ECLI:NL:RBDHA:2021:6138
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 juni 2021, is de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres aan de orde. Eiseres, die als kok werkte, had zich in 2017 ziek gemeld na een auto-ongeluk en had in 2019 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres per 30 oktober 2019 gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, maar niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar linkerschouderklachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig bestudeerd. Eiseres had diverse klachten, waaronder schouder- en knieklachten, die haar werkcapaciteit beïnvloedden. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de klachten van eiseres, inclusief de linkerschouderklachten, waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en oordeelde dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was.
Eiseres voerde ook aan dat de WIA-regeling discriminerend was voor mensen met een lager inkomen. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de WIA-uitkering gebaseerd is op het inkomen dat iemand door arbeidsongeschiktheid misloopt. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van discriminatie en dat de beslissing van verweerder om de WIA-uitkering te weigeren op goede gronden was genomen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.