ECLI:NL:RBDHA:2021:6292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
09/046378-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor Opiumwetdelicten en witwassen van voertuigonderdelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen ter zake van Opiumwetdelicten, overtreding van de Geneesmiddelenwet en het witwassen van voertuigonderdelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 23 september 2020 tot en met 28 oktober 2020, samen met anderen, 2300 kilogram paracetamol en 1300 kilogram cafeïne voorhanden heeft gehad, bestemd voor het versnijden van harddrugs. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte zonder registratie werkzame stoffen had bereid en verhandeld, en dat hij voertuigonderdelen had gewitst die afkomstig waren van gestolen voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de stoffen bestemd waren voor illegale doeleinden en dat hij betrokken was bij het witwassen van de onderdelen. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en legde een straf op die in overeenstemming was met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/046378-21
Datum uitspraak: 14 juni 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te Dordrecht,
BRP-adres: [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 31 mei 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Roosma en van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman mr. K. Durdu naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid heroine en/of cocaine en/of (met)amtefamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine en/of cocaine en/of (met)amfetamine, zijnde heroine en/of cocaine en/of (met)amfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van voornoemd feit, hebbende verdachte en/of (een of meer) van zijn medeverdachte(n),
- 2300 kilogram, althans een hoeveelheid, paracetamol en/of 1300 kilogram, althans een hoeveelheid, cafeïne, althans middelen bestemd voor het versnijden, bewerken en/of verwerken van heroine en/of cocaine en/of amfetamine besteld, ingekocht, vervoerd, afgeleverd, voorhanden gehad en/of opgeslagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder registratie
werkzame stoffen, te weten:
- een hoeveelheid van 2.300 kilogram, althans een hoeveelheid, paracetamol en/of
- een hoeveelheid van 1.300 kilogram, althans een hoeveelheid, cafeïne heeft bereid, ingevoerd, voorhanden gehad, afgeleverd, uitgevoerd en/of verhandeld;
3.
hij op of omstreeks 28 oktober 2020, te Rijswijk, van één of meerdere voertuigonderde(e)l(en), waaronder in ieder geval
- een passagiersairbag afkomstig uit een VW Transporter T5 Businessvan ( [kenteken 1] ),
- een stuurkolom afkomstig uit een Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) en/of
- een display en radio afkomstig uit een BMW type 318D Touring ( [kenteken 3] )
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 27 september 2020 werd door verhuurder [betrokkene] een melding gedaan met betrekking tot de opslagunits 1.3 en 15, gelegen op het terrein van [straatnaam] te Rijswijk. Hij verklaarde dat hij in genoemde units grote hoeveelheden cafeïne en paracetamol had aangetroffen en dat de betreffende opslagunits werden verhuurd aan de verdachte. Uit de door [betrokkene] verstrekte gegevens bleek dat de verdachte sinds 27 maart 2020 opslagunit 15 en sinds 22 juli 2020 opslagunit 1.3 huurt en dat maandelijks een geldbedrag wordt afgeschreven van de rekening van de verdachte ten behoeve van de huur. Daarnaast bleek dat de verdachte een toegangspas in gebruik heeft om toegang te krijgen tot het terrein waar de opslagunits zich bevinden. Uit de gegevens van de toegangspas bleek dat die in de periode tussen 30 augustus 2020 en 23 november 2020 meermalen was gebruikt. [2]
Naar aanleiding van genoemde melding zijn de opslagunits 15 en 1.3 op 28 oktober 2020 ter inbeslagneming doorzocht. Tijdens de doorzoeking in unit 15 werden onder meer in beslag genomen:
- 24 dozen cafeïne à 25 kilogram;
- 16 verpakkingen cafeïne à 25 kilogram, waarvan één verpakking opengebroken;
- 49 verpakkingen paracetamol à 25 kilogram;
- 4 labelstickers [bedrijf 3] ;
- een groen adreslabel met als geadresseerde [bedrijf 1] [adres 2] .
