ECLI:NL:RBDHA:2021:6181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4541
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking rangschikking landgoed en voortzettingsverzoek onder de Natuurschoonwet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2021, gaat het om de intrekking van de rangschikking van het landgoed Groot Hennekeler. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 29 augustus 2019 besloten de rangschikking van het landgoed in te trekken met terugwerkende kracht tot 28 april 2015. Dit besluit werd gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar van eiser 1 op 3 juni 2020. Eiser 1 heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, evenals tegen een tweede besluit van dezelfde datum waarin een verzoek tot voortzetting van de rangschikking werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rangschikking van het landgoed tijdelijk was opgeschort en dat eiser 1, als legataris, niet tijdig een verzoek tot voortzetting heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat de legataris geen beroep kan doen op de uitzonderingsregel die geldt voor erfgenamen, en dat de gevolgen van de te late indiening voor rekening van eiser komen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst op de noodzaak van tijdige indiening van verzoeken onder de Natuurschoonwet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/4541 en 20/5219

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] , eisers

(gemachtigde: mr. P.M. Kuiper),
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Financiën, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Daniels).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de rangschikking van het landgoed Groot Hennekeler (het landgoed) ingetrokken met ingang van 28 april 2015 en is de onroerende zaak weer als landgoed gerangschikt vanaf 14 november 2017.
Bij besluit van 3 juni 2020 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van [eiser 1] ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 3 juni 2020 (bestreden besluit II) heeft verweerder het verzoek van [eiser 1] om voortzetting van de rangschikking onder de Natuurschoonwet 1928 (Nsw) afgewezen. Eisers hebben tegen het bestreden besluit rechtstreeks beroep ingesteld op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De beroepen zijn geregistreerd onder nummer SGR 20/4541 (bestreden besluit I) onderscheidenlijk SGR 20/5219 (bestreden besluit II).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 25 mei 2021 via een Skypeverbinding. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De onroerende zaak genaamd landgoed Groot Hennekeler, gelegen in de kadastrale gemeente Nijkerk, is bij besluit van 31 augustus 2009 gerangschikt als landgoed in de zin van de Nsw. Bij besluit van 15 april 2015 is de rangschikking op naam gesteld van jonkvrouw [eiser 2] en jonkvrouw [A] (hierna: de erfgenamen). Vervolgens is het volle eigendom van het gerangschikte deel van landgoed Groot Hennekeler, blijkens een akte ‘Afgifte Legaten’ van 28 april 2015, gelegateerd aan [eiser 1] (de legataris), woonachtig in Londen.
2. Bij het primaire besluit is de rangschikking van het landgoed Groot Hennekeler ingetrokken met ingang van 28 april 2015. Vervolgens is met hetzelfde besluit de onroerende zaak weer als landgoed gerangschikt vanaf 14 november 2017. De besluitvorming houdt in dat het landgoed tijdelijk niet gerangschikt is geweest. Tegen dit besluit heeft de legataris op 1 oktober 2018 bezwaar gemaakt en tevens verzocht om de rangschikking van het landgoed onder de Nsw ook na 28 april 2015 ononderbroken voort te zetten. In bezwaar heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd (bestreden besluit I) en tevens het verzoek tot rangschikking afgewezen (bestreden besluit II).
Wat zijn de regels?
3. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Nsw doet de eigenaar die zijn onroerende zaak wenst aangemerkt te zien als een landgoed een daartoe strekkend verzoek.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel c, onder 1º, van de Nsw wordt een als landgoed aangemerkte onroerende zaak niet langer als zodanig beschouwd ingeval de eigendom van de onroerende zaak is overgedragen.
In artikel 3, tweede lid, van de NSW wordt een uitzondering gemaakt op deze hoofdregel, voor zover verweerders op verzoek van de eigenaar bij gezamenlijke beschikking beslissen dat de onroerende zaak blijft aangemerkt als een landgoed. Het verzoek dient binnen zes maanden na de overdracht te worden ingediend. In bijzondere gevallen kan de termijn worden verlengd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 10 december 2019 met kenmerk SGR 19/2744 bepaald dat de erfgenamen geen belanghebbende zijn aangezien zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit 29 augustus 2019. Nu niet is gebleken dat dit hen niet kan worden verweten, staat gelet op bepaalde in de artikelen 7:1 Awb, eerste lid, aanhef, en 6:13 Awb geen beroep voor hen open. De rechtbank stelt zich op het standpunt dat het beroep van eiseres [eiser 2] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Op de specifieke argumenten die namens [eiser 1] zijn ingediend gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte het door hem ingestelde bezwaar ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft het landgoed verkregen uit een erfenis en er daarom op vertrouwd dat de rangschikking doorliep, zoals blijkt uit de brochure “Rangschikking als landgoed, Fiscale faciliteiten” (de brochure). Eiser ziet verder geen aanleiding om onderscheid te maken tussen de termen legataris en erfgenaam en verwijst hierbij naar de annotatie van het arrest van de Hoge Raad. [1] Eiser vindt het onbegrijpelijk waarom een enig erfgenaam anders wordt behandeld dan een legataris. Het landgoed heeft in feite altijd voldaan aan de criteria om als landgoed onder de Nsw te worden aangemerkt.
7. Ten aanzien van het bestreden besluit I en II overweegt de rechtbank als volgt. De wetgever heeft in de toelichting op de Nsw vastgelegd dat het landgoed in beginsel wordt onttrokken aan de werking van de Nsw bij eigendomsoverdracht van het onroerend goed. De eigendomsoverdracht kan samenhangen met uiteenlopende rechtsverhoudingen, zoals een koopovereenkomst, schenking of een verplichting tot inbreng in een rechtspersoon. Ook kan de overdracht plaatsvinden ter uitvoering van een testamentair legaat. [2] Als voorwaarde voor ononderbroken rangschikking van de onroerende zaak moet de eigenaar een voortzettingsverzoek indienen bij iedere vorm van eigendomsoverdracht van een Nsw landgoed. In de wet is geregeld dat er een verzoek moet worden gedaan binnen zes maanden na overdracht van het landgoed. Het is dan aan verweerder om te beslissen of de rangschikking gehandhaafd blijft. In bijzondere gevallen kan de termijn worden verlengd. Bij bijzondere omstandigheden kan worden gedacht aan gezondheidsredenen bij de eigenaar of overmacht door externe factoren als gevolg waarvan de zes maanden termijn waarbinnen een verzoek moet worden ingediend in redelijkheid verlengd kan worden. Alleen bij (voortzetting van) de rangschikking van een onroerende zaak kan een eigenaar gebruikmaken van de fiscale faciliteiten die rangschikking met zich meebrengt. De wetgever heeft beoogd voor slechts één situatie een verzoek tot voortzetting achterwege te laten, namelijk de overgang van de eigendom onder algemene titel bij vererving. Deze uitzonderingsregeling is opgenomen in de brochure.
8. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat nu de volle eigendom van het gerangschikte deel van landgoed Groot Hennekeler, blijkens een akte ‘Afgifte Legaten’ is gelegateerd aan eiser, er sprake is van eigendomsoverdracht. Er is tevens geen melding gedaan binnen zes maanden, maar ruim twee jaar na de eigendomsoverdracht. Bovendien heeft eiser geen blijk gegeven van bijzondere omstandigheden waardoor een eerdergenoemd verzoek achterwege is gebleven. De gevolgen van een te laat ingediend verzoek, komen voor rekening en risico van eiser.
9. Dit brengt de rechtbank tot de vraag of het verzoek tot voortzetting van de rangschikking achterwege kan worden gelaten op grond van de uitzonderingsregel. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3 van de Nsw blijkt dat enkel een erfgenaam een beroep kan doen op de uitzonderingsregel. Dit houdt in dat een erfgenaam geen voortzettingsverzoek hoeft in te dienen om het landgoed onder de NSW gerangschikt te houden. Dit blijkt onder meer uit de tekst van de brochure:

’Bij het erven van een onder de NSW gerangschikt landgoed loopt de NSW-rangschikking gewoon door, zolang het landgoed in onverdeelde eigendom blijft. Dit geldt ook als het landgoed bij verdeling is overgegaan op één van de erfgenamen. U hoeft als erfgenaam dus geen verzoek in te dienen, om aan te geven dat u het landgoed onder de NSW gerangschikt wilt houden.’’
In deze tekst wordt uitsluitend gesproken over een erfgenaam en niet over een legataris.
De legataris verkrijgt goederen onder bijzondere titel. Dat de tekst uit de brochure een andere verwachting heeft gewekt bij eiser is aan hemzelf te wijten. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan daarom geen doel treffen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden voor een ander oordeel. Gelet op het voornoemde kunnen de beroepsgronden niet slagen.
10.
Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie het arrest van 22 november 2019 (ECLI:HR:2019:1838).
2.