoeren naar de sloop en daarmee gelden aan de nalatenschap heeft onttrokken.
Voor wat betreft het pand [het pand] stelt zij dat het pand van partijen gezamenlijk is en dat er schade is aan [de parterrewoning] door een lekkage als gevolg van een tennisbal die de hemelwaterafvoer van [eiser] heeft verstopt. [eiser] heeft vanwege deze lekkage een schuld aan de gemeenschap, althans dient de daardoor veroorzaakte schade eerst gezamenlijk te worden opgelost dan wel afgewikkeld om vervolgens de waarde van de te splitsen delen juist te kunnen bepalen en om aldus tot een juiste afrekening te komen.
3.9.
[eiser] voert verweer en vordert onder meer, in voorwaardelijke reconventie – hetgeen de rechtbank leest als een voorwaardelijke aanvulling eis in conventie – dat indien een deskundige wordt benoemd, deze ook alle kosten in kaart brengt die [eiser] sinds 2017 heeft gemaakt aan [de bovenwoning] en de bepaling dat deze kosten worden toegerekend aan het aandeel van [gedaagde] dan wel in gelijke verhouding aan de aandelen van ieder der partijen, althans op een wijze die de rechtbank juist acht.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie van partijen hangen zodanig met elkaar samen dat de rechtbank ze gezamenlijk zal behandelen. Daarbij zal zij eerst de vorderingen inzake de nalatenschap beoordelen en daarna de vorderingen inzake het pand [het pand] .
de nalatenschap van erflaatster
activa en passiva
4.2.
Tot de nalatenschap van erflaatster beho(o)r(d)en volgens opgave van [eiser] de volgende activa:
  • een woonhuis aan de [adres2 A] te [plaats 2] (hierna: de woning aan de [adressen2] );
  • een garage aan de [adres2 B] te [plaats 2] (hierna: de garage aan de [adressen2] );
  • de inboedel in de woning aan de [adressen2] ;
  • een appartement aan de [adres3] te [plaats 1] (hierna: het appartement aan de [adres3] );
  • de onverdeelde helft van een eenkamerwoning aan de [adres4] , te [plaats 3] (de eenkamerwoning hierna: de eenkamerwoning aan de [adres4] ). De andere onverdeelde helft is eigendom van de broer van vader, de heer [broer van vader] ;
  • de onverdeelde helft van een appartement aan de [adres5] te [plaats 1] (het appartement hierna: het appartement aan de [adres5] ). De andere onverdeelde helft is eveneens eigendom van de broer van vader, de heer [broer van vader] ;
  • een auto, van het merk Opel, met kenteken [kenteken] ;
  • diverse bankrekeningen, waarvan enkele nog op naam van vader staan en die ook in de nalatenschap van erflaatster vallen.
4.3.
Tot de nalatenschap behoren volgens opgave van [eiser] de volgende passiva:
  • de vorderingen van [eiser] en [gedaagde] uit hun vaderlijk erfdeel, voor [eiser] € 183.233 en voor [gedaagde] € 187.033;
  • door [eiser] betaalde kosten van onder meer Eneco en motorrijtuigenbelasting;
  • door [eiser] betaalde kosten voor in opdracht van [eiser] in 2019 uitgevoerde taxaties.
stukken
4.4.
[gedaagde] heeft gevorderd dat [eiser] bepaalde stukken overlegt: (i) bankafschriften, (ii) huurovereenkomsten en huurprijzen, (iii) facturen van door [eiser] betaalde bedragen en (iv) facturen/premienota’s van door moeder afgesloten verzekeringen.
4.5.
[eiser] heeft energie gestoken in het opvragen van saldoafschriften behorende bij de bankrekeningen van de nalatenschap. Anders dan de rechtbank in haar rolbeslissing van 24 maart 2021 had verondersteld, was inzage en beheer van deze bankrekeningen na het afgeven van een machtiging niet zonder meer mogelijk, omdat [gedaagde] zich niet bij de betreffende banken heeft kunnen identificeren. Voor de voortgang van de verdeling is het prettig dat [eiser] desondanks diverse overzichten heeft kunnen opvragen en overleggen.
Voorts heeft [eiser] bij conclusie van antwoord in reconventie tevens conclusie van antwoord in het incident tevens wijziging eis kopieën van huurovereenkomsten overgelegd van de eenkamerwoning aan de [adres4] en van het appartement aan de [adres5] . Van het appartement aan de [adres3] heeft hij geen huurovereenkomst overgelegd, naar hij stelt omdat die er niet is. Ook heeft hij gegevens verschaft over de huuropbrengsten.
Tot slot heeft [eiser] de facturen overgelegd behorende bij de door hem betaalde bedragen. Niet is gebleken dat erflaatster verzekeringen heeft afgesloten.
4.6.
Dit een en ander betekent dat [gedaagde] de beschikking heeft over de door haar opgevraagde documenten. Haar vordering op dit punt zal de rechtbank verder afwijzen.
Mocht later blijken dat erflaatster toch verzekeringen heeft afgesloten die een waarde vertegenwoordigen in de nalatenschap, dan dient de waarde van deze verzekeringen alsnog tussen partijen te worden verdeeld.
4.7.
Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat [eiser] gegevens voor [gedaagde] heeft achtergehouden op basis waarvan hij zijn aandeel in bepaalde vermogensbestanddelen zou moeten verbeuren. De vorderingen van [gedaagde] op dit punt zal de rechtbank afwijzen.
woning en garage aan de [adressen2]
4.8.
Partijen zijn het erover eens dat de woning en garage aan de [adressen2] worden verkocht. Nadat de rechtbank bij rolbeslissing [gedaagde] had opgedragen drie makelaars te benoemen, heeft [eiser] makelaarskantoor [A] Makelaars te Bergschenhoek (hierna: [A] ) uitgekozen. De rechtbank zal bepalen dat [eiser] en [gedaagde] [A] opdracht geven voor de verkoop van de woning en de garage aan de [adressen2] . Daarbij zal zij instructies geven over de te verrichten handelingen om tot verkoop en levering van de woning en de garage te komen.
4.9.
De verkoopopbrengst van de woning en garage aan de [adressen2] – de koopsom verminderd met kosten – zal tussen partijen gelijk moeten worden verdeeld. Tot deze kosten behoren de kosten voor de taxatie door [A] in 2021 van € 580. Alhoewel de taxatie wellicht niet strikt noodzakelijk was, geeft die partijen wel inzicht in de waarde van de woning en garage aan de [adressen2] , waardoor deze niet nodeloos heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft deze kosten voorgeschoten, zodat deze uit de verkoopopbrengst aan hem moeten worden betaald.
4.10.
[eiser] heeft de benoeming van een onzijdig persoon gevorderd dan wel meer subsidiair de indeplaatsstelling van dit vonnis van de noodzakelijke wilsverklaring van [gedaagde] . De rechtbank ziet in de gang van zaken geen aanleiding voor de benoeming van een onzijdig persoon, waardoor voor [gedaagde] weer kosten zouden worden veroorzaakt. In de omstandigheid dat [gedaagde] in Berlijn woont en ook niet in staat is geweest zich te legitimeren voor het verkrijgen van inzage in de bankrekeningen, ziet de rechtbank wel aanleiding in het dictum te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke medewerking van [gedaagde] voor de verkoop en levering van de woning en garage aan de [adressen2] , mocht zij daaraan binnen de in het dictum gestelde termijn niet meewerken.
de inboedel van de woning en de garage aan de [adressen2]
4.11.
In de woning en garage aan de [adressen2] bevindt zich een inboedel. Deze inboedel is niet beschreven.
4.12.
[eiser] wil van deze inboedel alleen nog enkele foto’s, maar “
kopieën zijn wat hem betreft ook goed”. Hij heeft voorgesteld om uit de woning de foto’s op te halen die hij wil hebben alsmede één of twee fotoboeken en dat hij zal zorgen voor kopieën als [gedaagde] hetzelfde wil. Dit is een redelijk voorstel. Omdat de woorden van [eiser] niet helemaal duidelijk zijn, zal de rechtbank bepalen dat als eerste [eiser] maximaal twee fotoboeken uit de woning mag halen en daarnaast de foto’s waarvan hij graag kopieën wil. Van alle foto’s die hij meeneemt dient hij kopieën te maken. Daarna dient hij de foto’s alsmede de kopieën van de foto’s uit de door hem te houden fotoboeken terug te brengen naar de woning of aan [gedaagde] te geven, als de woning inmiddels is leeggeruimd.
4.13.
Omdat [eiser] de inboedel niet wil hebben, kan, voor zover [gedaagde] dat wil, deze aan [gedaagde] worden toegedeeld. [gedaagde] wil graag de aanwezige inboedel uitzoeken en daarvoor de tijd nemen. Gelet hierop wenst zij de inboedel over te brengen naar een opslagruimte. De rechtbank zal bepalen dat [gedaagde] binnen twee maanden na het wijzen van dit vonnis de inboedel welke zij wil hebben op eigen kosten uit de woning en de garage kan laten verwijderen. De rechtbank ziet niet in waarom [eiser] moet bijdragen in de kosten van de verhuizing van inboedel die [gedaagde] graag wil hebben.
4.14.
Inboedel die na de in paragraaf 4.13. genoemde termijn nog in de woning en de garage staat en dus niet door [gedaagde] is meegenomen, dient op kosten van de nalatenschap te worden verwijderd. Omdat [gedaagde] in Berlijn woont en dit traject daarom minder gemakkelijk zal kunnen begeleiden, zal de rechtbank [eiser] opdragen op kosten van de nalatenschap voor verwijdering van de door beide partijen niet gewenste inboedel zorg te dragen.
4.15.
Partijen hebben geen waarde toegekend aan de inboedel. Gelet hierop wordt de inboedel verdeeld, zonder dat één van partijen hiervoor uit overbedeling aan de andere partij een bedrag verschuldigd is.
het appartement aan de [adres3]
4.16.
