ECLI:NL:RBDHA:2021:6234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
09/767086-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en oplichting door spookfacturen en valsheid in geschrifte

Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met oplichting en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft in de periode van juli 2015 tot september 2017 samen met anderen een groot aantal personen bewogen tot afgifte van geldbedragen door middel van spookfacturen en aanmaningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een organisatie die op grote schaal oplichtingen pleegde, waarbij gebruik werd gemaakt van valse identiteiten en documenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante rol speelde binnen de organisatie, hoewel niet als centrale figuur. De organisatie opereerde internationaal en maakte gebruik van rechtspersonen in Nederland, België en Turkije. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan verschillende slachtoffers van de oplichtingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767086-17
Datum uitspraak: 18 juni 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 21 december 2017, 16 maart 2018, 6 juni 2018, 21 augustus 2018, 8 november 2018, 17 januari 2019 (alle pro forma), 20 en 21 mei 2021 (inhoudelijke behandeling) en 4 juni 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G. Eckhardt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 6 juni 2018 - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot 10 september 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, en/of in België en/of in Oostenrijk en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer van de hieronder genoemde personen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid facturen en/of aanmaningen gestuurd aan die personen, uit hoofde van, althans met gebruikmaking van de bedrijfsgegevens van de ondernemingen, althans van bedrijfsgegevens die daar sterk op leken:
- [bedrijf 1] , en/of
- [bedrijf 2] en/of
- [bedrijf 3] . en/of
- [bedrijf 13] en/of
- [bedrijf 5] , en/of
- [bedrijf 6] ,
waarin werd vermeld dat een betaling moest worden verricht waardoor een of
meer personen (telkens) werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag;
[bedrijf 1] :.
AO1 [benadeelde 1]
AO2 [benadeelde 2]
AO3 [benadeelde 3]
DO1 [benadeelde 4]
DO2 [benadeelde 5]
DO3 [benadeelde 6]
[bedrijf 2] :
DF1 [benadeelde 7]
DF2 [benadeelde 8]
DF3 [benadeelde 9]
DF4 [benadeelde 10]
DF5 [benadeelde 11]
DF6 [benadeelde 12]
[bedrijf 3] .:
AE1 [benadeelde 13]
AE2 [benadeelde 14]
AE3 [benadeelde 15]
AE4 [benadeelde 16]
AE5 [benadeelde 17]
AE6 [benadeelde 18]
AE7 [benadeelde 19]
AE8 [benadeelde 20]
AE9 [benadeelde 21]
AE10 [benadeelde 22]
AE11 [benadeelde 23]
AE12 [benadeelde 24]
AE13 [benadeelde 25]
AE14 [benadeelde 26]
AE15 [benadeelde 27]
AE16 [benadeelde 28]
AE17 [benadeelde 3]
AE18 [benadeelde 29]
AE19 [benadeelde 30]
AE20 [benadeelde 31]
AE21 [benadeelde 32]
AE22 [benadeelde 33]
AE23 [benadeelde 34]
DE1 [benadeelde 35]
DE2 [benadeelde 36]
DE3 [benadeelde 9]
DE4 [benadeelde 37]
DE5 [benadeelde 38]
[bedrijf 13] :
AD1 [benadeelde 24]
AD2 [benadeelde 34]
DD1 [benadeelde 39]
DD2 [benadeelde 40]
[bedrijf 5] :
AT1 [benadeelde 24]
AT2 [benadeelde 34]
DT1 [benadeelde 4]
[bedrijf 6] :
AX1 [benadeelde 41]
AX2 [benadeelde 42]
AX3 [benadeelde 43]
AX4 [benadeelde 24]
AX5 [benadeelde 44]
AX6 [benadeelde 45]
AX7 [benadeelde 46]
AX8 [benadeelde 47]
AX9 [benadeelde 48]
DX1 [benadeelde 49]
DX2 [benadeelde 50]
DX3 [benadeelde 51]
DX4 [benadeelde 52]
DX5 [benadeelde 53]
DX7 [benadeelde 54]
DX8 [benadeelde 54]
DX9 [benadeelde 54]
DX10 [benadeelde 55]
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot 10 september 2017 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, en/of in België en/of in Oostenrijk en/of in Duitsland en/of Turkije heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en een of meer andere onbekend gebleven perso(o)n(en) welke organisatie tot oogmerk had het plegen van de misdrijven van oplichting (artikel 326 WvSr) en/of witwassen (artikel 420bis WvSr);
3.
hij op of omstreeks 10 september 2017 te ’s-Gravenhage, opzettelijk valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een op zijn naam gesteld Pools Rijbewijs voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Het IRC Den Haag heeft verschillende rechtshulpverzoeken uit Oostenrijk en Duitsland ontvangen wegens strafbare feiten waarbij Nederlandse personen, vennootschappen en bankrekeningen lijken te zijn betrokken.
