ECLI:NL:RBDHA:2021:6299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
NL20.7319
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser als kennelijk ongegrond op basis van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 19 februari 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op 17 maart 2020, met de motivering dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging door de Marokkaanse autoriteiten vanwege zijn deelname aan demonstraties. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren, onder andere omdat hij geen bewijsstukken had overgelegd ter onderbouwing van zijn claims en omdat er tegenstrijdigheden in zijn verklaringen waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond en dat Marokko voor hem niet als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om de asielaanvraag af te wijzen. De eiser heeft geen aanleiding kunnen aanvoeren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7319

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] , eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.M.A. van der Heijden)

ProcesverloopBij besluit van 17 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [Geb. datum] 1982. Hij heeft op 19 februari 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor vervolging door de Marokkaanse autoriteiten vanwege zijn deelname aan demonstraties in Marokko.
3. Bij bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [2] Verweerder volgt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst en acht eisers verklaringen over de gestelde problemen met de autoriteiten ongeloofwaardig. Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over het moment waarop de problemen zijn begonnen. Van eiser mag verwacht worden dat hij hierover eenduidig verklaart nu dit een cruciaal onderdeel van zijn asielrelaas betreft. Eiser heeft verder summier verklaard over zijn rol als organisator van de demonstraties evenals zijn aanwezigheid hierbij. Eiser heeft geen enkel document overgelegd waarmee hij de gestelde vervolging van de Marokkaanse autoriteiten heeft onderbouwd. De gestelde vervolging rijmt niet met het gegeven dat eiser volgens zijn eigen verklaringen op rechtmatige wijze in 2019 in Marokko een paspoort heeft verkregen en op legale wijze heeft kunnen uitreizen.
4. Eiser voert in beroep aan dat hij al geruime tijd demonstreerde maar dat sinds de dood van de vishandelaar op 26 oktober 2016 de situatie in geheel Marokko is geëscaleerd. Eiser beschikt verder niet over bewijsstukken nu zijn vertrek ongepland was en hij niet wist dat hij ooit asiel zou aanvragen. Een paspoort heeft eiser verkregen omdat eiser iemand heeft omgekocht en de geheime dienst niet betrokken is bij de aanvraagprocedure voor een paspoort. Tegen eiser is verder geen aanhoudingsbevel uitgevaardigd waardoor hij op legale wijze Marokko heeft kunnen verlaten. In het geval van eiser kan Marokko niet gezien worden als veilig land van herkomst. Ten onrechte is aan hem dan ook een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opgelegd.
5. Bij de recente herbeoordeling is de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst ongewijzigd voortgezet. [3] Gelet daarop bestaat een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Marokkaanse autoriteiten en dat Marokko voor hem niet als veilig land van herkomst kan gelden. Verweerder heeft daaraan gemotiveerd ten grondslag gelegd dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas en dat er sprake is van tegenstrijdigheden en summiere verklaringen op essentiële punten in het relaas. Verweerder heeft het daarnaast ongerijmd mogen vinden dat eiser op gecontroleerde wijze het land heeft verlaten als hij in de negatieve aandacht zou staan van de autoriteiten in Marokko. Nu het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
7. Omdat de asielaanvraag van eiser is afgewezen als kennelijk ongegrond, heeft verweerder terecht bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw [4] . Verweerder heeft eiser om die reden terecht een inreisverbod opgelegd. Verweerder heeft in wat eiser aanvoert geen aanleiding hoeven zien om van het opleggen van een inreisverbod af te zien, of de duur ervan te bekorten. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van familie- of gezinsleven met zijn broer en neven in de zin van artikel 8 EVRM. De enkele stelling dat zijn broer bij familie in Nederland verblijft en hij neven heeft met de Nederlandse nationaliteit is niet voldoende.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid vanmr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekend gemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 Vw juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b Vw.
2.Marokko
3.Brief Staatssecretaris Ministerie van Justitie en Veiligheid, 6 mei 2021, nr. 3293506 + bijlage
4.Vreemdelingenwet 2000.