[gedaagde] wil het appartement aan de [adres3] toegedeeld krijgen. [eiser] verzet zich hier niet (langer) tegen. De rechtbank zal het appartement aan de [adres3] dan ook aan [gedaagde] toedelen. Het appartement aan de [adres3] is op 28 april 2021 getaxeerd voor een waarde in onverhuurde staat van € 185.000 en een waarde in verhuurde staat van € 142.000. [gedaagde] heeft in de procedure gemeld dat zij toedeling van het appartement aan de [adres3] wil om het als een beleggingspand te beheren. De huidige huurster is echter op 26 april 2021 overleden en de huur is per 1 juni 2021 opgezegd. [eiser] heeft stukken overgelegd waaruit dit blijkt. Dit betekent dat [gedaagde] het huis in onverhuurde staat verkrijgt en zelf kan kiezen of zij opnieuw wil verhuren of dat zij het appartement in onverhuurde staat wil verkopen.
4.17.
Omdat [gedaagde] het appartement aan de [adres3] in onverhuurde staat verkrijgt, is uitgangspunt dat dit haar wordt toegedeeld voor het bedrag van € 185.000. Indien [gedaagde] het appartement aan de [adres3] echter direct weer voor onbepaalde tijd verhuurt, dan ondervindt zij nadeel ervan dat de huurster precies in de periode dat de nalatenschap wordt verdeeld is overleden. Toedeling voor de waarde in verhuurde staat betekent echter dat indien [gedaagde] toch zou besluiten om de woning direct te verkopen, zij een voordeel zou hebben, omdat zij dan direct een bedrag van € 185.000 te gelde kan maken. De rechtbank ziet hierin grond om de woning aan [gedaagde] toe te delen tegen een waarde van € 142.000 plus de helft van het verschil tussen de waarde in verhuurde en in onverhuurde staat van € 21.500 = € 163.500.
De rechtbank heeft nog overwogen om een toedeling te doen tegen een bedrag van € 185.000 met de bepaling dat [gedaagde] , als zij binnen een vastgestelde termijn een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan overleggen aan [eiser] alsnog een bedrag van € 21.500 van [eiser] kan vorderen, maar een dergelijke constructie maakt dat partijen aan elkaar verbonden blijven, en de rechtbank acht dat op basis van de verhoudingen tussen partijen niet de beste oplossing.
de eenkamerwoning aan de [adres4] en het appartement aan de [adres5]
4.18.
De onverdeelde helft van de eenkamerwoning aan de [adres4] en de onverdeelde helft van het appartement aan de [adres5] wordt toegedeeld aan [eiser] . De broer van vader, die de eigenaar is van de andere onverdeelde helft, heeft een schriftelijke verklaring afgelegd die inhoudt dat hij graag wil dat deze beide appartementen aan [eiser] worden toegedeeld. Ondanks de bezwaren van [gedaagde] tegen deze schriftelijke verklaring, ziet de rechtbank geen aanleiding deze verklaring niet voor waar aan te nemen. Deze verdeling sluit namelijk aan bij de huidige situatie. Uit de processtukken volgt immers dat [eiser] al langere tijd samen met de broer van vader beide woningen beheert. Door toedeling van het appartement aan de [adres3] krijgt [gedaagde] bovendien ook een beleggingspand in volledige eigendom, iets dat zij graag wil, zoals zij in de stukken heeft geschreven.
4.19.
De eenkamerwoning aan de [adres4] is op 22 april 2021 getaxeerd op een waarde in verhuurde staat van € 94.000 en het appartement aan de [adres5] op 28 april 2021 voor een waarde in verhuurde staat van € 150.000. Beide appartementen zijn verhuurd. Totale waarde van beide appartementen in verhuurde staat is € 244.000. De helft hiervan is € 122.000. De toedeling aan [eiser] zal voor deze waarde geschieden.
bankrekeningen
4.20.
Uit de door [eiser] overgelegde bankafschriften volgt dat op de bankrekeningen in de nalatenschap de volgende bedragen stonden:
bankrekeningnummer
saldo
per
a.
ABN---156
€ 91,44
b.
ABN---536
€ 316.379,90
1 januari 2021
c.
ABN---057
€ 245,36
d.
ABN---754
€ 22,87
e.
INGB---545
€ 5.756,94
15 april 2021
f.
INGB---298 *
€ 107,63
15 april 2021
g.
INGB---472
€ 24,22
15 april 2021
h.
INGB
geen gegevens
i.
RABO---266
€ 5.489,27
21 april 2021
j.
RABO---127
€ 285,30
20 februari 2021
k.
RABO---245
€ 83,24
1 januari 2021
l.
INGB---674
€ 10.722,57
25 april 2021
m.
RABO---584
€ 7,72
n.
INGB---026**
€ 14.284,24
25 april 2021
totaal
€ 353.500,70
* in plaats van ING--- [huisnr.1] zoals vermeld in de dagvaarding.
** dit is een rekening die op naam van de broer van vader en op naam van erflaatster stond ten tijde van het overlijden van erflaatster. Het genoemde bedrag is de helft van het saldo per 25 april 2021.
4.21.
[gedaagde] heeft ten aanzien van de bankrekening INGB---026 aangevoerd dat [eiser] deze heeft verzwegen en dat het saldo per datum overlijden erflaatster daarom helemaal aan haar toekomt. Hij heeft nooit verteld dat hij mederekeninghouder was geworden van deze rekening waarop de huur voor de eenkamerwoning aan de [adres4] en de huur voor het appartement aan de [adres5] werd overgemaakt. Ook is niet duidelijk vanaf wanneer hij mederekeninghouder is geworden.
4.22.
