ECLI:NL:RBDHA:2021:6264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
SGR 20/5971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent urgentieverklaring en afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak heeft eiseres, die haar woning moest verlaten, een voorrangsverklaring aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het primaire besluit van 17 september 2019 wees deze aanvraag af, en het daaropvolgende bestreden besluit van 4 augustus 2020 verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij zij betoogde dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat verweerder niet de juiste afwijzingsgronden had toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in zijn besluitvorming afweek van het advies van de Toetsingscommissie zonder een nieuw advies aan te vragen, wat in strijd is met de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019. De rechtbank oordeelde dat verweerder een nieuw advies van de Toetsingscommissie had moeten vragen voordat hij zelfstandig nieuwe afwijzingsgronden toepaste. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat eiseres niet had onderbouwd welke schade zij had geleden door het bestreden besluit. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Tjon Man Tsoi).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een voorrangsverklaring afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-verbinding plaatsgevonden op 18 mei 2021.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiseres heeft op 2 juni 2019 een voorrangsverklaring aangevraagd, omdat zij per 1 november 2019 haar woning diende te verlaten. Het huurcontract van die woning stond op naam van haar vriend, maar hij is in maart 2019 overleden en de woning is verkocht. De nieuwe eigenaar wil het huurcontract niet verlengen.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Volgens hem kan eiseres haar situatie op een andere wijze oplossen. [1] Daarnaast ontvangt zij geen woonkostentoeslag die structureel is en tot verhuizing noodzaakt. [2] Verweerder heeft deze afwijzingsgronden in bezwaar gehandhaafd.

Wat zijn de relevante regels?

