ECLI:NL:RBDHA:2021:6114

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
C/09/613335 / KG RK 21-685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek en oplegging van een wrakingsverbod door de rechtbank

Op 14 juni 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechters M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, C.M. van der Kleijn en M.P.M. Loos. Verzoeker heeft de rechters gewraakt op de grond dat zij samen met de gewraakte rechter, mr. Hoekstra-van Vliet, meerdere zaken hebben behandeld, waaronder wrakingsverzoeken. De wrakingskamer overweegt dat de omstandigheid dat rechters van hetzelfde gerecht een wrakingsverzoek beoordelen, op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die de vrees van verzoeker voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af en legt een wrakingsverbod op, omdat verzoeker lichtvaardig tot wraking is overgegaan met als doel de procedure te vertragen. Dit wordt beschouwd als misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier heeft de beslissing vastgelegd en deze is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/45
zaak- /rekestnummer: C/09/613335/ KG RK 21-685
Beslissing van 14 juni 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] , [land] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, C.M. van der Kleijn en M.P.M. Loos,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters of de eerste wrakingskamer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 9 juni 2021
- de schriftelijke reactie van de rechters van 13 juni 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- verzoeker (via een videoverbinding).
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
De voorzitter deelt mede dat verzoeker voorafgaand aan de zitting ook de tweede wrakingskamer heeft gewraakt. De tweede wrakingskamer neem dat wrakingsverzoek niet in behandeling. De aangevoerde grond is gelijk aan de grond die wordt aangevoerd in het voorgaande verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer, namelijk dat de constructie waarin rechters van dezelfde rechtbank elkaar moeten beoordelen niet deugdelijk is. Deze grond zal echter voor iedere rechter uit de rechtbank gelden, waarmee een ‘Droste-effect’ van wrakingen dreigt te ontstaan. Verzoeker stelt het systeem ter discussie en niet de concrete onpartijdigheid van de behandelend rechters. Daar is het instrument van wraking niet voor bedoeld en de wrakingskamer beschouwt dit als misbruik van recht.
2.2.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters van de (eerste) wrakingskamer in de zaak met nummer C/613154 / KG RK 21-670 waarin het wrakingsverzoek wordt behandeld dat verzoeker heeft ingediend tegen mr. Hoekstra-van Vliet.
Op 7 juni 2021 vond de behandeling in kort geding plaats van de vordering van de eiser gemeente Bodegraven tegen de gedaagden, waaronder verzoeker. Na schorsing van de zitting is de behandeld rechter, mr. Hoekstra-van Vliet gewraakt door verzoeker. De behandeling van het wrakingsverzoek is gepland ter behandeling op de zitting van 14 juni 2021 om 11.00 uur. Vervolgens heeft verzoeker de rechters van die (tweede) wrakingskamer gewraakt.
2.3.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechters die zijn belast met de behandeling van het (eerste) wrakingsverzoek hebben samen met de gewraakte rechter mr. Hoekstra-van Vliet meerdere malen samen zaken behandeld, waaronder wrakingsverzoeken. Verzoeker stelt dat de omstandigheid dat rechters die samen zaken behandelen bij de wrakingskamer en later elkaar moeten beoordelen, een ongeloofwaardige gang van zaken is in het kader van de subjectieve en objectieve onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Verzoeker stelt dat hij recht heeft op behandeling van zijn verzoek door een externe wrakingskamer.
2.4.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Iedere partij in een gerechtelijke procedure heeft er recht op dat haar zaak wordt behandeld door een onpartijdige en onbevooroordeelde rechter. Dit recht is vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. In Nederland worden rechters voor het leven benoemd en zij worden
vermoedonpartijdig te zijn omdat zij als rechter zijn aangesteld. Als een partij de indruk heeft dat dit niet het geval is, kan zij een wrakingsverzoek doen.
Het toetsingskader voor beoordeling van zo’n verzoek door de wrakingskamer volgt uit de wet en uit de rechtspraak, in het bijzonder van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en van de Hoge Raad. Een rechter kan gewraakt worden als er omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter naar een procesdeelnemer vooringenomen
isof als een partij daarvoor
vreesten die vrees bovendien
objectief gerechtvaardigdis.
Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt, bestaat alleen reden in geval van
bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid of de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan. Als een wrakingsverzoek wordt gedaan moeten
concrete omstandigheden worden aangevoerdwaaruit dit blijkt. De wrakingsprocedure is geen hoger beroep tegen inhoudelijke of procedurele beslissingen van de rechter.
Op deze manier beoordeelt de wrakingskamer, waarin rechters zitten die speciaal met de beoordeling van wrakingsverzoeken zijn belast, alle verzoeken tot wraking.
3.2.
Volgens vaste jurisprudentie levert de omstandigheid dat rechters uit hetzelfde gerecht als de gewraakte rechter een wrakingsverzoek beoordelen geen grond voor wraking op, ook niet als de betrokken rechters in een geheel andere procedure een ander wrakingsverzoek hebben beoordeeld. Wellicht bestaat bij verzoeker de vrees dat de rechters partijdig zijn, maar er zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat deze vrees objectief gerechtvaardigd is. Er bestaat geen recht op behandeling door een externe wrakingskamer. Dat betekent dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen.
3.3.
Verder overweegt de tweede wrakingskamer dat verzoeker lichtvaardig tot wraking is overgegaan nog voordat de zitting van de eerste wrakingskamer is aangevangen, met als kennelijk doel vertraging van de procedure. Naar het oordeel van de tweede wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking daarmee voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Daarmee is sprake van misbruik. De tweede wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de eerste wrakingsprocedure niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 1 vermelde wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A. van Steen, E.A.W. Schippers en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.