ECLI:NL:RBDHA:2021:6160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor Armeense vrouw met medische en psychische problemen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een Armeense vrouw die medische en psychische problemen heeft. De vrouw, die niet kan spreken en als wilsonbekwaam wordt beschouwd, heeft een verzoek ingediend om niet uitgezet te worden naar Armenië totdat er op haar beroep is beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onder behandeling staat voor katatone schizofrenie en hoge bloeddruk, en dat haar medische situatie een risico met zich meebrengt bij een eventuele uitzetting.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de vrouw volgens het Bureau Medische Advisering (BMA) in staat is om te reizen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank oordeelde dat de BMA-adviezen zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere adviezen tegenspreken. De vrouw heeft niet aangetoond dat zij in Armenië geen toegang heeft tot de noodzakelijke medische zorg of mantelzorg.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vrouw niet kan aantonen dat haar belangen onvoldoende zijn meegewogen door de verweerder, en dat de medische zorg in Armenië beschikbaar is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrouw niet kan reizen zonder een fysieke overdracht aan een mantelzorger of psychiater, en dat de verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat aan deze voorwaarden voldaan kan worden. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/829 (beroep)
AWB 21/1641 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juni 2021 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres en verzoekster, V-nummer [V-nummer]

hierna te noemen: eiseres
(gemachtigde: mr. J.J.T. van Loo),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
Bij besluit van 4 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ter zitting was tevens de heer [A] aanwezig.