3. Vaststaat dat op deze zaak de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 (hierna: Huisvestingsverordening 2015-2019) van toepassing is. De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Standpunt partijen
4. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zo heeft eiseres niet de gelegenheid gekregen de gronden van haar bezwaar aan te vullen. Verder heeft verweerder in het voornemen en het primaire besluit verwezen naar een advies van de Toetsingscommissie van 23 juli 2019, terwijl er daarvan afwijkende afwijzingsgronden zijn toegepast. Verweerder had bovendien een nieuw advies van de Toetsingscommissie moeten vragen. Eiseres betoogt voorts dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij geen woonkostentoeslag ontvangt. Verder heeft zij er alles aan gedaan om haar woonsituatie op een andere manier op te lossen. Eiseres wil schadevergoeding.
5. Verweerder heeft op het beroep gereageerd. Hij blijft bij wat er in het bestreden besluit staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geen gelegenheid voor nadere bezwaargronden
6. De rechtbank is het niet met eiseres eens dat zij geen gelegenheid heeft gekregen om de gronden van bezwaar aan te vullen. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft eiseres die gelegenheid immers gehad en daarvan ook gebruikgemaakt. Bovendien heeft eiseres zelf in het bezwaarschrift aangegeven dat zij op nader aan te voeren gronden bezwaar maakt. Het had dan op haar weg gelegen om actief - dus ook zonder nader bericht van verweerder - de bezwaargronden aan te vullen. De beroepsgrond slaagt niet.
Geen nieuw advies van de Toetsingscommissie
7. Verweerder heeft in dit geval eerst gekozen voor een voornemen. De inhoud van dit voornemen heeft hij gebaseerd op het advies van de Toetsingscommissie van 23 juli 2019. In dit advies staat dat eiseres niet voldoet aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening 2015-2019. Verweerder heeft dit advies in het voornemen overgenomen. In de zienswijze van eiseres hierop heeft verweerder echter aanleiding gezien om deze afwijzingsgrond niet langer toe te passen. Op de zitting heeft verweerder dit bevestigd. In het primaire besluit heeft verweerder zelfstandig nieuwe afwijzingsgronden toegepast. Volgens verweerder kan eiseres haar woonprobleem op andere wijze oplossen (dit is een bovenliggende voorwaarde) en ontvangt zij geen woonkostentoeslag die structureel is en noodzaakt tot verhuizing (dit is geen bovenliggende voorwaarde).
8. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van eiseres dat verweerder haar eerst, voorafgaand aan het primaire besluit, de gelegenheid had moeten bieden om opnieuw een zienswijze te geven. De bezwaarprocedure is immers bij uitstek de gelegenheid om het primaire besluit ter discussie te stellen. Wel is de rechtbank het met eiseres eens dat verweerder de nieuwe afwijzingsgronden niet zelfstandig, dus zonder nieuw advies van de Toetsingscommissie, had mogen toepassen. In artikel 32, vierde lid, van de Huisvestingsverordening 2015-2019 staat namelijk dat slechts op een aanvraag wordt beslist nadat de Toetsingscommissie een advies heeft uitgebracht. Deze bepaling heeft geen enkel nut als verweerder zo’n advies vraagt, vervolgens in een besluit naast zich neerlegt en zelfstandig andere afwijzingsgronden toepast. De verwijzing van verweerder naar artikel 34, eerste lid, van de Huisvestingsverordening 2015-2019 gaat niet op. Die bepaling betreft immers de situatie waarin al een voorrangsverklaring is afgegeven. Op de zitting heeft verweerder nog gesteld dat hij in voorkomende gevallen in een verweerschrift in bezwaar/beroep afwijzingsgronden vermeldt als aanvulling op een advies van de Toetsingscommissie. Ook deze stelling brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Verweerder volgt in zo’n geval immers het advies van de Toetsingscommissie en voegt daar, ten overvloede, zelf andere afwijzingsgronden aan toe. Verder heeft verweerder op de zitting verklaard dat een nieuw advies niet nodig was, omdat de vakafdeling en de Toetsingscommissie de nieuwe afwijzingsgronden wel hebben besproken, maar dat dit niet tot een ander standpunt heeft geleid. Ook hier gaat de rechtbank niet in mee. De besluitvorming geeft hier immers geen blijk van. Bovendien is zo’n interne bespreking uit een oogpunt van zorgvuldigheid onvoldoende.
9. Verweerder had dus voorafgaand aan het primaire besluit een nieuw advies van de Toetsingscommissie moeten vragen. In het kader van de volledige heroverweging in bezwaar had verweerder dit gebrek in het bestreden besluit moeten herstellen. Dat heeft hij niet gedaan. Het bestreden besluit is dus onzorgvuldig tot stand gekomen.
10. Ter voorlichting van verweerder wil de rechtbank nog het volgende kwijt. In het bestreden besluit staan de twee toegepaste afwijzingsgronden vermeld als ‘bovenliggende voorwaarde’. Slechts de afwijzingsgronden uit artikel 29,
eerste lid, van de Huisvestingsverordening 2015-2019 (waaronder dus de grond dat eiseres haar situatie op een andere wijze kan oplossen) zijn echter bovenliggende voorwaarden. Pas als een aanvraag aan alle bovenliggende voorwaarden voldoet, komen de gronden van artikel 29,
tweede lid, van die verordening (waaronder dus de grond dat eisers geen woonkostentoeslag ontvangt die structureel is en noodzaakt tot verhuizing) aan bod. [3]
Conclusies
11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder moet een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarvoor moet hij dus een nieuw advies van de Toetsingscommissie vragen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een bestuurlijke lus. Zij heeft dat recent, in een andere zaak die ook over een voorrangsverklaring ging, wel gedaan. Na het verstrijken van de geboden hersteltermijn was echter gebleken dat verweerder de tussenuitspraak van deze rechtbank nog niet gelezen had. Verweerder moet binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar nemen.
12. Op wat eiseres verder heeft aangevoerd, gaat de rechtbank niet in. Zij kan immers niet vooruitlopen op het nieuwe advies van de Toetsingscommissie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiseres heeft namelijk niet onderbouwd welke schade zij door het bestreden besluit heeft geleden. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de vraag of de voorrangsverklaring terecht is geweigerd nog open ligt. Verweerder moet die vraag in een nieuw besluit op bezwaar beantwoorden.
13. Verweerder moet het griffierecht vergoeden dat eiseres heeft betaald. Ook moet hij de proceskosten van eiseres vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.068,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). [4]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Huisvestingsverordening Den Haag 2019

Artikel 8:2
1. De Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 blijft van toepassing op aanvragen van woningzoekenden voor een urgentieverklaring of voor een huisvestingsvergunning die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.
[..]

Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019

Artikel 29
1. Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring aan woningzoekenden die:
[..]
c. gedurende de termijn van minimaal één jaar ingezetene zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 12 derde lid, van de Huisvestingswet 2014 dan wel vergunninghouder zijn, die na de verlening van de verblijfsvergunning voor de eerste maal woonruimte zoeken;
[..]
g. hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.
2. Een voorrangsverklaring volgens het eerste lid wordt verleend:
[..]
c. indien een woningzoekende een woonkostentoeslag ontvangt die structureel is en noodzaakt tot verhuizing;
[..]
Artikel 32
[..]
4. Burgemeester en wethouders beslissen slechts op de aanvraag nadat de toetsingscommissie terzake een advies heeft uitgebracht.
[..]
Artikel 34
1. Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders na advies van de toetsingscommissie, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven voorrangsverklaring te wijzigen. Op de termijnen voor beslissing tot en mededeling van een wijziging is het bepaalde in artikel 32 van overeenkomstige toepassing.
[..]

Voetnoten

1.Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder g, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019.
2.Artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van diezelfde verordening.
3.Onderstrepingen van de rechtbank.
4.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht.