In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Koninklijke Landmacht, en de Staatssecretaris van Defensie. De eiser had verzocht om vergoeding van de studiekosten voor de opleiding Master of Science in Management aan de Nyenrode Business Universiteit. Dit verzoek werd afgewezen door de Staatssecretaris, die stelde dat de opleiding niet zou bijdragen aan een verbreding van de loopbaanmogelijkheden binnen Defensie. Eiser had eerder, op 14 maart 2018, een vergelijkbaar verzoek ingediend dat ook was afgewezen, maar had hiertegen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank moest beoordelen of het nieuwe verzoek van eiser kon worden aangemerkt als een herhaalde aanvraag, wat betekent dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen.
De rechtbank overwoog dat de afwijzing van 14 maart 2018 als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden beschouwd, en dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een heroverweging van het besluit rechtvaardigden. Eiser had de opleiding inmiddels zelf gefinancierd zonder voorafgaande toestemming, wat de rechtbank niet als een reden voor een positieve beslissing beschouwde. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.