2.8Op 2 maart 2021 heeft verweerder 2 aan vergunninghoudster meegedeeld dat de alternatieve vaarroute voldoet aan de bijzondere voorschriften van de watervergunning. Bij controle is vastgesteld dat een minimale waterdiepte van 1,0 meter en een doorvaarbreedte van minimaal 3,75 meter zijn gerealiseerd en dat de voorgeschreven remmingswerken zijn geplaatst, waarmee wordt voldaan aan de bijzondere voorschriften van die watervergunning.
3. Verzoekers voeren aan dat als gevolg van het gedeeltelijk dempen van de dwarssloot door vergunninghoudster deze voor hen niet meer bevaarbaar is. Omdat de alternatieve vaarroute voor verzoekers evenmin doorvaarbaar is, betekent dit dat zij op dit moment zijn afgesneden van een groot deel van het vaarslotengebied van de Gouwepolder. Hierdoor kunnen de grondschippers een deel van hun klanten in dit gebied niet meer bereiken. Zij lijden hierdoor omzetschade. Omdat ook de rondvaartboten van de stichting van een deel van het vaarslotengebied zijn afgesneden, verliest een rondvaart haar aantrekkingskracht en dreigt ook de stichting schade te lijden. Gelet op deze situatie dient het primaire besluit van 23 februari 2021volgens verzoekers te worden geschorst. Tevens hebben verzoekers verzocht verweerders te gebieden van hun bevoegdheid gebruik te maken om vergunninghoudster te gelasten om binnen drie dagen na de uitspraak op deze verzoeken de dwarssloot weer doorvaarbaar te maken voor de schepen van verzoekers.
4. Het primaire besluit treedt op grond van artikel 6.1, tweede lid, onder a, in samenhang met het derde lid, van de Wabo pas in werking nadat de voorzieningenrechter op de verzoeken heeft beslist. Dat betekent dat vergunninghoudster tot dat moment geen gebruik mag maken van de bij het primaire besluit verleende omgevingsvergunning. Vaststaat dat vergunninghoudster reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van haar vergunning een aanvang heeft gemaakt met het dempen van de dwarssloot, waardoor deze momenteel niet bevaarbaar is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers voldoende spoedeisend belang bij hun verzoek, aangezien onbestreden is dat hun bedrijfsvoering wordt geraakt door het dempen van de sloot. Daarnaast is gebleken dat vergunninghoudster het dempen van de dwarssloot spoedig wil hervatten.
Inzake de brief van verweerder 2 van 2 maart 2021
5. Verzoekers wensen dat de brief van verweerder 2 van 2 maart 2021 wordt geschorst in afwachting van het besluit op hun bezwaar tegen deze brief. Verweerder 2 heeft zich op het standpunt gesteld dat deze brief geen besluit is, maar louter een feitelijke mededeling aan vergunninghoudster met een informatief karakter. Verweerder 2 heeft in dit verband verwezen naar een advies van zijn bezwaarschriftencommissie, waarin wordt geadviseerd het bezwaar tegen deze brief niet-ontvankelijk te verklaren. In deze procedure dient de voorzieningenrechter daarom eerst de vraag te beoordelen of de brief van 2 maart 2021 een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).