De modus operandi is in de verschillende zaken grotendeels hetzelfde en kan kort worden samengevat als acquisitiefraude. De slachtoffers in Duitsland en Oostenrijk ontvingen een in de Duitse taal opgestelde spookfactuur of aanmaning (hierna: spookfactuur). Ook werden veel slachtoffers daarnaast gebeld om de spookfactuur kracht bij te zetten en om hen over te halen het geld over te maken. Het gaat om acquisitiefraude op zeer grote schaal waarbij duizenden spookfacturen werden verstuurd.
De daders maakten gebruik van de diensten van digitale drukkerijen in Duitsland ( [bedrijf 7] ) en Oostenrijk ( [bedrijf 8] ). Bij deze bedrijven kan men een tekst van een brief uploaden. Vervolgens kan men aangeven hoe vaak de brief gedrukt/geprint moet worden en waar dit verspreid moet worden. De bedrijven zorgen vervolgens voor dat de brieven/aanmaningen gedrukt en verstuurd worden.
Vast is komen te staan dat deze feiten gepleegd zijn door een internationale organisatie, die gecentreerd lijkt te zijn in Turkije. De organisatie werkt ook vanuit Nederland en België; in de onderhavige zaak gaat het om de inzet van de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen, uit wiens naam spookfacturen zijn verzonden en op wiens bankrekening de betalingen van deze spookfacturen zijn ontvangen.
Uit het politieonderzoek is gebleken dat op deze rekeningen duizenden betalingen zijn gedaan door Duitse en Oostenrijkse particulieren naar aanleiding van spookfacturen. Per rechtspersoon zijn in dit kader de volgende totaalbedragen vastgesteld
(naam rechtspersoon/aantal betalingen/totaalbedrag/land van oorsprong):
- [bedrijf 1] : 124 / € 62.778,27 (Duitsland) en 23 / € 12.824,05 (Oostenrijk)
- [bedrijf 2] : 123 / € 62.267,69 (Duitsland)
- [bedrijf 3] : 173 / € 99.766,8 (Duitsland) en 114 / € 36.027,61 (Oostenrijk)
- [bedrijf 13] : 12 / € 9.515,41 (Duitsland en Oostenrijk) en 18 / € 10.983,15 (Oostenrijk)
- [bedrijf 5] : 59 / € 17.863,15 (Duitsland) en 7 / € 1.503,46 (Oostenrijk)
- [bedrijf 6] : 393 / € 115.241,39 en 90 / € 37.146,71 (Oostenrijk).
Deze feiten zijn door de verdediging niet bestreden.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de centrale figuur van de Nederlandse tak van de criminele organisatie is. Hij moet daarom als medepleger van de oplichtingen en deelnemer aan die organisatie worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 tot en met 3 ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, aangezien hij niet als medepleger van de verweten feiten 1 en 2 kan worden aangemerkt. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als medepleger van de oplichtingen en als deelnemer aan de criminele organisatie moet worden aangemerkt. Daartoe is het navolgende redengevend.
Oplichting
De werkwijze van de organisatie is terecht tenlastegelegd als oplichting. Door de inzet van een oplichtingsmiddel werden de slachtoffers bewogen tot de afgifte van geld. Dit oplichtingsmiddel betreft het zich, in strijd met de waarheid, voordoen als een bona fide schuldeiser, een valse hoedanigheid derhalve. Om een schijn van betrouwbaarheid te scheppen heeft de organisatie daartoe rechtspersonen gebruikt. De naam van zo’n rechtspoon kan indruk maken en de dwingende taal in de spookfacturen kan, bij oppervlakkige beschouwing, kwetsbare particulieren ertoe brengen tot betaling over te gaan. Het versturen van spookfacturen op naam van de oplichters zelf zou evident veel minder kans van slagen hebben. Aan de oplichting heeft ook bijgedragen het nabellen en het gegeven dat de spookfacturen in goed Duits zijn opgesteld en anderszins een bedrieglijk geloofwaardig uiterlijk hebben. De rechtbank merkt deze gedragingen aan als listige kunstgrepen.