Tijdens de doorzoeking in unit 1.3 werden diverse voertuigonderdelen in beslag genomen, waaronder een stuur van een Peugeot en een radio en een display van een BMW. [3]
In relatie tot drugs zijn paracetamol en cafeïne versnijdingsmiddelen voor amfetamine, cocaïne en heroïne. Het is verboden om zonder registratie werkzame stoffen zoals paracetamol te bereiden, in te voeren, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, af te leveren, uit te voeren of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen, dan wel in werkzame stoffen een groothandel te drijven. [4]
Naar aanleiding van het onderzoek in de opslagunits wordt de verdachte – kort gezegd – het medeplegen van voorbereidingshandelingen ter zake van Opiumwetdelicten (feit 1) en overtreding van de Geneesmiddelenwet (feit 2) verweten. Voorts wordt de verdachte verweten dat hij voertuigonderdelen heeft witgewassen (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat partiële vrijspraak moet volgen voor het witwassen van een passagiersairbag afkomstig van een Volkswagen Transporter.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat sprake is van een vormverzuim en dat dit bewijsuitsluiting tot gevolg zou moeten hebben op de voet van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat voor het binnentreden van unit 1.3 geen machtiging tot doorzoeking is afgegeven door de officier van justitie en dat hiermee een onherstelbaar verzuim is ontstaan. Gelet op deze onrechtmatigheid moet het bewijs dat is aangetroffen bij de doorzoeking van unit 1.3 uitgesloten worden en dient ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit vrijspraak te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten eveneens vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte de bestuurder is geweest van de auto’s die de units 15 en 1.3 hebben bezocht, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de auto’s ruim tien jaar oud zijn en dat het niet uitgesloten is dat de voertuigonderdelen reeds eerder zijn vervangen dan wel doorverkocht zijn door de verzekeraar.
3.4.
De beoordeling van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
In het proces-verbaal van bevindingen [5] met daarin een verslag van de doorzoeking in unit 15 en 1.3 op het perceel van ‘ [adres 2] te Rijswijk is vermeld dat deze doorzoeking heeft plaatsgevonden onder leiding van officier van justitie J. Roosma. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verklaard dat zij mondeling bevel heeft gegeven voor de doorzoeking van beide boxen, dat zij dit deed terwijl ze zelf bij de zoeking aanwezig was en dat in de schriftelijke bevestiging van deze machtiging verzuimd is box 1.3 op te nemen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met de constatering dat sprake is van een vormverzuim.
De rechtbank oordeelt dat, nu de officier van justitie zelf de doorzoeking heeft verricht, sprake is van een doorzoeking ex artikel 96c lid 1 Sv, waarin de officier dus zijn eigen opsporingsbevoegdheid uitoefent, en niet van de situatie als bedoeld in het tweede lid van dat artikel, waarin de officier een hulpofficier machtigt om deze bevoegdheid uit te oefenen.
In dit onderzoek heeft [opsporingsambtenaar] de dag voor de doorzoeking een machtiging aangevraagd, om de doorzoeking te doen in geval de officier niet (tijdig) ter plaatse zou kunnen zijn. Omdat de officier zelf wel ter plaatse was, was een beslissing op die aanvraag niet meer nodig. Niettemin is die machtiging (waarin loods 1.3 niet is genoemd), op 2 november 2020 alsnog verleend en opgenomen in het dossier. Nu echter de doorzoeking niet heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van die machtiging maar op eigen bevoegdheid van de officier, ziet de rechtbank dit niet als een vormverzuim in het opsporingsonderzoek tegen verdachte. Het verweer wordt verworpen.
3.5
De beoordeling van de tenlastelegging
3.5.1.
Feiten 1 en 2
Levering 23 september 2020
Uit de beelden van de beveiligingscamera’s van het terrein met de opslagunits bleek dat de later aangetroffen verpakkingen met paracetamol en cafeïne op 23 september 2020 werden geleverd en opgeslagen in unit 15 en dat de levering werd uitgevoerd door [bedrijf 2] . [6] Bij [bedrijf 2] zijn de gegevens van de levering opgevraagd. Ten aanzien van de inhoud van de geleverde goederen bleek dat de goederen zijn geleverd in opdracht van [bedrijf 3] . Het [adres 2] is opgegeven als afleveradres. De afzender van de goederen was [bedrijf 4] en de levering bestond uit 2300 kilogram paracetamol en 1300 kilogram coffeïne anhydrous voor een totaalbedrag van € 30.270 exclusief BTW. [7]
Camerabeelden [8]
De beveiligingsbeelden van verhuurder [betrokkene] zijn door [verbalisant 1] bekeken en hij heeft het volgende daarover gerelateerd.
