ECLI:NL:RBDHA:2021:6309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
NL21.8007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Tsjechië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Tsjechië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.

De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 9 juni 2021, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J.J. Jansen, en waar ook een tolk, S. Markarian, aanwezig was. Tijdens de zitting werd tevens de zaak met nummer NL21.8006 behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8007

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam] , verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.8006, plaatsgevonden op 9 juni 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Markarian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.8006, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Zohrabian, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.