Betrokkenheid rechtspersonen
Ten behoeve van voornoemde werkwijze had de organisatie derhalve de behoefte aan rechtspersonen om in te kunnen zetten voor het plegen van de strafbare feiten. Alle in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen zijn daarvoor gebruikt en ingezet. Zoals in de inleiding is overwogen zijn op de bedrijfsrekeningen grote betalingen gedaan, afkomstig uit oplichting. Het gaat daarbij niet om een incidentele betrokkenheid van deze rechtspersonen, maar om een structureel en opzettelijk gebruik ten behoeve van oplichting. In de tenlastegelegde periode waren de inkomsten van de rechtspersonen namelijk vrijwel uitsluitend uit die misdrijven afkomstig. Daarnaast is er sprake van een duidelijke verwevenheid tussen de verschillende rechtspersonen onderling. Het uiterlijk van de spookfacturen vertoont sterke gelijkenis. Verschillende slachtoffers hebben van meerdere van de rechtspersonen spookfacturen ontvangen. Er zijn geldstromen zichtbaar tussen de verschillende rechtspersonen, die geen kenbare zakelijke relatie met elkaar hebben. Ook met betrekking tot de bestemming van het geld zijn er verbanden te leggen: de vele contante opnames van de verschillende bedrijfsrekeningen vinden plaats bij de dezelfde geldautomaten in Den Haag; [bedrijf 8] wordt vanaf verschillende rekeningen betaald en van meerdere rekeningen wordt geld overgemaakt naar Turkije of geld opgenomen in Elazig, Turkije. De rechtbank concludeert uit deze omstandigheden dat de genoemde rechtspersonen allemaal door dezelfde organisatie zijn gebruikt bij het plegen van de acquisitiefraude.
Betrokkenheid verdachte bij rechtspersonen
Verdachte is te linken aan elk van de betreffende rechtspersonen. Dat geldt, zo maakt de rechtbank op uit het dossier, tevens voor de niet in de tenlastelegging opgenomen maar wél bij de fraude betrokken rechtspersonen [bedrijf 11] en [bedrijf 12] .
Voor wat betreft de tenlastegelegde rechtspersonen overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt.
[bedrijf 1] : dit bedrijf stond eerder op naam van de broer van verdachte. Die heeft het overgedragen aan [naam 1] . Volgens laatstgenoemde heeft verdachte hem geholpen met de KvK-inschrijving, het openen van de bedrijfsrekening en het beheren van de post. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn veel stukken op naam van [bedrijf 1] aangetroffen. [naam 1] zegt door verdachte en [medeverdachte 2] te zijn opgelicht.
[bedrijf 2] : dit bedrijf stond op naam van [medeverdachte 6] . Ook hij wijst naar [medeverdachte 2] als degene die het bedrijf in werkelijkheid beheerde. Hoewel een directe betrokkenheid van verdachte bij dit bedrijf niet rechtstreeks is gebleken, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders, dan dat verdachte ook bij de oplichtingen met dit bedrijf betrokken is geweest. Dit volgt uit het feit dat verdachte samenwerkte met [medeverdachte 2] en uit betalingen tussen [bedrijf 2] en andere tenlastegelegde rechtspersonen ( [bedrijf 3] , [bedrijf 1] ) alsmede [bedrijf 12] , het bedrijf van verdachte. Gelet op de hiervoor beschreven verwevenheid van de genoemde rechtspersonen en de rol van verdachte bij alle andere bedrijven dan [bedrijf 2] , acht de rechtbank ook dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
[bedrijf 3] : dit bedrijf stond op naam van [medeverdachte 7] . Zij heeft verklaard dat zij het bedrijf op verzoek van verdachte op haar naam heeft gezet en dat hij het bedrijf beheerde. Deze verklaring vindt steun in de tussen hen gewisselde app-berichten. Ook zijn verscheidene documenten met betrekking tot het bedrijf op het kantoor van verdachte aangetroffen en heeft hij privé-betalingen verricht van de rekening van [bedrijf 3] .
