Op 15 juni 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich als journalist beschouwt. De verzoeker heeft de wraking ingediend tegen mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, de rechter in een aanhangige civiele procedure. De verzoeker stelt dat de rechter hem niet als journalist erkent en dat er een familierelatie bestaat tussen de rechter en bepaalde betrokkenen in de zaak. Daarnaast beweert hij dat de rechter voorheen kinderrechter is geweest en dat dit zijn onpartijdigheid in gevaar brengt.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De kamer oordeelt dat de verzoeker niet voldoende concrete feiten heeft aangedragen die wijzen op een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om dit vermoeden te doorbreken. De verzoeker heeft geen nieuwe feiten gepresenteerd die zijn vrees voor partijdigheid zouden onderbouwen.
De wrakingskamer heeft ook vastgesteld dat het wrakingsverzoek lijkt te zijn ingediend met het doel om de procedure te vertragen, wat wordt beschouwd als misbruik van het wrakingsinstrument. De kamer heeft daarom besloten dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.