Op de beelden van 12 september 2020 was te zien dat een Volkswagen Caddy (hierna: de Volkswagen) met kenteken [kenteken 4] bij het terrein aan [straatnaam] te Rijswijk aankwam en dat een man en vrouw in het voertuig zaten. De Volkswagen reed het terrein op en parkeerde vervolgens ter hoogte van unit 15. De bestuurder laadde diverse goederen uit het voertuig en plaatste die in unit 15.
Op de beelden van 23 september 2020 was te zien dat de Volkswagen bij het terrein aan [straatnaam] aankwam, dat de bestuurder van de Volkswagen naar de bestuurder van een Scania vrachtauto liep en in de richting van unit 15 wees en vervolgens het toegangshek opende. Zowel de Volkswagen als de Scania vrachtauto reden richting unit 15. Uit de Volkswagen stapten drie mannen. De Scania vrachtauto parkeerde ter hoogte van opslagunit 15. In totaal werden 10 pallets met ronde en vierkante dozen gelost. De drie mannen haalden de dozen van de pallets en plaatsten die in de opslagunit. De verbalisant herkende de verpakkingen als de dozen cafeïne en paracetamol zoals deze op 28 oktober 2020 in beslag zijn genomen in unit 15. Toen de Scania vrachtauto het terrein had verlaten, werden diverse goederen, waaronder enkele van de zojuist geleverde dozen, in de Volkswagen geladen.
Op de beelden van 26 september 2020 was te zien dat de Volkswagen het terrein aan ‘ [straatnaam] opreed en parkeerde ter hoogte van unit 15. De bestuurder laadde verschillende goederen in en uit de unit.
Op de beelden van 16 oktober 2020 was te zien dat een Mercedes-Benz (hierna: de Mercedes) met kenteken [kenteken 5] het terrein op kwam rijden. Voorts was te zien dat een bestelbus direct achter de Mercedes aan reed door de poort en dat beide voertuigen parkeerden ter hoogte van unit 15. Twee mannen laadden vervolgens meerdere dozen in de bestelbus. Nadat de bestelbus omstreeks 17:25 uur vertrok, was te zien dat de bestuurder van de Mercedes nog diverse goederen in de Mercedes laadde.
Op de beelden van 17 oktober 2020 was te zien dat de Mercedes het terrein op reed en dat er twee mannen in de Mercedes zaten. De Mercedes parkeerde ter hoogte van unit 15 en de beide mannen haalden verschillende goederen uit de opslagunit. De Mercedes vertrok vervolgens.
Op de beelden van 19 oktober 2020 was te zien dat een Nissan met kenteken [kenteken 6] (hierna: de Nissan) en een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 7] het terrein op reden en aan de rechterzijde van het terrein parkeerden. Nadat de inzittenden eerst de unit op de eerste etage hadden bezocht, parkeerden de inzittenden van de Nissan ter hoogte van unit 15 en haalden zij diverse goederen en dozen uit de unit.
Op de beelden van 20 oktober 2020 is te zien dat de Mercedes parkeerde ter hoogte van unit 15 en diverse goederen uit de unit in het voertuig laadde.
Op de beelden van 29 oktober 2020 was te zien dat een Mercedes-Benz Vito (hierna: Vito) met kenteken [kenteken 9] en een bestelbus met kenteken [kenteken 8] , het terrein op reden. Beide voertuigen parkeerden ter hoogte van unit 15. De inzittenden laadden verschillende goederen uit de opslagunit in de bestelbusjes. Na raadpleging in de daartoe beschikbare systemen bleek dat het kenteken [kenteken 9] op naam was gesteld van de verdachte.