[bedrijf 13] : ook hier is sprake van een sterke verwevenheid met de andere rechtspersonen; er zijn overboekingen naar [bedrijf 5] en er wordt gelijktijdig geld gepind van de rekeningen van [bedrijf 13] en [bedrijf 5] . Slachtoffers betalen aan zowel [bedrijf 13] als [bedrijf 3] en [bedrijf 5] . Op de computer van verdachte zijn spookfacturen op naam van [bedrijf 13] aangetroffen.
[bedrijf 5] : dit bedrijf stond formeel op naam van de echtgenote van verdachte, [medeverdachte 8] , maar beiden hebben zij verklaard dat verdachte alle beheershandelingen uitvoerde. Hier geldt opnieuw de verwevenheid van de rechtspersonen, zoals de hiervoor reeds genoemde gelijktijdige pintransacties met de rekeningen van [bedrijf 3] .
[bedrijf 6] : dit bedrijf is opgericht door, en stond op naam van verdachte en, korte tijd, van [naam 2] . Nadat laatstgenoemde was teruggetreden begonnen de inkomsten uit oplichting. Verdachte, die bedrijfsrekeningen heeft geopend, gebruikt de pinpas van een rekening waarop veel slachtoffers geld hebben gestort. Vanaf een rekening op naam van verdachte werd geld overgemaakt aan [bedrijf 8] , ten behoeve van [bedrijf 6] .
Verdachte heeft van de rekeningen van de rechtspersonen grote bedragen contant opgenomen. In dat licht acht de rechtbank tevens redengevend het feit dat verdachte eind juni 2017 enkele dagen naar Turkije is gegaan, waarbij hij vergezeld werd door enkele personen met een wapenvergunning.
De rechtbank betrekt bij het bewijs dat verdachte ook op andere wijze dan via genoemde rechtspersonen, betrokken is geweest bij de fraude. Zo is te noemen dat namens de rechtspersoon [bedrijf 12] (op naam van verdachte) veel spookfacturen zijn verzonden, dat verdachte een betaling aan [bedrijf 7] heeft gedaan en dat een spookfactuur is aangetroffen, verzonden namens ‘ [verdachte] ’ en ‘ [bedrijf 6] ’.
Het voorgaande in samenhang beziend is het naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat verdachte een belangrijke rol speelde bij het verwerven en beheren van ieder van de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen die door de organisatie voor oplichting werden gebruikt.
De in te tenlastelegging genoemde slachtoffers hebben allen een vordering tot schadevergoeding gedaan. In die vordering geven zij tevens aan te zijn opgelicht. De rechtbank acht feit 1 aldus wettig en overtuigend bewezen met betrekking tot deze personen. Voor de benadeelden [benadeelde 6] , [benadeelde 38] en [benadeelde 55] komt de rechtbank tot een partiële vrijspraak, omdat zich van hen geen vordering/aangifte in het dossier bevindt. Voor benadeelde [benadeelde 21] geldt dat het bedrijf waaraan hij betaald heeft ( [bedrijf 14] ), niet rechtstreeks aan verdachte gelinkt kan worden, zodat ook op dit onderdeel vrijspraak zal volgen.
Rol van verdachte in het geheel
De raadsman heeft aangevoerd dat, voor zover uit de bewijsmiddelen betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde blijkt, verdachte niet als (mede)pleger kan worden gezien. Hij is misbruikt door ene [naam 2] . Verdachte heeft steeds te goeder trouw de opdrachten van deze man opgevolgd en was zich van geen kwaad bewust. Verdachte ging ervan uit dat, zoals [naam 2] hem had verteld, de rechtspersonen gebruikt zouden worden om crèmes te verkopen. Het bestaan van deze rolverdeling zou worden ondersteund door overgelegde app-gesprekken. De raadsman is voorts van mening dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte zelf opdrachten gaf om spookfacturen te verzenden, noch dat hij een onmisbare schakel vormde in het proces. Hij had in ieder geval niet het oogmerk om mensen op te lichten, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweren. De betrokkenheid van [naam 2] bij de feiten is niet vast komen te staan. De strafzaak tegen hem is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Er zijn geen overtuigende aanwijzingen dat verdachte door [naam 2] is misbruikt en zeker niet dat verdachte, als dat al het geval zou zijn, te goeder zou zijn geweest. De door verdachte overgelegde app-gesprekken werpen geen ander licht op de zaak. Verdachte kan zich derhalve niet achter [naam 2] verschuilen.
Met de raadsman en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen centrale, in de zin van leidende, rol in de organisatie kan worden toegeschreven. Het is duidelijk dat verdachte niet de in het Duits gestelde spookfacturen heeft opgesteld. Ook is niet vast komen te staan dat hij zich rechtstreeks bemoeide met het uitzoeken en aanschrijven van slachtoffers. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat de opbrengsten van de oplichting voor een groot deel aan verdachte ten goede zijn gekomen. Het geld is, contant en met overboekingen, naar de organisatie in Turkije toegevloeid, bijvoorbeeld naar [medeverdachte 2] , die bij verschillende rechtspersonen een prominente rol speelt en aan wie grote geldbedragen over zijn gemaakt.
Niettemin is de rol van verdachte zoals de rechtbank die vaststelt van een significant gewicht binnen de organisatie. Het lijkt erop dat hij aanvankelijk als ‘katvanger’ is ingezet, door het benutten van zijn bedrijf [bedrijf 12] . Door vervolgens echter actief, willens en wetens, een reeks andere rechtspersonen te werven en te beheren, in de periode dat deze voor de fraude gebruikt werden, en door veel contante opnames te doen van geld dat vervolgens is ‘verdwenen’, heeft hij bewust en nauw samengewerkt met de overige leden van de organisatie. De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: criminele organisatie
Uit het hiervoor overwogene, in onderlinge samenhang bezien met de gebruikte bewijsmiddelen, volgt reeds dat de oplichtingen hebben plaatsgevonden in een gestructureerd en duurzaam internationaal samenwerkingsverband. Jarenlang werden door meerdere natuurlijke personen en met gebruikmaking van meerdere rechtspersonen op een gestructureerde manier oplichtingen gepleegd, met steeds dezelfde modus operandi. Het verkregen geld werd vervolgens, contant of giraal, naar Turkije gebracht en aldus witgewassen. [medeverdachte 5] wordt gekoppeld aan [naam 3] , de accountnaam bij [bedrijf 8] . Hij was ook betrokken bij het nabellen van de slachtoffers. Aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] werden grote geldbedragen overgemaakt, net als aan [medeverdachte 2] , over wiens betrokkenheid hiervoor al is gesproken. Uit het dossier blijkt voorts dat [medeverdachte 1] in Duitsland is vervolgd voor betrokkenheid bij dezelfde organisatie. Ook verdachte speelde blijkens het onder feit 1 overwogene een significante rol binnen de organisatie. Daarom acht de rechtbank ook het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2015 tot 10 september 2017 in Nederland, en in België en in Oostenrijk en in Duitsland tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen de hieronder genoemde personen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte en zijn mededaders toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of listiglijk facturen en/of aanmaningen gestuurd aan die personen, uit hoofde van de ondernemingen:
- [bedrijf 1] , en/of
- [bedrijf 2] en/of
- [bedrijf 3] . en/of
- [bedrijf 13] en/of
- [bedrijf 5] , en/of
- [bedrijf 6] ,
waarin werd vermeld dat een betaling moest worden verricht waardoor
dezepersonen (telkens)
werdenbewogen tot afgifte van een geldbedrag;
[bedrijf 1] :.
[benadeelde 1]
[benadeelde 2]
[benadeelde 3]
[benadeelde 4]
[benadeelde 5]
[bedrijf 2] :
[benadeelde 7]
[benadeelde 8]
[benadeelde 9]
[benadeelde 10]
[benadeelde 11]
[benadeelde 12]
[bedrijf 3] .:
[benadeelde 13]
[benadeelde 14]
[benadeelde 15]
[benadeelde 16]
[benadeelde 17]
[benadeelde 18]
[benadeelde 19]
[benadeelde 20]
[benadeelde 22]
[benadeelde 23]
[benadeelde 24]
[benadeelde 25]
[benadeelde 26]
[benadeelde 27]
[benadeelde 28]
[benadeelde 3]
[benadeelde 29]
[benadeelde 30]
[benadeelde 31]
[benadeelde 32]
[benadeelde 33]
[benadeelde 34]
[benadeelde 35]
[benadeelde 36]
[benadeelde 9]
[benadeelde 37]
[bedrijf 13] :
[benadeelde 24]
[benadeelde 34]
[benadeelde 39]
[benadeelde 40]
[bedrijf 5] :
[benadeelde 24]
[benadeelde 34]
[benadeelde 4]
[bedrijf 6] :
[benadeelde 41]
[benadeelde 42]
[benadeelde 43]
[benadeelde 24]
[benadeelde 44]
[benadeelde 45]
[benadeelde 46]
[benadeelde 47]
[benadeelde 48]
[benadeelde 49]
[benadeelde 50]
[benadeelde 51]
[benadeelde 52]
[benadeelde 53]
[benadeelde 54]
2.
hij in de periode van 1 juli 2015 tot 10 september 2017 in Nederland en in België en in Oostenrijk en in Duitsland en Turkije heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en onbekend gebleven personen welke organisatie tot oogmerk had het plegen van de misdrijven van oplichting en witwassen;
3.
hij op 10 september 2017 te ’s-Gravenhage,
eenopzettelijk valselijk opgemaakt geschrift
datbestemd
wasom tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een op zijn naam gesteld Pools rijbewijs voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat
datgeschrift bestemd
wasom gebruik van te maken als ware
ditecht en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de overschrijving van de redelijke termijn. Bepleit is het onvoorwaardelijk deel van de straf niet langer te laten zijn aan het reeds ondergane voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer twee jaar deelgenomen aan een criminele organisatie welke zich bezig hield met oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. Verdachte heeft samen met anderen in een crimineel samenwerkingsverband een zeer groot aantal particuliere personen in Duitsland en Oostenrijk opgelicht door zogenoemde acquisitiefraude. Middels tussenkomst van te goeder trouw zijnde drukkerijen, werd slachtoffers in Duitsland en Oostenrijk een spookfactuur afkomstig van een bedrijf toegezonden. Teneinde hen tot betaling te doen overgaan werd op een geraffineerde en dwingende wijze te werk gegaan. Zo werd gedreigd met incassobureau’s, werd briefpapier op naam van advocatenkantoren en zelfs op naam van een Duitse gerecht gebruikt. Tevens werden veel slachtoffers (vanuit professioneel opgezette callcenters in Turkije) gebeld om de aanmaning kracht bij te zetten. Het gaat om acquisitiefraude op zeer grote schaal waarbij duizenden spookfacturen werden verstuurd. Uit het dossier komt naar voren dat ten behoeve van deze fraude meerdere Nederlandse besloten vennootschappen (BV’s) zijn gebruikt die op de facturen werden genoemd en in de ten laste gelegde periode actief zijn geweest.
De organisatie heeft door voornoemde handelwijze in totaal een bedrag van vele tonnen weten te verkrijgen. Deze gelden werden na ontvangst veelal direct overgeboekt naar andere bankrekeningen (onder meer van deelnemers aan de organisatie gevestigd in Turkije) en vervolgens contant opgenomen.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de organisatie in Turkije reeds actief was voordat de verdachte in 2015 instroomde. Voor de oplichtingen maakte hij eerst gebruik van zijn eigen onderneming en later van bedrijven op naam van zogenaamde katvangers. Verdachte heeft in voornoemde Turks/Nederlandse criminele organisatie een belangrijke rol gespeeld door aan Nederlandse kant een regelende/coördinerende rol te vervullen. Zo was hij actief bij het regelen van katvangers, het op naam van die katvangers zetten van bedrijven en het openen van bijbehorende bankrekeningen. Hij beheerde vervolgens de geopende bankrekeningen en hield zich bezig met betalingen aan de te goeder trouw zijnde drukkerijen en met het doorstorten van de buit naar andere deelnemers van de criminele organisatie die zich in Turkije bevonden, alwaar het hoofdkwartier van de criminele organisatie was gevestigd. Hij is daarnaast betrokken geweest bij het overboeken van de ontvangen gelden naar de bankrekeningen van katvangers en heeft ook een deel van deze bedragen gepind.
Verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat het vertrouwen dat men in het economisch verkeer mag stellen in hoge mate is geschonden en hij heeft bovendien een groot aantal personen ernstig gedupeerd. De omvang van de fraude, het professionele en georganiseerde verband waarin dit plaatsvond en de rol die verdachte daarin heeft gespeeld rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De op te leggen straf zal echter enigszins lager uitvallen dan door de officier is gevorderd, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht dat verdachte een dusdanig grote (sturende) rol binnen de criminele organisatie had, dat hij als gelijkwaardig aan bepaalde zich in Turkije bevindende deelnemers (die vanaf het begin bij de organisatie waren betrokken) kan worden aangemerkt. Daarnaast zal de rechtbank, net als de officier van justitie dat heeft gedaan, het tijdsverloop in deze zaak betrekken bij de hoogte van de op te leggen straf. Dit laatste heeft onder meer tot gevolg dat de rechtbank het niet langer passend acht de verdachte een groter onvoorwaardelijk strafdeel op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht; hij hoeft derhalve niet meer terug naar de gevangenis.
Naast de door hem gepleegde oplichting en deelname aan een criminele organisatie heeft de verdachte een vals Pools rijbewijs voorhanden gehad omdat hij in Nederland meermalen was gezakt voor zijn rijexamen en hij op deze manier toch kon rijden. Niet alleen heeft de verdachte hierdoor het vertrouwen dat aan een dergelijk document moet kunnen worden gegeven geschaad, ook heeft hij met zijn handelen meer dan eens zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd door zonder rijbewijs de weg op te gaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit naar voren komt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. Vanwege de professionele aard, omvang en duur van de fraude waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt en met inachtneming van hetgeen hiervoor over het tijdsverloop is overwogen, ziet de rechtbank echter wel aanleiding om de verdachte een fors deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, teneinde hem te weerhouden van het plegen van strafbare feiten .
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 32 maanden waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7.De vordering van de benadeelde partijen

7.1
Algemeen
Naar aanleiding van een verzoek daartoe van de Nederlandse autoriteiten hebben verschillende benadeelden zich gevoegd in het strafproces met een verzoek tot schadevergoeding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het overzicht van deze benadeelden als bijlage II bij het vonnis opgenomen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen toewijsbaar zijn, met de wettelijke rente, en dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen, gezien de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet alle vorderingen daadwerkelijk zijn ingediend dan wel zijn onderbouwd. Deze vorderingen zouden moeten worden afgewezen.
7.4
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Benadeelden hebben zich gevoegd met een speciaal buitenlandformulier, dat sterk vereenvoudigd is ten opzichte van het gebruikelijke formulier. Het gebruikte formulier biedt geen ruimte voor een nadere toelichting op het gevorderde bedrag.
In de meeste gevallen hebben de benadeelden ter onderbouwing van hun vordering een kopie van een bankafschrift bijgevoegd waarop is te zien dat (ten onrechte) een bedrag is betaald aan één (of meer) van de in de tenlastelegging genoemde ondernemingen.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank, mede gezien het dossier, voldoende.
In enkele gevallen is het gevorderde bedrag niet of niet geheel te herleiden tot een bijgevoegd document, zodat de vordering (deels) niet-ontvankelijk zal worden verklaard vanwege een gebrek aan onderbouwing. Van tot de in het overzicht genoemde benadeelden [benadeelde 6] , [benadeelde 38] en [benadeelde 55] heeft de rechtbank geen vordering aangetroffen, zodat daarop niet beslist zal worden. Voor [benadeelde 21] geldt dat zijn vordering, gelet op de partiële vrijspraak, niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De rechtbank zal op de vorderingen beslissen als na te noemen in het dictum.
