3.5.Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als medepleger van de oplichtingen en als deelnemer aan de criminele organisatie moet worden aangemerkt. Daartoe is het navolgende redengevend.
Oplichting
De werkwijze van de organisatie is terecht tenlastegelegd als oplichting. Door de inzet van een oplichtingsmiddel werden de slachtoffers bewogen tot de afgifte van geld. Dit oplichtingsmiddel betreft het zich, in strijd met de waarheid, voordoen als een bona fide schuldeiser, een valse hoedanigheid derhalve. Om een schijn van betrouwbaarheid te scheppen heeft de organisatie daartoe rechtspersonen gebruikt. De naam van zo’n rechtspoon kan indruk maken en de dwingende taal in de spookfacturen kan, bij oppervlakkige beschouwing, kwetsbare particulieren ertoe brengen tot betaling over te gaan. Het versturen van spookfacturen op naam van de oplichters zelf zou evident veel minder kans van slagen hebben. Aan de oplichting heeft ook bijgedragen het nabellen en het gegeven dat de spookfacturen in goed Duits zijn opgesteld en anderszins een bedrieglijk geloofwaardig uiterlijk hebben. De rechtbank merkt deze gedragingen aan als listige kunstgrepen.
Betrokkenheid rechtspersonen
Ten behoeve van voornoemde werkwijze had de organisatie derhalve de behoefte aan rechtspersonen om in te kunnen zetten voor het plegen van de strafbare feiten. Alle in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen zijn daarvoor gebruikt en ingezet. Zoals in de inleiding is overwogen zijn op de bedrijfsrekeningen grote betalingen gedaan, afkomstig uit oplichting. Het gaat daarbij niet om een incidentele betrokkenheid van deze rechtspersonen, maar om een structureel en opzettelijk gebruik ten behoeve van oplichting. In de tenlastegelegde periode waren de inkomsten van de rechtspersonen namelijk vrijwel uitsluitend uit die misdrijven afkomstig. Daarnaast is er sprake van een duidelijke verwevenheid tussen de verschillende rechtspersonen onderling. Het uiterlijk van de spookfacturen vertoont sterke gelijkenis. Verschillende slachtoffers hebben van meerdere van de rechtspersonen spookfacturen ontvangen. Er zijn geldstromen zichtbaar tussen de verschillende rechtspersonen, die geen kenbare zakelijke relatie met elkaar hebben. Ook met betrekking tot de bestemming van het geld zijn er verbanden te leggen: de vele contante opnames van de verschillende bedrijfsrekeningen vinden plaats bij de dezelfde geldautomaten in Den Haag; [bedrijf 8] wordt vanaf verschillende rekeningen betaald en van meerdere rekeningen wordt geld overgemaakt naar Turkije of geld opgenomen in Elazig, Turkije. De rechtbank concludeert uit deze omstandigheden dat de genoemde rechtspersonen allemaal door dezelfde organisatie zijn gebruikt bij het plegen van de acquisitiefraude.
Betrokkenheid verdachte bij rechtspersonen
Verdachte is te linken aan elk van de betreffende rechtspersonen. Dat geldt, zo maakt de rechtbank op uit het dossier, tevens voor de niet in de tenlastelegging opgenomen maar wél bij de fraude betrokken rechtspersonen [bedrijf 11] en [bedrijf 12] .
Voor wat betreft de tenlastegelegde rechtspersonen overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt.
[bedrijf 1] : dit bedrijf stond eerder op naam van de broer van verdachte. Die heeft het overgedragen aan [naam 1] . Volgens laatstgenoemde heeft verdachte hem geholpen met de KvK-inschrijving, het openen van de bedrijfsrekening en het beheren van de post. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn veel stukken op naam van [bedrijf 1] aangetroffen. [naam 1] zegt door verdachte en [medeverdachte 2] te zijn opgelicht.
