ECLI:NL:RBDHA:2021:6289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
09/045583-21, 09/167042-20 (tul) en 09/272302-20 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere winkeldiefstallen met geweld en bedreiging

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere winkeldiefstallen, waarvan enkele gepaard gingen met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdachte werd vrijgesproken van een diefstal met braak bij een fietsenwinkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vier winkeldiefstallen, waarbij hij in twee gevallen geweld had gebruikt en in één geval met een schaar had gedreigd. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn daden angst had veroorzaakt bij het winkelpersoneel en schade had berokkend aan de winkelbedrijven. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek, en legde bijzondere voorwaarden op voor de proeftijd. De rechtbank besloot ook om een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/045583-21, 09/167042-20 (tul) en 09/272302-20 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 17 juni 2021
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te Alphen aan den Rijn,
BRP-adres: [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

De terechtzitting

De zaak met parketnummer 09/272302-20 is door de politierechter op de zitting van 1 februari 2021 aangehouden en op de zitting van 16 april 2021 verwezen naar de meervoudige kamer.
De zaak met parketnummer 09/045583-21 wordt hierna ‘dagvaarding I’ genoemd en de zaak met parketnummer 09/272302-20 ‘dagvaarding II’. Het onderzoek in beide zaken is gehouden op de terechtzitting van 3 juni 2021 (inhoudelijke behandeling).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J. Lintjer heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van
de bij vonnis van de politierechter rechtbank Den Haag d.d. 10 september 2020
voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het op de dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feit. Verder achtte de raadsman het onwaarschijnlijk dat de verdachte het geweld heeft gebruikt dat in dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Dagvaarding I (09/045583-21)
hij op of omstreeks 16 februari 2021 te 's-Gravenhage, een of meerdere pakken
en/of blikken koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan Jumbo ( [filiaal] ),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een schaar (uit zijn jas en/of broek) te pakken en/of die schaar te tonen en/of
- met die schaar (een) stekende en/of zwaaiende beweging(en) te maken in de
richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die schaar heen en weer te bewegen terwijl die [slachtoffer 2] die schaar vasthield en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ten val te brengen en/of
- die [slachtoffer 1] tegen zijn been te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] in zijn armen te knijpen
- die [slachtoffer 1] in zijn gezicht en/of hals, althans in de richting van die [slachtoffer 1] , te
spugen;
Dagvaarding II (09/272302-20)
1
hij op of omstreeks 29 oktober 2020 te 's-Gravenhage twee blikjes bier, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Lidl
( [vestiging 1] ), heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 12 januari 2020 te 's-Gravenhage een elektrische fiets, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3
hij in de periode van 9 augustus 2020 tot en met 10 augustus 2020 te 's-
Gravenhage spiegels van een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in de periode van 9 augustus 2020 tot en met 10 augustus 2020 te 's-
Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk spiegels van een scooter en/of een
windscherm van een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te 's-Gravenhage 6 verpakkingen koffie (ter
waarde van 46,74 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan Spar ( [vestiging 2] ), heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 7 november 2020 te 's-Gravenhage 6 verpakkingen koffie (ter
waarde van 49,93 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan Spar ( [vestiging 2] ), heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [slachtoffer 5] te zeggen "ik heb een mes ik steek je dood".

Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding II met parketnummer 09/272302-20 onder feit 2 en feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van feit 2
Op ongeveer 220 meter afstand van de winkel waar een elektrische fiets is gestolen, is een paar handschoenen aangetroffen dat door het aangetroffen DNA-profiel te linken is aan de verdachte. Zonder enig steunbewijs is dat enkele aantreffen echter onvoldoende om aan te nemen dat het de verdachte is geweest die de fiets heeft gestolen. Zeker nu de verdachte niet voldoet aan het signalement dat een getuige heeft gegeven van de vermoedelijke dader.
Ten aanzien van feit 3 primair
Het bloedspoor dat is gevonden op het windscherm van de scooter is weliswaar van de verdachte, maar dat zegt niets over wegnemingshandelingen. De scooter is om 23.00 uur achtergelaten en de diefstal van de spiegels is ontdekt rond 12.30 uur de volgende dag. Op grond van de processtukken kan niet zonder redelijke twijfel worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de spiegels van een scooter heeft gestolen.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit:
De rechtbank is van oordeel datuit het dossier en de camerabeelden blijkt dat de verdachte bij de kassa’s en servicebalie snel werd vastgepakt door het aanwezige winkelpersoneel en met vereende krachten naar een andere ruimte is gebracht. Op de beelden is te zien dat er wordt geduwd en getrokken en dat door de verdachte een schaar wordt vastgehouden en bewegingen met de schaar worden gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte gedreigd heeft met een schaar en geweld is gepleegd door de verdachte door die schaar te bewegen, terwijl deze door een winkelmedewerker werd vastgehouden.
In de aangiftes van het winkelpersoneel wordt verder verklaard dat de verdachte het winkelpersoneel ten val zou hebben gebracht, zou hebben geschopt, geknepen en gespuugd. Uit de processtukken blijkt echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat de verdachte -in het lichamelijk contact tussen hem en het winkelpersoneel- het opzet heeft gehad tot het plegen van dit geweld. Ook is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte in de richting van [slachtoffer 1] heeft gespuugd, nu alleen [slachtoffer 1] daarover heeft verklaard, terwijl de twee collega’s direct in de buurt van de verdachte en [slachtoffer 1] waren toen dit zou zijn gebeurd en daarover niet verklaren. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van de volgende geweldshandelingen die ten laste zijn gelegd:
“- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ten val te brengen en/of
- die [slachtoffer 1] tegen zijn been te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] in zijn armen te knijpen
- die [slachtoffer 1] in zijn gezicht en/of hals, althans in de richting van die [slachtoffer 1] , te
spugen;”.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit en de bij dagvaarding II onder 1, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Dagvaarding I (09/045583-21)
hij op 16 februari 2021 te 's-Gravenhage, meerdere blikken koffie,
die toebehoordenaan Jumbo ( [filiaal] ),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een schaar te pakken en die schaar te tonen en
- met die schaar een beweging te maken in de
richting van die [slachtoffer 1] en
- die schaar heen en weer te bewegen terwijl die [slachtoffer 2] die schaar vasthield;
Dagvaarding II (09/272302-20)
1
hij op 29 oktober 2020 te 's-Gravenhage twee blikjes bier,
die toebehoordenaan Lidl
( [vestiging 1] ), heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3 ( subsidiair)
hij in de periode van 9 augustus 2020 tot en met 10 augustus 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en een
windscherm van een scooter,
dat toebehoordeaan [slachtoffer 4] , heeft vernield;
4
hij op 26 oktober 2020 te 's-Gravenhage 6 verpakkingen koffie (ter waarde van 46,74 euro),
die toebehoordenaan Spar ( [vestiging 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op 7 november 2020 te 's-Gravenhage 6 verpakkingen koffie (ter
waarde van 49,93 euro),
die toebehoordenaan Spar ( [vestiging 2] ), heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [slachtoffer 5] te zeggen "ik heb een mes ik steek je dood".