Het was [gedaagde] duidelijk dat er huurinkomsten waren uit de panden in de nalatenschap. [eiser] hoefde haar niet hierop te wijzen. Voorts heeft [eiser] op eerste verzoek van [gedaagde] de betreffende bankafschriften van bankrekening INGB---026 overgelegd. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat [eiser] deze informatie heeft verzwegen en zijn aandeel in het saldo van deze rekening zou moeten verbeuren.
4.23.
[gedaagde] heeft voor het overige in haar schriftelijke toelichting geen inhoudelijk commentaar geleverd op de overgelegde bankafschriften. De bankafschriften zijn allen van een recente datum. De huidige rente is laag. De rechtbank kan voorts aan de bankafschriften zien dat er weinig is gebeurd met de rekeningen. Gelet op dit een en ander neemt de rechtbank voor de bepaling van de hoogte van de bedragen op de bankrekeningen per heden – de datum van de verdeling – de in de overzichten opgenomen bedragen.
Enige uitzonderingen hierop zijn de bankrekeningen waarop huur binnenkomt en waarvan wellicht kosten voor de verhuurde panden worden voldaan. Dit is de bankrekening INGB---674 voor wat betreft de huur voor het appartement aan de [adres3] en INGB---026 voor wat betreft de huur voor de andere twee verhuurde panden.
[eiser] en [gedaagde] hebben ieder recht op de helft van de inkomsten en dienen bij te dragen in de helft van de kosten van het appartement aan de [adres3] vanaf 25 april 2021. Voor wat betreft de andere twee verhuurde panden hebben zij ieder recht op een kwart van de inkomsten en dienen zij ieder bij te dragen in een kwart van de kosten vanaf 25 april 2021. De rechtbank zal aldus bepalen.
4.24.
Alle bankrekeningen op naam van erflaatster en op naam van vader, zoals opgesomd onder 4.20. en bankrekening met nummer INGB---026 voor zover nog nodig, worden toegedeeld aan [eiser] . Weliswaar heeft [eiser] in het petitum van de dagvaarding toedeling aan [gedaagde] gevraagd, maar gelet op de woonplaats van [eiser] en zijn bekendheid bij de banken, zoals recentelijk is gebleken bij het opvragen van de bankgegevens, is het handig dat [eiser] de bankrekeningen toegedeeld krijgt.
auto van het merk Opel
4.25.
[eiser] heeft in de dagvaarding en in de conclusie van antwoord in reconventie tevens conclusie van antwoord in het incident tevens wijziging eis beschreven dat hij de Opel uiteindelijk heeft laten afvoeren naar de sloop. Hij heeft geschreven dat hij niet over de sleutels ervan beschikte, terwijl de Opel onverzekerd op de openbare weg stond. Hem was door meerdere personen, waaronder de wijkagent, gevraagd de Opel te verwijderen. Tussen partijen is niet in geschil dat de Opel een waarde had van ongeveer € 600 en dat [eiser] voor de Opel een vergoeding heeft gekregen van € 90. In deze gang van zaken ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat [eiser] de auto heeft verduisterd en dat hij op basis daarvan een bedrag van € 600 verbeurt aan de boedel. [gedaagde] stelt dat [eiser] de beschikking had over de sleutels, maar dat lijkt niet logisch. In dat geval had [eiser] de Opel immers niet onverzekerd op de openbare weg laten staan, maar de auto kunnen verplaatsen. Dit betekent dat de Opel voor een bedrag van € 90 in de boedel valt. De rechtbank zal dit bedrag, zoals door hem gevorderd, aan [eiser] toedelen.
door [eiser] gemaakte kosten
4.26.
In de dagvaarding stelt [eiser] kosten te hebben gemaakt: een totaal bedrag van € 7.388,76, waarvan een bedrag van € 1.670 voor taxaties na het overlijden van erflaatster.
4.27.
In de schriftelijke toelichting heeft [eiser] nog meer kosten opgevoerd. Een bedrag van € 5.790,82 in 2020 en een bedrag van € 815,95 in 2021.
4.28.
Afgezien van de onder 4.26. bedoelde taxatiekosten, heeft [gedaagde] de hoogte van de bedragen niet betwist en evenmin heeft zij betwist dat de nalatenschap deze bedragen verschuldigd is. Zij heeft enkel aangevoerd dat voor haar niet vaststaat dat [eiser] de bedragen heeft betaald. Gelet op de aard van sommige vorderingen – er zaten dwangbevelen bij – ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel over het antwoord op de vraag of [eiser] de door de nalatenschap verschuldigde bedragen heeft betaald. Zekerheidshalve zal de rechtbank bepalen dat [eiser] [gedaagde] dient te vrijwaren voor eventuele aanspraken van schuldeisers ten aanzien van al deze bedragen.
4.29.
[gedaagde] maakt wel bezwaar tegen vergoeding van de onder 4.26. bedoelde taxatiekosten. De rechtbank volgt [gedaagde] in dit bezwaar. [eiser] heeft de opdracht tot de taxaties in 2019 zelfstandig gegeven, zonder overleg met [gedaagde] . De taxaties uit 2019 hebben voor de verdeling van de nalatenschap geen toegevoegde waarde en zijn verricht op een moment dat partijen niet met elkaar in overleg waren over de verdeling van de nalatenschap.