Overwegingen

Het beroep
1. Op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hier in dit geval sprake van. De voorzieningenrechter zal daarom ook uitspraak doen op het beroep.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Armeense nationaliteit. Ze heeft medische en psychische problemen, waardoor ze niet kan spreken en wilsonbekwaam is. Bij besluit van 16 april 2020, waarin is besloten op de asielaanvraag, heeft verweerder aan eiseres uitstel van vertrek verleend in afwachting van een beslissing op de ambtshalve beoordeling over toepassing van artikel 64 van de Vw 2000.
3. Verweerder heeft het BMA [1] gevraagd een advies uit te brengen over de toepasselijkheid van artikel 64 van de Vw 2000. Het BMA heeft op 1 juli 2020 een advies uitgebracht en, na aanvullende medische stukken [2] , op 9 september 2020 een aanvullend advies uitgebracht. Onder verwijzing naar deze adviezen heeft verweerder de ambtshalve beoordeling afgewezen, aangezien eiseres volgens de BMA-adviezen in staat is om te reizen als de reisvoorwaarden in acht genomen worden en doordat haar medische behandeling mogelijk is in het land van herkomst.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
4. In het verzoek om een voorlopige voorziening vraagt eiseres onder andere om niet uitgezet te worden tot vier weken nadat op het beroep is beslist. De rechtbank neemt hier het spoedeisend belang aan, aangezien eiseres niet langer rechtmatig in Nederland verblijft.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
5. Eiseres voert aan dat het BMA erkent dat haar medische klachten kunnen leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Zo kan ze een hypertensieve crisis krijgen, wat kan leiden tot een levensbedreigende toestand. De medische zorg die eiseres nodig heeft kan niet worden gegeven op een luchthaven of in een vliegtuig. De stelling dat ze tijdens de reis zal worden begeleid door een psychiatrische verpleegkundige is onvoldoende, aangezien eiseres een arts of verpleegkundige nodig heeft die gespecialiseerd is in het behandelen van hypertensie. Dit is ten onrechte niet door het BMA beoordeeld. Het BMA lijkt ook te zijn vergeten dat de huisarts heeft vastgesteld dat de medicatie niet helpt tegen de gevaarlijke stijging van de bloeddruk. Het verblijf in Armenië zal voor eiseres een situatie scheppen waarmee zij niet kan omgaan, waardoor ze agressief zal reageren. Geen enkele instelling in Armenië zal haar opvangen, omdat ze hier geen geld voor heeft, en adequate mantelzorg is niet mogelijk. Het welbevinden van eiseres is door verweerder dan ook onvoldoende meegewogen in het bestreden besluit.
6. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd op de gronden gereageerd.
7. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De medische situatie van eiseres
8.1
Uit de BMA-adviezen [3] volgt dat eiseres katatone schizofrenie heeft, waarbij sprake is van onder andere mutisme en negativisme [4] . Daarnaast is sprake van hoge bloeddruk met een hypertensieve crisis met zeer hoge bloeddruk, wat een risicofactor vormt voor het krijgen van hart- en vaatziekten. Eiseres staat onder behandeling van een psychiater (2x per jaar) en gebruikt medicatie. Verder is mantelzorg voor eiseres essentieel voor het welslagen van de medische behandeling en deze zorg wordt gegeven door het gezin waar eiseres verblijft. In het BMA-advies is verder opgenomen dat bij het uitblijven van een medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan, maar dat de noodzakelijke medische behandeling en medicijnen in Armenië aanwezig zijn. Zo is een psychiater aanwezig om de behandeling van eiseres voort te zetten. Ten aanzien van de aanwezigheid van mantelzorg [5] in Armenië valt het onderzoeken naar de aanwezigheid ervan buiten de competentie van de medisch adviseur. Wel is onderzoek gedaan naar zorg, zoals gegeven bij mantelzorg, in de vorm van aanwezigheid van professionele zorg aan huis of andere vormen van professionele zorg in het land van herkomst. Langdurige psychiatrische klinische behandeling door een psychiater is wel aanwezig, onder andere in het National Center of Mental Health Care in Yerevan. De benodigde medicijnen van eiseres zijn aanwezig en het BMA-advies van 1 juli 2020 noemt de apotheken waar de medicijnen aanwezig zijn. Voor de behandeling van de hypertensie is een internist aanwezig.
Uit de BMA-adviezen blijkt dat eiseres niet kan reizen, tenzij er voorafgaand aan de reis een directe fysieke overdracht plaatsvindt aan mantelzorg of een psychiater in de kliniek aangezien eiseres niet voor zichzelf kan zorgen. Tijdens de reis dient eiseres begeleid te worden door een vertrouwde persoon of een psychiatrisch verpleegkundige. Aanbevolen wordt dat eiseres de medicatie continueert tijdens de reis en voldoende medicatie meeneemt om de periode van de reis te overbruggen. Indien overdracht aan een mantelzorger niet mogelijk is, dan is fysieke overdracht in een kliniek noodzakelijk. Volgens de BMA-adviezen kan eiseres niet reizen zolang de fysieke overdracht niet is geregeld.
8.2
Een advies van het BMA is volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [6] een deskundigenbericht aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Daartoe dient het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze te zijn opgesteld. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies.
Niet is gebleken dat het BMA de actuele en relevante medische informatie van eiseres niet in zijn beoordeling heeft betrokken. De informatie uit de brief [7] die na het aanvullende BMA-advies is overgelegd ziet op de mogelijkheid van een hypertensieve crisis en is al meegenomen in de beoordeling van het BMA. Er is dus niet gebleken van nieuwe medische feiten en omstandigheden die niet zijn betrokken door het BMA en er is door eiseres geen contra-expertise ingebracht. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat eiseres de lange reis naar Armenië niet kan maken en de begeleiding van een psychiatrische verpleegkundige onvoldoende is, wordt dan ook niet gevolgd. Verweerder heeft daarnaast toegezegd dat de overdracht van eiseres alleen zal plaatsvinden wanneer aan de vastgestelde reisvoorwaarden wordt voldaan. Gezien die toezegging en de verwijzing naar de door het BMA vastgestelde reisvoorwaarden, heeft verweerder de overdracht van eiseres voldoende deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank is hierdoor van oordeel dat verweerder zich er voldoende van heeft vergewist dat de BMA-adviezen zorgvuldig inzichtelijk en concludent zijn.
8.3
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat verweerder de BMA-adviezen aan het besluit ten grondslag heeft kunnen leggen en volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat verweerder haar welbevinden onvoldoende heeft meegewogen. Niet wordt betwist dat mantelzorg door bekenden van belang is voor het slagen van de medische behandeling van eiseres. Uit het beleid van verweerder volgt echter dat indien mantelzorg wordt verleend door een derde of door professionele (thuis)zorg, verweerder kan overwegen dat de mantelzorg in het land van herkomst ook door een derde of professionele (thuis)zorg verleend kan worden. Dit heeft het BMA kenbaar betrokken in het advies [8] . Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres door bekenden verzorgd wil worden, is niet onderbouwd dat eiseres in haar land van herkomst geen bekenden heeft die de mantelzorg op zich willen nemen en, voor zover daarvan moet worden uitgegaan, neemt dit niet weg dat professionele hulp in Armenië deze hulp ook kan bieden aan eiseres. Het is aan eiseres om aan te tonen dat mantelzorg of professionele hulp voor haar niet beschikbaar of toegankelijk is. Hierin is eiseres niet geslaagd, nu geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt wat de kosten van de behandeling en medicatie zijn en evenmin is onderbouwd dat eiseres deze kosten zelf zou moeten dragen dan wel hiertoe niet in staat is.
De opvangvoorzieningen
8.4
Voor zover het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zich richten tegen het stopzetten van de opvangvoorzieningen, constateert de rechtbank dat het COA [9] per e-mail van 24 maart 2021 heeft bevestigd dat de opvangvoorzieningen zijn beëindigd. Het beroep op de uitspraak met zaaknummer AWB 20/3634 [10] kan dan ook niet slagen, aangezien in die zaak de opvangvoorzieningen nog niet waren beëindigd. Nu in deze procedure niet kan worden opgekomen tegen de beëindiging van de opvangvoorzieningen zal de rechtbank verder niet ingaan op het hiertegen aangevoerde.
Conclusie
9.De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
10. Nu de rechtbank op het beroep heeft beslist, is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met de uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het verzoek om een voorlopige voorziening, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Het Bureau Medische Advisering.
2.De brief van huisartsenpraktijk Roomburg van 31 juli 2020 en de brief van prof. Dr. J.P. Selten, psychiater, van 28 augustus 2020.
3.Van 1 juli 2020 en 9 september 2020.
4.Verzoekster spreekt niet en weigert opdrachten, volgens het BMA-advies.
5.Dit geldt voor mantelzorg in de vorm van (24-uurs) opvang en begeleiding door bijvoorbeeld een vrijwilligersorganisatie.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2709.
7.De brief van huisartsenpraktijk Roomburg van 14 oktober 2020.
8.Advies van 1 juli 2020.
9.Het Centraal Orgaan Asielzoekers.
10.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 25 juni 2020.