Verklaring broer verdachte
[broer verdachte] , de broer van de verdachte, is als getuige gehoord. Hij verklaarde dat hij voor zijn broer – de verdachte dus – meerdere auto’s op zijn naam heeft gehad, namelijk een blauwe Volkswagen Caddy en een Mercedes cabriolet. Hij verklaarde daarnaast dat hij een Nissan Juke heeft, maar dat die in gebruik is bij zijn vrouw. Ten slotte verklaarde hij dat hij zelf nooit op het terrein van ‘ [straatnaam] in Rijswijk is geweest. [9]
Onderzoek naar voertuigen
De politie heeft de kentekens van de Nissan, Mercedes en Volkswagen bevraagd in de beschikbare systemen. Hieruit kwam naar voren dat de Mercedes op 2 oktober 2020 is gecontroleerd in de Havenstraat in Sliedrecht, dat de verdachte de bestuurder was en tegen de politie heeft de verklaard de eigenaar te zijn van het voertuig. Vervolgens heeft de politie de camerabeelden van het terrein van [straatnaam] bekeken met als doel de gebruikers van de voertuigen te identificeren. De Volkswagen was op 23 en 26 september 2020 en 3 oktober 2020 op het terrein met de opslagunits aanwezig. De Mercedes was op 16, 17 en 20 oktober 2020 op het terrein met de opslagunits aanwezig. De Nissan was op 19 oktober 2020 op het terrein met de opslagunits aanwezig. Op alle genoemde data maakte steeds hetzelfde individu gebruik van de genoemde voertuigen. Het signalement van de man is als volgt omschreven: slank postuur, smal gezicht, een korte donkere baard en draagt op vrijwel alle momenten een pet. [10]
Herkenning op de camerabeelden
[verbalisant 2] , die de verdachte tevens heeft aangehouden, heeft de persoon op de camerabeelden van het terrein van [straatnaam] vergeleken met de verdachtenfoto van de verdachte. [verbalisant 2] heeft screenshots toegevoegd van de camerabeelden van 12 september 2020 en heeft gerelateerd dat op foto 3 de verdachte duidelijk te zien is en dat hij hem als de bestuurder van de Volkswagen heeft herkend aan zijn smalle gezicht, baardje, postuur en zijn bouw.
Op de foto’s 6 en 7 heeft hij de verdachte ook herkend. Op foto 6 spreekt de verdachte de bestuurder van de Scania vrachtwagen aan, waarvan uit onderzoek is vastgesteld dat deze vrachtwagen de paracetamol en cafeïne heeft geleverd die zijn aangetroffen in de door de verdachte gehuurde opslagbox. [11]
Indicatieve test
[verbalisant 3] heeft ter plaatse [12] en in het Keten Beslag Huis de inhoud van één ton paracetamol onderworpen aan een indicatietest verdovende middelen. De verbalisant heeft bevestigd dat de indicatieve test een positief resultaat gaf op de stof paracetamol. Vervolgens heeft hij de inhoud van één ton cafeïne onderworpen aan een indicatieve test. De verbalisant heeft bevestigd dat de indicatieve test een positief resultaat gaf op de stof cafeïne. [13]
Onderzoek naar bedrijven
De bedrijven [bedrijf 1] . en [bedrijf 3] zijn bevraagd in de registers van de Kamer van Koophandel. Hieruit kwam naar voren dat [bedrijf 1] met ingang van 4 februari 2020 als failliet stond geregistreerd en dat [bedrijf 3] geen treffers opleverde in de registers van de Kamer van Koophandel. [14]
API-registratie
Uit onderzoek in de EudraGMDP database bleek dat API-registraties enkel aan rechtspersonen worden verleend en dat de bedrijfsnamen ‘ [bedrijf 3] ’ en ‘ [bedrijf 1] ’ geen treffers gaven voor een geldige registratie conform artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. [15]
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 2
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of het de verdachte is geweest die de stoffen paracetamol en cafeïne voorhanden heeft gehad in unit 15 aan [straatnaam] te Rijswijk. Gelet op het feit dat de verdachte de units heeft gehuurd en betaald, de toegangspas die aan hem was afgegeven op meerdere momenten in de tenlastegelegde periode is gebruikt en verschillende voertuigen in gebruik bij de verdachte op het terrein van de unit zijn geweest, stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die de stoffen voorhanden heeft gehad. De rechtbank voelt zich in dit oordeel gesterkt door de herkenning van de verdachte door de verbalisant op de beelden van de dag van de levering van de paracetamol en cafeïne op 23 september 2020. De rechtbank heeft de foto’s van de persoon op de screenshots van de herkenning door de verbalisant en de foto van de verdachte ten tijde van zijn aanhouding vergeleken. De rechtbank komt hierbij tot de conclusie dat zij geen reden ziet om aan die herkenning door de verbalisant te twijfelen. Ter terechtzitting is namens de verdachte naar voren gebracht dat hij de opslagunits zou hebben onderverhuurd en dat hem geen verwijt te maken valt. Uit het voorgaande, in samenhang bezien met de inhoud van de bewijsmiddelen, acht de rechtbank dit scenario niet aannemelijk geworden. Dit verweer is ook op geen enkele wijze door de verdediging onderbouwd. Het dossier biedt bovendien geen aanknopingspunten die het verweer van de verdediging zouden kunnen staven.
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte wetenschap had, al dan niet in voorwaardelijke zin, omtrent de bestemming van de door hem verhandelde stoffen. In dit verband neemt de rechtbank allereerst in ogenschouw dat door of namens de verdachte geen aannemelijke verklaring is gegeven voor het feit dat de verdachte deze grote hoeveelheden stoffen voorhanden had in de door hem gehuurde opslagunit. Voorst is in het onderzoek niet gebleken dat de verdachte een farmaceut is of een farmaceutische achtergrond heeft. Dit maakt dat een legaal doel voor de aanwezigheid al minder aannemelijk wordt. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het feit dat het hier zeer grote hoeveelheden paracetamol (2300 kg) en cafeïne (1300 kg) betreft, die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen (circa 30.000 euro ex BTW) en waarvoor ten aanzien van Paracetamol geldt dat deze stof in Nederland uitsluitend verhandeld mag worden door geregistreerde rechtspersonen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheden dat de stoffen zijn afgeleverd en opgeslagen in een unit op een vanaf de openbare weg moeilijk zichtbaar opslagterrein, dat de stoffen zijn geleverd op naam van bedrijven die als failliet geregistreerd of niet geregistreerd staan in Nederland, en dat de toegangspas op naam van de verdachte veelvuldig in de nachtelijke uren, is gebruikt. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte moet hebben geweten dat genoemde stoffen geschikt zijn voor het bewerken of verwerken voor harddrugs, en daartoe ook bestemd waren.
Medeplegen
Uit de camerabeelden volgt dat meerdere personen aanwezig en betrokken waren bij het treffen van de voorbereidingshandelingen van Opiumwetdelicten. Op grond daarvan kan worden bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van feit 1.
Verhandelen en afleveren
De rechtbank concludeert dat een aanzienlijk deel van de oorspronkelijke levering ten tijde van de doorzoeking op 28 oktober 2020 reeds verhandeld en afgeleverd was door de verdachte en zijn mededaders, nu er een fors verschil bestaat tussen de inbeslaggenomen hoeveelheden (circa 975 kg cafeïne en 1225 kg paracetamol) en de hoeveelheden die op de pakbon van levering staan vermeld (1300 kg cafeïne en 2300 kg paracetamol). Bovendien is op de camerabeelden meermalen te zien dat delen van de afgeleverde goederen uit unit 15 in diverse voertuigen worden geladen en het terrein van de opslagunits verlaten.
Overtreding Geneesmiddelenwet
Nu uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat aan de verdachte geen API-registratie was verleend, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte met betrekking tot de paracetamol artikel 38 van de Geneesmiddelenwet heeft overtreden. Dit geldt niet ten aanzien van de cafeïne, nu uit de stukken niet blijkt dat cafeïne een werkzame stof is in de zin van de Geneesmiddelenwet. Voor dat deel van de tenlastelegging volgt dan ook een partiële vrijspraak.
Dit alles maakt dat de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen verklaart.
3.5.2.
Feit 3
Camerabeelden [16]
Op de beelden van 3 oktober 2020 was te zien dat de Volkswagen omstreeks 17.45 uur het terrein op reed en vervolgens doorreed naar de rechterzijde van het terrein. Twee mannen stapten uit en openden een opslagunit op de eerste etage, waarna zij deze opslagunit betraden.
Op de beelden van 19 oktober 2020 was te zien dat een Nissan met kenteken [kenteken 6] (hierna: de Nissan) en een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 7] het terrein op reden en aan de rechterzijde van het terrein parkeerden. In totaal liepen drie mannen naar een opslagunit op de eerste verdieping en haalden daar diverse auto-onderdelen uit en plaatsten deze voor de opslagunit. Vervolgens was te zien dat twee van de drie mannen elk een autodeur via de trap naar beneden tilden en deze in de Volkswagen Caddy laadden. De voor de opslagunit geplaatste auto-onderdelen werden terug in de unit geplaatst, waarop de Volkswagen Caddy vertrok. De inzittenden van de Nissan parkeerden vervolgens ter hoogte van opslagunit 15 en haalden diverse goederen en dozen uit de opslagunit. Na raadpleging in de daartoe beschikbare systemen bleek dat het kenteken [kenteken 6] op naam was gesteld van [broer verdachte] , de broer van de verdachte.