[bedrijf 2] : dit bedrijf stond op naam van [medeverdachte 6] . Ook hij wijst naar [medeverdachte 2] als degene die het bedrijf in werkelijkheid beheerde. Hoewel een directe betrokkenheid van verdachte bij dit bedrijf niet rechtstreeks is gebleken, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders, dan dat verdachte ook bij de oplichtingen met dit bedrijf betrokken is geweest. Dit volgt uit het feit dat verdachte samenwerkte met [medeverdachte 2] en uit betalingen tussen [bedrijf 2] en andere tenlastegelegde rechtspersonen ( [bedrijf 3] , [bedrijf 1] ) alsmede [bedrijf 12] , het bedrijf van verdachte. Gelet op de hiervoor beschreven verwevenheid van de genoemde rechtspersonen en de rol van verdachte bij alle andere bedrijven dan [bedrijf 2] , acht de rechtbank ook dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
[bedrijf 3] : dit bedrijf stond op naam van [medeverdachte 7] . Zij heeft verklaard dat zij het bedrijf op verzoek van verdachte op haar naam heeft gezet en dat hij het bedrijf beheerde. Deze verklaring vindt steun in de tussen hen gewisselde app-berichten. Ook zijn verscheidene documenten met betrekking tot het bedrijf op het kantoor van verdachte aangetroffen en heeft hij privé-betalingen verricht van de rekening van [bedrijf 3] .
[bedrijf 13] : ook hier is sprake van een sterke verwevenheid met de andere rechtspersonen; er zijn overboekingen naar [bedrijf 5] en er wordt gelijktijdig geld gepind van de rekeningen van [bedrijf 13] en [bedrijf 5] . Slachtoffers betalen aan zowel [bedrijf 13] als [bedrijf 3] en [bedrijf 5] . Op de computer van verdachte zijn spookfacturen op naam van [bedrijf 13] aangetroffen.
[bedrijf 5] : dit bedrijf stond formeel op naam van de echtgenote van verdachte, [medeverdachte 8] , maar beiden hebben zij verklaard dat verdachte alle beheershandelingen uitvoerde. Hier geldt opnieuw de verwevenheid van de rechtspersonen, zoals de hiervoor reeds genoemde gelijktijdige pintransacties met de rekeningen van [bedrijf 3] .
[bedrijf 6] : dit bedrijf is opgericht door, en stond op naam van verdachte en, korte tijd, van [naam 2] . Nadat laatstgenoemde was teruggetreden begonnen de inkomsten uit oplichting. Verdachte, die bedrijfsrekeningen heeft geopend, gebruikt de pinpas van een rekening waarop veel slachtoffers geld hebben gestort. Vanaf een rekening op naam van verdachte werd geld overgemaakt aan [bedrijf 8] , ten behoeve van [bedrijf 6] .
Verdachte heeft van de rekeningen van de rechtspersonen grote bedragen contant opgenomen. In dat licht acht de rechtbank tevens redengevend het feit dat verdachte eind juni 2017 enkele dagen naar Turkije is gegaan, waarbij hij vergezeld werd door enkele personen met een wapenvergunning.
De rechtbank betrekt bij het bewijs dat verdachte ook op andere wijze dan via genoemde rechtspersonen, betrokken is geweest bij de fraude. Zo is te noemen dat namens de rechtspersoon [bedrijf 12] (op naam van verdachte) veel spookfacturen zijn verzonden, dat verdachte een betaling aan [bedrijf 7] heeft gedaan en dat een spookfactuur is aangetroffen, verzonden namens ‘ [verdachte] ’ en ‘ [bedrijf 6] ’.
Het voorgaande in samenhang beziend is het naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat verdachte een belangrijke rol speelde bij het verwerven en beheren van ieder van de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen die door de organisatie voor oplichting werden gebruikt.
De in te tenlastelegging genoemde slachtoffers hebben allen een vordering tot schadevergoeding gedaan. In die vordering geven zij tevens aan te zijn opgelicht. De rechtbank acht feit 1 aldus wettig en overtuigend bewezen met betrekking tot deze personen. Voor de benadeelden [benadeelde 6] , [benadeelde 38] en [benadeelde 55] komt de rechtbank tot een partiële vrijspraak, omdat zich van hen geen vordering/aangifte in het dossier bevindt. Voor benadeelde [benadeelde 21] geldt dat het bedrijf waaraan hij betaald heeft ( [bedrijf 14] ), niet rechtstreeks aan verdachte gelinkt kan worden, zodat ook op dit onderdeel vrijspraak zal volgen.
