Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiser, die werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder. Eiser had op 4 mei 2021 een aanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 6:5, eerste lid, van de Awb het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Eiser had echter in zijn beroepschrift geen gronden vermeld. De rechtbank heeft eiser bij bericht van 7 mei 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van vijf werkdagen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend, waardoor de rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.
De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Zohrabian, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.