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten, te weten vier winkeldiefstallen, waarvan hij bij twee winkeldiefstallen gedreigd heeft met geweld en bij één van die diefstallen ook met een schaar letsel heeft veroorzaakt. Dit zijn ernstige strafbare feiten die angst veroorzaken bij het winkelpersoneel en die ook schade aan de winkelbedrijven met zich brengen. De verdachte heeft met zijn gedrag een gebrek aan respect voor andermans eigendom getoond en winkelpersoneel tijdens de uitoefening van hun werk angst aangejaagd en verwond. Door een schaar te pakken en daarmee te bewegen richting het personeel, heeft hij zichzelf en het winkelpersoneel in een gevaarlijke situatie gebracht. Het had heel anders af kunnen lopen. Het winkelpersoneel mag verwachten dat zij hun werk kunnen doen zonder geconfronteerd te worden met geweld of de dreiging daarvan. Daarnaast zorgen dergelijke incidenten voor een algemeen gevoel van onveiligheid in de openbare ruimte. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een scherm van een scooter, een hinderlijk feit voor de betrokkene, die door toedoen van de verdachte moeite heeft moeten doen en kosten heeft moeten maken om haar scooter weer veilig te kunnen gebruiken.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 7 mei 2021 die ten aanzien van de verdachte is opgemaakt door [GZ psycholoog] . Daaruit komt naar voren dat de verdachte door een licht verstandelijke beperking verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de diefstal die de verdachte op 16 februari 2021 heeft gepleegd in de Jumbo in Den Haag, nu hij in beperkte mate in staat is complexe situaties te overzien en beperkt is in probleem oplossende vaardigheden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gedragsdeskundige op inzichtelijke wijze gemotiveerd aangegeven hoe zij tot haar bevindingen en conclusie is gekomen. De rechtbank neemt deze conclusie dan ook over en maakt die tot de hare. Gelet op het feit dat de in de rapportage genoemde persoonlijke problemen van de verdachte zich ook voordeden in de periode waarin de overige bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd, zal de rechtbank ook die feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 1 juni 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek, depressie, traumagerelateerde klachten en een verstandelijke beperking. De verdachte stond aanvankelijk open voor behandeling en begeleiding door de reclassering. Sinds 2019 is echter een terugval te zien, waarbij de verdachte veelvuldig met justitie in aanraking komt en de reclassering geen grip meer op hem krijgt. Op dit moment is een klinische behandeling noodzakelijk. De verdachte wil hieraan meewerken, maar het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt als hoog ingeschat, door de complexe problematiek van de verdachte. Dit lijkt echter eerder onmacht dan onwil te zijn. De reclassering adviseert de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling voor maximaal een jaar, meewerken aan controles om het middelengebruik te beheersen, een locatieverbod voor de Jumbo aan de [filiaal] te Den Haag en het meewerken aan ambulante (woon)begeleiding en dagbesteding ten behoeve van een dagstructuur.
De verdachte heeft zijn eigen problemen lange tijd genegeerd. Het zijn die problemen waaruit dit soort feiten voortkomen. De rechtbank rekent dit hem aan, mede gelet op zijn reeds omvangrijke strafblad, d.d. 11 mei 2021, waaruit blijkt dat hij vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt in positieve zin mee dat de verdachte - anders dan in het verleden - gemotiveerd is om zijn leven anders in te richten en bereid lijkt te zijn daarvoor de behandeling te ondergaan en de hulp te aanvaarden die door professionals noodzakelijk wordt geacht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank zal een gedeelte van deze straf voorwaardelijk opleggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 19 mei 2021 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 10 september 2020. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Gelet op het feit dat de verdachte bijzondere voorwaarden krijgt opgelegd en het feit dat hij geen dagbesteding heeft, zal de rechtbank de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf omzetten in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden duur.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding II onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit en de bij dagvaarding II onder 1, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van dagvaarding I (09/045583-21):
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Ten aanzien van dagvaarding II (09/272302-21), feit 1:
diefstal;
Ten aanzien van dagvaarding II (09/272302-21), feit 3 (subsidiair):
opzettelijk en wederrechtelijk enige goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Ten aanzien van dagvaarding II (09/272302-21), feit 4:
diefstal;
Ten aanzien van dagvaarding II (09/272302-21), feit5:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
drie (3) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Leger des Heils, Conradkade 53, 2517 BR te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een kliniek, te bepalen door NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- gedurende de proeftijd mee zal werken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen; de reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle; de reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de Jumbo in de [filiaal] te Den Haag, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan ambulante (woon)begeleiding, te bepalen door de reclassering;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan dagbesteding ten behoeve van een dagstructuur, te bepalen door de reclassering;
geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging te geven van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 10 september 2020, gewezen onder parketnummer 09-167042-20, te weten gevangenisstraf voor de duur van 5 weken;
bepaalt dat deze gevangenisstraf wordt omgezet in een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de tijd van
130 (honderddertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
5 (vijf) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2021.