4.30.
Een en ander betekent dat de rechtbank van oordeel is dat alleen de gemaakte taxatiekosten als bedoeld onder 4.26. niet voor vergoeding in aanmerking komen. De overige bedragen tellen op tot een bedrag van € 5.718,76 voor de kosten opgenomen in de dagvaarding en € 6.606,77 voor de kosten opgenomen in de schriftelijke toelichting. [eiser] heeft dan ook recht op betaling van dit bedrag uit de boedel, totaal € 12.325,53.
4.31.
In de rolbeschikking van 24 maart 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de verhuurde panden in de nalatenschap moesten worden getaxeerd. De rechtbank meent uit het dossier te kunnen begrijpen dat [eiser] deze kosten vooralsnog heeft betaald. Deze kosten zijn wel nalatenschapskosten, zodat [eiser] deze kosten wel op de nalatenschap kan verhalen, indien hij ze daadwerkelijk heeft betaald. De rechtbank zal hiervoor een bepaling in het dictum opnemen (zie ook 4.33).
vaderlijk erfdeel
4.32.
Beide partijen hebben recht op uitkering van hun vaderlijk erfdeel, voor [eiser] een bedrag van € 183.233 en voor [gedaagde] een bedrag van € 187.033.
overzicht
4.33.
Schematisch gezien ziet de nalatenschap van erflaatster er als volgt uit:
Activa
woning en garage [adressen2]
p.m.
[adres3]
€ 163.500
[adres5]
€ 150.000
[adres4]
€ 94.000
Opbrengst auto
€ 90
bankrekeningen
€ 353.500,70
INGB---026 en INGB---674 vanaf 25 april 2021
p.m.
____________
totaal
€ 639.090,70
passiva
kosten [eiser]
€ 12.325,53
vaderlijk erfdeel [gedaagde]
€ 187.033
vaderlijk erfdeel [eiser]
€ 183.233
totaal
€ 382.591,53
Activa -/- passiva
€ 256.499,71
vaderlijk erfdeel
betaalde kosten
totaal recht op
erfdeel [gedaagde]
€ 128.249,59
+ € 187.033
€ 315.283
erfdeel [eiser]
€ 128.249,59
+ € 183.233
+ 12.325,53
€ 323.808
Voor [eiser]
Voor [gedaagde]
[adres5]
€ 75.000
€ 163.500
[adres3]
[adres4]
€ 47.500
€ 151.783
uit overbedeling
auto
€ 90
€ 315.283
totaal
bankrekeningen
€ 353.500,70
totaal
€ 475.591
recht op
-
€ 323.808
overbedeeld
€ 151.783
Een en ander betekent dat [eiser] aan [gedaagde] een bedrag uit overbedeling verschuldigd is van € 151.783, te vermeerderen met een kwart van de netto opbrengsten van de eenkamerwoning aan de [adres4] en het appartement aan de [adres5] over de periode na 25 april 2021 tot aan de datum van dit vonnis en de helft van de netto opbrengsten van het appartement aan de [adres3] over deze periode. De rechtbank zal [eiser] veroordelen dit bedrag aan [gedaagde] te betalen op het moment van de notariële toedeling van de panden aan [eiser] respectievelijk [gedaagde] , met uitzondering van een bedrag van € 7.500. Dit bedrag kan en moet [eiser] direct aan [gedaagde] betalen vanuit de bankrekening ING---026 omdat hij daar al rekeninghouder van is. De rechtbank zal hem daartoe veroordelen.
4.34.
Voorts mag [eiser] op het door hem aan [gedaagde] te betalen bedrag – niet zijnde het voorschot – de helft van het bedrag in mindering brengen dat hij heeft betaald voor de taxaties voor de verhuurde panden waartoe in 2021 opdracht is gegeven.
het pand [het pand]
verdeling
4.35.
Het pand [het pand] staat in het kadaster op naam van [eiser] en [gedaagde] , ieder voor de onverdeelde helft. [eiser] betoogt dat partijen feitelijk al eerder, in 2017, overeenstemming hebben bereikt over de splitsing van het pand. Hij baseert zijn stellingen op de omstandigheden dat [gedaagde] hem in 2016 in duidelijke taal heeft laten weten dat [de parterrewoning] haar huis is en hij zich daar niet mee heeft te bemoeien. Vervolgens is het huis in verband met de splitsing getaxeerd en is aan [gedaagde] een (concept) notariële akte tot splitsing gestuurd. Hierop heeft [gedaagde] nooit gereageerd.
4.36.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord in conventie aangevoerd dat [de parterrewoning] thans onbewoonbaar is als gevolg van lekkages veroorzaakt vanuit het appartement van [eiser] . In de door [eiser] overgelegde splitsingsakte wordt een waardeverklaring genoemd en is voor wat betreft de overbedeling van [eiser] vermeld dat overleg nodig is. [gedaagde] weet echter niets van een waardeverklaring. Zij betwist de genoemde waardes, met name vanwege de schade in het door haar gebruikte deel van het pand. Ten aanzien van het overgelegde taxatierapport stelt zij dat het een zeer globaal rapport is, waaruit niet blijkt dat het appartement is bezichtigd, althans wordt de schade niet gemeld. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] vanwege de schade een schuld aan de gemeenschap, moet althans deze schade eerst worden opgelost, om vervolgens de waardes van de te splitsen delen te kunnen bepalen en om aldus tot een afrekening te kunnen komen.
