ECLI:NL:RBDHA:2021:6169
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om proceskostenveroordeling. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.A.M. van der Geld, had eerder een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Westland was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld, maar dit beroep op 8 juni 2021 ingetrokken. Eiseres verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek, maar de rechtbank heeft besloten geen zitting te houden.
De rechtbank overweegt dat eiseres haar beroep heeft ingetrokken omdat zij inmiddels over woonruimte beschikt. Verweerder heeft echter zijn standpunt niet herzien en blijft van mening dat het oorspronkelijke besluit op goede gronden is genomen. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een herziening van het standpunt van verweerder, maar van gewijzigde feiten en omstandigheden. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is van 'tegemoetkomen' in de zin van artikel 8:75a van de Awb, aangezien dit alleen van toepassing is als het bestuursorgaan erkent dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling af. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.