Nu de benadeelden niet om toekenning van de wettelijke rente over hun vordering hebben verzocht (kennelijk omdat het hen toegezonden formulier daarin niet voorzag) zal dit onderdeel, in afwijking van de eis van de officier van justitie, niet worden toegewezen. Evenmin ziet de rechtbank, gelet op de omstandigheden van het geval, aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de volgende goederen verbeurd dienen te worden verklaard:
11 HP computer
23 de bankpas op naam van [bedrijf 6]
22 + 24 de Turkse bankpas en bankbescheiden
26 + 27 Belgische bankpassen
31 post op naam van [bedrijf 1] en [bedrijf 11]
De overige goederen staan naar het oordeel van de officier van justitie niet evident in relatie tot de strafbare feiten en kunnen derhalve aan beslagene worden teruggegeven.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in zijn pleidooi geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 11, 22, 24, 26, 27, 31 en 34 genummerde voorwerpen, verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte, zijnde de beslagene, gelasten van de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 140, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
32 (tweeëndertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
16 (zestien) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de hierna te noemen benadeelde partij steeds toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt de verdachte steeds om dit bedrag te betalen aan de betreffende benadeelde partij;
Duitse benadeelden
  • [benadeelde 4] : €288,93
  • [benadeelde 5] : €561,84
  • [benadeelde 7] : €499,99
  • [benadeelde 8] : €499,99
  • [benadeelde 9] : €499,99 + €876,53
  • [benadeelde 10] : €499,99
  • [benadeelde 11] : €685,49
  • [benadeelde 12] : €342,49
  • [benadeelde 35] : €499,49
  • [benadeelde 36] : €597,53
  • [benadeelde 37] : €436,69
  • [benadeelde 39] : €685,49
  • [benadeelde 49] : €238,64
  • [benadeelde 50] : €327,64
  • [benadeelde 51] : €323,64
  • [benadeelde 52] : €500,00
  • [benadeelde 53] : €413,64
  • [benadeelde 54] : €300,64
Oostenrijkse benadeelden
  • [benadeelde 1] : €399,49
  • [benadeelde 2] : €399,49
  • [benadeelde 3] : €825,49
  • [benadeelde 13] : €299,40
  • [benadeelde 14] : €179,40
  • [benadeelde 16] : €288,40
  • [benadeelde 17] : €299,40
  • [benadeelde 18] : €598,49
  • [benadeelde 19] : €751,08
  • [benadeelde 20] : €299,40
  • [benadeelde 22] : €299,40
  • [benadeelde 23] : €498,49
  • [benadeelde 24] : €299,40
  • [benadeelde 26] : 299,00
  • [benadeelde 27] : €598,
  • [benadeelde 3] : €528,40
  • [benadeelde 29] : €299,40
  • [benadeelde 30] : €299,40
  • [benadeelde 31] : €500,00
  • [benadeelde 32] : €299,40
  • [benadeelde 33] : €179,40
  • [benadeelde 34] : €1946,96
  • [benadeelde 41] : €500,00
  • [benadeelde 42] : €246,59
  • [benadeelde 43] : €1261,74
  • [benadeelde 44] : €286,83
  • [benadeelde 45] : €204,42
  • [benadeelde 46] : €230,59
  • [benadeelde 47] : €676,69
  • [benadeelde 48] : €284,42
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in hun vordering;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partijen, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
beslag:
verklaart verbeurd de volgende op de beslaglijst genummerde voorwerpen:
11. 1.00 STK computer; HP desktop
22. 1.00 STK administratie; diverse bankbescheiden Turkse rekeningen;
23. 1.00 STK bankpas; [naam bank] tnv [bedrijf 6] [verdachte] ;
24. 1.00 STK bankpas; bankpas [bedrijf 15] ;
26. 1.00 STK bankpas; BELGIË bankpas [bedrijf 16] ;
27. 1.00 STK bankpas; BELGIË bankpas [bedrijf 16] ;
31. 1.00 STK administratie; DIVERSE deel 5x post [bedrijf 1] en 1x post [bedrijf 11] ;
gelast de teruggave aan verdachte van de volgende op de beslaglijst genummerde voorwerpen:
9. 1.00 STK Computer; ACER tablet
10. 1.00 STK Computer; APPLE tablet
12. 1.00 STK Computer; DELL desktop
13. 1.00 STK Telefoontoestel; NOKIA
14. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: roze; APPLE iPhone 6s
15. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zilver; APPLE Iphone
16. 1.00 STK Telefoontoestel; NOKIA
17. 1.00 STK USB stick; SCANDISK
18. 1.00 STK USB stick; HI SOCIETY
19. 2.00 STK USB stick; ONBEKEND
20. 3.00 STK Administratie; 2 bankpassen en 1 internetstick
21. 1.00 STK Administratie; ING brief debet card
25. 5.00 STK Kaart; DIVERSE [namen winkels]
28. 1.00 STK Map; Zwartleren kaarthouder met 13 kaarten
29. 1.00 STK Pas; [naam winkel] op naam [bedrijf 17]
30. 1.00 STK Bankpas; [naam bank] [naam 4]
32 1.00 STK Administratie; blauwe map met administratie
33. 1.00 STK Administratie; witte map met administratie
34. 1.00 STK Administratie; stapeltje losse papieren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. J.M. Hamaker, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2021.