4.37.
In de schriftelijke toelichting heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat het pand [het pand] eigenlijk uit vier appartementen bestaat: [huisnr.1] , [huisnr.2] , [huisnr.3] en [huisnr.4] . Zij heeft voorts aangevoerd dat er waterschade was in de periode voor overlijden van erflaatster die toen ziek was. Door de waterschade kon [gedaagde] met haar astma niet in [de parterrewoning] wonen. Vervolgens heeft [gedaagde] , naar zij stelt, sinds 2018 verzocht om een voorschot om de woning op orde te maken, om zich te laten adviseren en tot een afgewogen beslissing te kunnen komen.
4.38.
Van doorslaggevend belang voor haar oordeel op dit punt acht de rechtbank de
e-mail van [gedaagde] van 1 februari 2016. In deze e-mail heeft [gedaagde] in niet mis te verstane bewoordingen geschreven dat [de parterrewoning] van haar is en dat [eiser] zich hiermee niet heeft te bemoeien. Dit was kennelijk nadat [gedaagde] vanuit [adres6] waar zij eerst woonde, was verhuisd naar [de parterrewoning] en [eiser] de bovenverdiepingen in gebruik had genomen.
Uit deze e-mail kan de rechtbank niet anders dan afleiden dat [gedaagde] in 2016 al niet meer uitging van gezamenlijk bezit maar van een gesplitst eigendom, waarbij zij verantwoordelijk was voor [de parterrewoning] en [eiser] voor [de bovenwoning] .
Het is ook niet gesteld of anderszins gebleken dat [gedaagde] na haar e-mail van 1 februari 2016 er blijk van heeft gegeven zich toch nog eigenaar en daarmee verantwoordelijk te voelen voor het hele pand [het pand] . In dat geval had zij bijvoorbeeld, toen haar melding werd gedaan van de lekkage, met [eiser] kunnen overleggen hoe dit probleem gezamenlijk op te lossen. Dit terwijl ze nu schrijft dat een tennisbal in een dakgoot van [eiser] de schade in “ [gedaagde] ’s appartement” heeft veroorzaakt.
4.39.
Bij het standpunt in de e-mail van [gedaagde] sluit ook aan dat het pand [het pand] vervolgens in 2017 is getaxeerd en dat een splitsingsakte is opgesteld. Het taxatierapport is gericht aan [eiser] en aan [gedaagde] , waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde] op zijn minst op de hoogte was van de taxatie. De rechtbank volgt dan ook [eiser] in zijn stelling dat partijen al eerder overeenstemming hebben bereikt over de splitsing van het pand [het pand] in een deel voor [gedaagde] , [huisnr.1] en een deel voor [eiser] , [huisnr.2] . In het verlengde hiervan gaat de rechtbank voorbij aan de stellingen van [gedaagde] dat [eiser] drie appartementen zou krijgen. [gedaagde] heeft tegenover het verweer van [eiser] op dit punt onvoldoende aangevoerd voor het oordeel dat naast het appartement met nummer [huisnr.2] er ook nog twee appartementen met de nummers [huisnr.3] en [huisnr.4] zijn. Ook het overgelegde taxatierapport rept niet over andere nummers dan [huisnr.1] en [huisnr.2] .
4.40.
[gedaagde] verzet zich tegen de waarde, zoals opgenomen in het taxatierapport uit 2017. Volgens haar dient rekening te worden gehouden met waterschade aan het pand [de parterrewoning] .
Uit de processtukken leidt de rechtbank af dat de waterschade is ontstaan voor de taxatie, zodat de taxateur hiermee rekening zal hebben gehouden. Voor zover de schade sinds 2017 is verergerd, komt dit voor rekening en risico van [gedaagde] , nu zij op zijn minst heeft geschreven dat zij hiervoor zal zorgen en [eiser] zich er niet mee had te bemoeien.
4.41.
De rechtbank ziet ook voor het overige geen aanleiding om het taxatierapport uit 2017 niet te volgen. Dit taxatierapport is opgesteld door een NVM-makelaar, [B] . Dit is dezelfde makelaar die nu ook de verhuurde panden in de nalatenschap heeft getaxeerd. Het rapport is geadresseerd aan [eiser] en aan [gedaagde] . In het rapport wordt verwezen naar foto’s die in de bijlage zijn opgenomen, welke bijlage niet is bijgevoegd, maar welke verwijzing tegenspreekt dat de makelaar, zoals [gedaagde] aanvoert, het pand niet heeft bezocht.
4.42.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat de notaris de verdeling van de waarde over beide appartementen niet correct heeft gedaan, als wordt gekeken naar het vloeroppervlak. Ook aan dit bezwaar gaat de rechtbank voorbij. De taxateur heeft duidelijk een waarde toegekend aan ieder van de appartementen. In de verwijten van [gedaagde] ziet de rechtbank geen aanleiding van deze waardebepaling door de taxateur af te wijken.
4.43.
[gedaagde] heeft in de schriftelijke toelichting nog geschreven dat zij een voorschot heeft gevraagd om de woning op orde te maken. De rechtbank begrijpt echter niet waarom [eiser] aan [gedaagde] uit de nalatenschap een voorschot zou moeten betalen om het appartement [de parterrewoning] in orde te maken. Dit appartement heeft immers niets met de nalatenschap te maken.
4.44.
Een en ander betekent dat de rechtbank de vorderingen van [eiser] voor wat betreft de splitsing van het pand [het pand] zal toewijzen, op de wijze zoals in het dictum opgenomen en de vorderingen van [gedaagde] zal afwijzen. Een en ander betekent eveneens dat de rechtbank geen deskundige zal benoemen om de waarde van het pand [het pand] te bepalen.
benoeming onzijdig persoon
4.45.
[eiser] heeft de benoeming van een onzijdig persoon gevorderd dan wel meer subsidiair de indeplaatsstelling van dit vonnis van de noodzakelijke wilsverklaring van [gedaagde] . De rechtbank ziet in de gang van zaken geen aanleiding voor de benoeming van een onzijdig persoon, waardoor voor [gedaagde] weer kosten zouden worden veroorzaakt. In de omstandigheid dat [gedaagde] in Berlijn woont en ook niet in staat is geweest zich te legitimeren voor het verkrijgen van inzage in de bankrekeningen, ziet de rechtbank wel aanleiding in het dictum te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke medewerking van [gedaagde] voor de splitsing van het pand [het pand] , mocht zij daaraan binnen de in het dictum gestelde termijn niet meewerken.
proceskosten
4.46.
Partijen gebruiken over en weer veel woorden om te beschrijven hoe de ander tot op heden de afwikkeling van de nalatenschap heeft gefrustreerd. [gedaagde] zou op geen enkele pragmatische manier hebben willen meewerken aan de verdeling van de toch wel overzichtelijke nalatenschap. Op zijn beurt zou [eiser] niet hebben willen meewerken aan het betalen van een voorschot op de erfenis, waardoor [gedaagde] niet de financiële middelen had om het voor haar mogelijk te maken aan de afwikkeling van de nalatenschap mee te werken. Dit terwijl [eiser] wel kon beschikken over de inkomsten uit de huurovereenkomsten die namens de nalatenschap waren afgesloten.
Wat [eiser] betreft moet de houding van [gedaagde] ertoe leiden dat zij wordt veroordeeld in de reële proceskosten van [eiser] , althans dat op zijn minst wordt geoordeeld dat [eiser] deze kosten ten laste van de boedel kan brengen.
Wat betreft [gedaagde] moet de houding van [eiser] ertoe leiden dat hij een deel van de nalatenschap verbeurt en dat hij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] .
4.47.
Voor wat het verbeuren van een deel van de nalatenschap heeft de rechtbank onder 4.7, 4.22 en 4.25. al geoordeeld.
4.48.
Voor wat betreft de proceskosten ziet de rechtbank in de opstelling van partijen geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke verdeling. Het komt vaker voor dat het de nakomelingen van een erflater niet lukt om de verdeling van de nalatenschap af te wikkelen zonder bemoeienis van derden. In de processtukken leest de rechtbank niet dat één van partijen zich bij de afwikkeling zodanig heeft gedragen dat hij of zij moet worden veroordeeld in de proceskosten van de andere partij, laat staan in de reële proceskosten.
[eiser] had uit de huuropbrengsten een voorschot kunnen geven aan [gedaagde] , [gedaagde] had [eiser] een volmacht kunnen geven om de nalatenschap af te wikkelen of had zelf een actievere houding kunnen innemen. Dat dit niet is gebeurd, rechtvaardigt echter niet een afwijking van de gebruikelijke verdeling, waarbij ieder van partijen de eigen proceskosten draagt. De rechtbank zal aldus beslissen.
in het incident
4.49.
De rechtbank wijst een eindvonnis. Daarom heeft [gedaagde] geen belang meer bij haar provisionele vordering. De rechtbank hoeft deze provisionele vordering dan ook niet meer te beoordelen en de rechtbank zal deze afwijzen.
4.50.
Partijen zijn familie van elkaar. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in het incident te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in conventie en in reconventie
5.3.
gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster als volgt:
5.3.1.
aan [eiser] worden toegedeeld:
  • de onverdeelde helft van de eenkamerwoning aan de [adres4] , te [plaats 3] tegen een waarde van € 47.500;
  • de onverdeelde helft van het appartement aan de [adres5] te [plaats 1] tegen een waarde van € 75.000;
  • de bankrekeningen zoals genoemd onder 4.20. met daarop een saldo van de nalatenschap van minimaal € 353.500,70;
5.3.2.
aan [gedaagde] wordt toegedeeld het appartement aan de [adres3] te [plaats 1] voor een waarde van € 163.500;
5.4.
bepaalt dat zowel [eiser] als [gedaagde] op eerste verzoek moeten meewerken aan de notariële levering van (de onverdeelde helft van) de aan hen onder 5.3.1. en 5.3.2. toegedeelde woningen;
5.5.
ten aanzien van de overbedeling:
5.5.1.