Rol van verdachte in het geheel
De raadsman heeft aangevoerd dat, voor zover uit de bewijsmiddelen betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde blijkt, verdachte niet als (mede)pleger kan worden gezien. Hij is misbruikt door ene [naam 2] . Verdachte heeft steeds te goeder trouw de opdrachten van deze man opgevolgd en was zich van geen kwaad bewust. Verdachte ging ervan uit dat, zoals [naam 2] hem had verteld, de rechtspersonen gebruikt zouden worden om crèmes te verkopen. Het bestaan van deze rolverdeling zou worden ondersteund door overgelegde app-gesprekken. De raadsman is voorts van mening dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte zelf opdrachten gaf om spookfacturen te verzenden, noch dat hij een onmisbare schakel vormde in het proces. Hij had in ieder geval niet het oogmerk om mensen op te lichten, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweren. De betrokkenheid van [naam 2] bij de feiten is niet vast komen te staan. De strafzaak tegen hem is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Er zijn geen overtuigende aanwijzingen dat verdachte door [naam 2] is misbruikt en zeker niet dat verdachte, als dat al het geval zou zijn, te goeder zou zijn geweest. De door verdachte overgelegde app-gesprekken werpen geen ander licht op de zaak. Verdachte kan zich derhalve niet achter [naam 2] verschuilen.
Met de raadsman en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen centrale, in de zin van leidende, rol in de organisatie kan worden toegeschreven. Het is duidelijk dat verdachte niet de in het Duits gestelde spookfacturen heeft opgesteld. Ook is niet vast komen te staan dat hij zich rechtstreeks bemoeide met het uitzoeken en aanschrijven van slachtoffers. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat de opbrengsten van de oplichting voor een groot deel aan verdachte ten goede zijn gekomen. Het geld is, contant en met overboekingen, naar de organisatie in Turkije toegevloeid, bijvoorbeeld naar [medeverdachte 2] , die bij verschillende rechtspersonen een prominente rol speelt en aan wie grote geldbedragen over zijn gemaakt.
Niettemin is de rol van verdachte zoals de rechtbank die vaststelt van een significant gewicht binnen de organisatie. Het lijkt erop dat hij aanvankelijk als ‘katvanger’ is ingezet, door het benutten van zijn bedrijf [bedrijf 12] . Door vervolgens echter actief, willens en wetens, een reeks andere rechtspersonen te werven en te beheren, in de periode dat deze voor de fraude gebruikt werden, en door veel contante opnames te doen van geld dat vervolgens is ‘verdwenen’, heeft hij bewust en nauw samengewerkt met de overige leden van de organisatie. De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: criminele organisatie
Uit het hiervoor overwogene, in onderlinge samenhang bezien met de gebruikte bewijsmiddelen, volgt reeds dat de oplichtingen hebben plaatsgevonden in een gestructureerd en duurzaam internationaal samenwerkingsverband. Jarenlang werden door meerdere natuurlijke personen en met gebruikmaking van meerdere rechtspersonen op een gestructureerde manier oplichtingen gepleegd, met steeds dezelfde modus operandi. Het verkregen geld werd vervolgens, contant of giraal, naar Turkije gebracht en aldus witgewassen. [medeverdachte 5] wordt gekoppeld aan [naam 3] , de accountnaam bij [bedrijf 8] . Hij was ook betrokken bij het nabellen van de slachtoffers. Aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] werden grote geldbedragen overgemaakt, net als aan [medeverdachte 2] , over wiens betrokkenheid hiervoor al is gesproken. Uit het dossier blijkt voorts dat [medeverdachte 1] in Duitsland is vervolgd voor betrokkenheid bij dezelfde organisatie. Ook verdachte speelde blijkens het onder feit 1 overwogene een significante rol binnen de organisatie. Daarom acht de rechtbank ook het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.