Onderzoek naar voertuigen
De Volkswagen was op 23 en 26 september 2020 en 3 oktober 2020 op het terrein met de opslagunits aanwezig. De Nissan was op 19 oktober 2020 op het terrein met de opslagunits aanwezig. Op alle genoemde data maakte steeds hetzelfde individu gebruik van de genoemde voertuigen. Het signalement van de man is als volgt omschreven: slank postuur, smal gezicht, een korte donkere baard en draagt op vrijwel alle momenten een pet. [17] [verbalisant 2] , die de verdachte tevens heeft aangehouden, heeft de persoon op de camerabeelden van het terrein van [straatnaam] vergeleken met de verdachtenfoto van de verdachte. Hij heeft de verdachte op 12 september 2020 en 23 september 2020 herkend als de bestuurder van de Volkswagen. Hij herkende de verdachte aan zijn smalle gezicht, baardje, postuur en zijn bouw. [18]
Onderzoek voertuigonderdelen Peugeot en BMW
Aan de hand van de in de onderzochte stuurkolom aangetroffen unieke fabriekskenmerken en de door de fabrikant aangeleverde gegevens is gebleken dat dit onderdeel op 24 mei 2012 is gemonteerd in een Peugeot 208 en dat het voertuig is voorzien van V.I.N. [code] . Bij navraag bij de RDW bleek dat voor het voertuig met dit V.I.N. nummer het [kenteken 2] is afgegeven. Dit voertuig stond sedert 19 september 2020 als ontvreemd gesignaleerd bij de politie eenheid Rotterdam. [19]
Aan de hand van de in de onderzochte display en radio aangetroffen unieke fabriekskenmerken en de door de fabrikant aangeleverde gegevens is gebleken dat de onderdelen op 30 september 2008 zijn gemonteerd in een BMW Touring en dat het voertuig is voorzien van V.I.N. [code] . Bij navraag bij de RDW bleek dat voor het voertuig met dit V.I.N. nummer het [kenteken 3] is afgegeven. Dit voertuig stond sedert 12 april 2020 als ontvreemd gesignaleerd bij de politie eenheid Rotterdam. [20]
Bewijsoverweging van de rechtbank ten aanzien van feit 3
Op grond van hetgeen hiervoor overwogen staat vast dat de voertuigen, waaruit de aangetroffen onderdelen afkomstig waren, als ontvreemd stonden geregistreerd. Dit levert het vermoeden op dat deze onderdelen van enig misdrijf afkomstig zijn. Het namens de verdachte door de raadsman ter zitting geschetste scenario, dat de onderdelen reeds voor de diefstal waren vervangen en/of daarna door de verzekering doorverkocht zouden kunnen zijn, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het dossier biedt hier geen enkel aanknopingspunt voor en de verdachte heeft zelf geen aannemelijke verklaring gegeven over een dergelijke mogelijke legale herkomst van de voertuigonderdelen.
De rechtbank acht gezien het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een stuurkolom uit een Peugeot en een display en radio uit een BMW.
Vrijspraak witwassen passagiersairbag
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat partiële
vrijspraak moet volgen voor de passagiersairbag omdat uit het dossier niet blijkt dat dit
onderdeel in beslag is genomen tijdens de doorzoeking van opslagunit 1.3.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 23 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van heroïne en cocaïne en
amfetamine, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine, telkens
middelenvermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, stoffen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van voornoemd feit, hebbende verdachte en zijn medeverdachten, 2300 kilogram paracetamol en 1300 kilogram cafeïne, bestemd voor het versnijden, bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine, vervoerd, afgeleverd, voorhanden gehad en opgeslagen;
2.
hij in de periode van 23 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 te Rijswijk, tezamen en in
vereniging met anderen, zonder registratie een werkzame stof, te weten:
- 2.300 kilogram paracetamol
heeft voorhanden gehad, afgeleverd en verhandeld;
3.
hij op 28 oktober 2020 te Rijswijk van meerdere voertuigonderdelen, waaronder
- een stuurkolom afkomstig uit een Peugeot 208 ( [kenteken 2] ) en
- een display en radio afkomstig uit een BMW type 318D Touring ( [kenteken 3] )
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of deze voorwerpen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een geldboete van € 20.000,- wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte en zijn medische situatie, alsmede die van zijn partner. Gelet hierop heeft de raadsman de rechtbank verzocht om bij bewezenverklaring een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, met daarnaast een taakstraf en, indien de rechtbank dat nodig acht, bij een hogere gevangenisstraf het meerdere voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen gericht op het bewerken/vervaardigen van cocaïne, heroïne en amfetamine. De verdachte en zijn mededaders hebben hiertoe 2300 kg paracetamol en 1300 kg cafeïne voorhanden gehad in de door de verdachte gehuurde opslagunit. Op grond van de grote hoeveelheid aangetroffen stoffen moet worden aangenomen dat daarmee een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen geproduceerd kon worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid.
Gelet op hetgeen in de door de verdachte gehuurde opslagunit uiteindelijk is aangetroffen, kan worden geconcludeerd dat de verdachte een faciliterende - en daarmee cruciale - rol heeft gespeeld bij de vervaarding van harddrugs, aangezien een behoorlijke hoeveelheid van de geleverde stoffen binnen een maand tijd al was verhandeld of verder afgeleverd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van meerdere voertuigonderdelen. Dit vormt een bedreiging voor de integriteit van het financiële en economische verkeer en de maatschappelijke orde.
Gelet op de ernst van de feiten en in het bijzonder gelet op het grote belang van de bescherming van de volksgezondheid, is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een juiste bestraffing vormt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiernaast de door de officier van justitie gevorderde geldboete op te leggen.
Bij de bepaling van de zwaarte van de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op uitspraken in zaken waarin het eveneens ging om zeer aanzienlijke hoeveelheden versnijdingsmiddelen. Deze straffen in deze zaken zijn veelal gevangenisstraffen van langere duur. De rechtbank heeft een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 1 december 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:3383) als vertrekpunt voor de straftoemeting genomen.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 24 mei 2021 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 17 mei 2021.
De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en meewerken aan schuldhulpverlening.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de op de beslaglijst onder 14, 15, 16 en 17 genummerde voorwerpen. Ten aanzien van de onder 1, 2, 3, 5, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 genummerde voorwerpen heeft de officier van justitie geconcludeerd tot teruggave aan de verdachte en ten aanzien van de goederen onder 7, 18, 19 en 20 de teruggave aan de verzekeraar. Ten aanzien van de voorwerpen genoemd onder 4 en 6 heeft de officier van justitie aangegeven dat de voorwerpen zullen worden vernietigd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 14, 15, 16 en 17 genummerde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Ten aanzien van de goederen genoemd onder 1, 2, 3, 5, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de verdachte. Ten aanzien van de goederen genoemd onder 7, 18, 19 en 20 zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de verzekeraar.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a van de Opiumwet;
- 38 van de Geneesmiddelenwet;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 2:
begaan van de overtreding van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
ten aanzien van feit 3:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
10 (tien) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Humanitas Homerun DMH of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig acht en de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen en de reclassering inzage geeft in zijn financiën en schulden, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 14, 15, 16 en 17 genummerde voorwerpen, te weten:
14- 24 DS Voer;
15- 15 TON Voer;
16- 1 TON Voer;
17- 49 TON Medicijn;
gelast de teruggave aan de veroordeelde van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 5, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 genummerde voorwerpen, te weten:
1- 1 STK Vuilniszak;
2- 2 STK Mes;
3- 2 STK Handschoen;
5- 1 STK Zeil;
8- 1 STK Mixer;
9- 1 STK Jerrycan;
10- 4 STK Sticker;
11- 1 STK Sticker
12- 1 STK Sticker;
13- 1 STK Label;
gelast de teruggave aan de verzekeraar van de op de beslaglijst onder 7, 18, 19 en 20 genummerde voorwerpen, te weten:
7- 1 STK Motorblok;
18- 1 STK Stuur;
19- 1 STK Autoradio;
20- 1 STK Onderdeel van omschrijving BMW.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.L.M. Staals, voorzitter,
mr. S.M. van der Schenk, rechter,
mr. F. Rutten, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, Team Rijswijk, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 222).
2.Proces-verbaal vertrekking gevorderde gegevens, inclusief bijlagen, p.70-82.
3.Proces-verbaal van verdenking, p. 37-38.
4.Proces-verbaal Team Forensische Opsporing/Narcotica, p. 187.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 105-106.
7.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, inclusief bijlagen, p. 87-98 en proces-verbaal van bevindingen p. 99.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104-108.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [broer verdachte] , p. 199-203.
10.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlage, p. 196-198.
11.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 204-209.
12.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 171-179.
13.Proces-verbaal Team Forensische Opsporing/Narcotica, p. 185-187.
14.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 136-139.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 135.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104-108.
17.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlage, p. 196-198.
18.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 204-209.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 193-195.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 193-195.