bepaalt dat [eiser] aan [gedaagde] verschuldigd is uit overbedeling een bedrag van € 151.783, te vermeerderen met een kwart van de netto opbrengsten van de eenkamerwoning aan de [adres4] en het appartement aan de [adres5] en de helft van netto opbrengsten van het appartement aan de [adres3] over de periode na 25 april 2021 tot aan de datum van dit vonnis en te verminderen met de helft van de door [eiser] betaalde taxatiekosten voor de taxaties voor de verhuurde panden waartoe in 2021 opdracht is gegeven;
5.5.2.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis van het door hem uit overbedeling verschuldigde bedrag een bedrag groot € 7.500 aan [gedaagde] betaalt;
5.5.3.
bepaalt dat [eiser] het restant van het door hem verschuldigde bedrag uit overbedeling aan [gedaagde] dient te voldoen, uiterlijk ten tijde van de notariële levering van de panden als bedoeld onder 5.3.1. en 5.3.2. aan respectievelijk [eiser] en [gedaagde] ;
5.6.
ten aanzien van de inboedelgoederen in de woning en de garage aan de [adressen2] :
5.6.1.
bepaalt dat aan [eiser] worden toegedeeld twee door hem uit te kiezen fotoboeken aanwezig in de woning aan de [adressen2] , onder de voorwaarden dat hij kopieën van de foto’s verschaft aan [gedaagde] ;
5.6.2.
bepaalt dat [eiser] van de foto’s aanwezig in de woning en de garage aan de [adressen2] kopieën mag maken op de wijze zoals bepaald onder 4.12;
5.6.3.
bepaalt dat aan [gedaagde] worden toegedeeld de inboedelgoederen aanwezig in de woning en de garage aan de [adressen2] welke zij wenst te hebben, anders dan de twee fotoboeken uitgekozen door [eiser] ;
5.6.4.
bepaalt dat [gedaagde] geacht wordt de inboedel die twee maanden na de datum van dit vonnis nog in de woning en de garage aan de [adressen2] aanwezig is, niet te willen hebben en bepaalt dat [eiser] de alsdan nog aanwezig inboedel op kosten van de nalatenschap uit de woning dient te (laten) verwijderen;
5.7.
ten aanzien van de woning en garage aan de [adressen2] :
5.7.1.
bepaalt dat de woning en de garage aan de [adressen2] worden verkocht en geleverd aan een derde, waartoe partijen gezamenlijk binnen twee weken na dit vonnis een verkoopopdracht zullen verstrekken aan [A] . Deze opdracht zal inhouden dat de makelaar, tegen het in de branche gebruikelijke tarief, de vraagprijs en de laatprijs van de woning en de garage bindend zal vaststellen en alle overige werkzaamheden in het kader van de verkoop van de woning en de garage zal verrichten;
5.7.2.
bepaalt dat partijen verplicht zijn [A] alle medewerking te verlenen die nodig is voor de verkoop van de woning en de garage, waaronder maar niet beperkt tot het opruimen van de woning en de garage voor het maken van foto’s en het bezichtigen van de woning en de garage door potentiële kopers;
5.7.3.
bepaalt dat partijen zo snel als mogelijk in moeten stemmen met een op de woning en de garage aan [adressen2] uitgebracht bod als dit ten minste gelijk is aan de door het makelaarskantoor bindend vastgestelde laatprijs, dat zij binnen vijf dagen na het verzoek hiertoe van het makelaarskantoor de koopovereenkomst moeten ondertekenen waarin dit wordt vastgelegd en bepaalt dat zij op de in de koopovereenkomst vastgestelde leveringsdatum de leveringsakte moeten tekenen;
5.7.4.
bepaalt dat van de verkoopopbrengst van de woning en de garage eerst de ontruimingskosten als bedoeld onder 5.6.4. aan [eiser] worden betaald en de taxatiekosten voor de woning en de garage aan de [adressen2] door [eiser] in 2021 gemaakt, alsmede de overige verkoopkosten, waaronder de kosten van de makelaar en de notaris. Na aftrek van de kosten zal de opbrengst tussen partijen gelijk worden verdeeld;
5.7.5.
bepaalt dat, indien [gedaagde] niet tijdig voldoet aan hetgeen is bepaald in 5.7.3., dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de schriftelijke koopovereenkomst en/of de notariële akte van levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van [gedaagde] dat zij de woning en de garage mede verkoopt dan wel mede levert aan de koper;
5.8.
ten aanzien van het pand [het pand] :
5.8.1.
verklaart voor recht dat het pand [het pand] te [plaats 1] tussen partijen is verdeeld en dat aan [eiser] in eigendom toebehoort [de bovenwoning] en dat aan [gedaagde] in eigendom toebehoort [de parterrewoning] ;
5.8.2.
veroordeelt [gedaagde] tot volledige en onvoorwaardelijke medewering aan alle handelingen die noodzakelijk zijn om te komen tot de splitsing van het pand [het pand] , in overeenstemming met de akte van splitsing als aan de dagvaarding gehecht als productie 9;
5.8.3.
bepaalt dat, indien [gedaagde] niet binnen vier weken na een verzoek daartoe voldoet aan hetgeen is bepaald onder 5.8.2., dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de notariële akte van splitsing als bedoeld onder 5.8.2;
5.9.
compenseert de proceskosten in conventie en in reconventie tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen proceskosten draagt;
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op [30 juni] 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1958