ECLI:NL:RBDHA:2021:6046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
NL21.6866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid van Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiser, die werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder. Eiser had op 4 mei 2021 een aanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 6:5, eerste lid, van de Awb het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Eiser had echter in zijn beroepschrift geen gronden vermeld. De rechtbank heeft eiser bij bericht van 7 mei 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van vijf werkdagen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend, waardoor de rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Zohrabian, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6866

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, voor zover van belang, bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep.
2. Op grond van artikel 6:6 van de Awb, voor zover van belang, kan het beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard als niet is voldaan aan artikel 6:5 mits de indiener in de gelegenheid is geweest om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3. Eiser heeft in zijn beroepschrift geen gronden vermeld. De rechtbank heeft eiser daarom bij bericht van 7 mei 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van vijf werkdagen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Zohrabian, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.