Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam 1], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
22 januari 2020 als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 19 februari 2020 [1] het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dat besluit staat met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 maart 2020 [2] in rechte vast.
2. Op 3 april 2020 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft bij uitspraak van 10 november 2020 [3] het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling heeft deze uitspraak bevestigd. [4] 3. Op 24 maart 2021 heeft eiser een tweede opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft die aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser heeft nagelaten informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag, ook nadat hem een week de gelegenheid was geboden dit verzuim te herstellen. Eiser heeft volgens verweerder niet van alle bij de aanvraag gevoegde documenten een vertaling overgelegd.
Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de documenten waarvan de vertaling wel is overgelegd. Eiser legt immers ook de informatie uit het niet-vertaalde document ten grondslag aan zijn opvolgende aanvraag. Zonder dat de inhoud van het niet vertaalde document bekend is, kan niet worden onderzocht wat de betekenis daarvan is in het geheel van de gestelde nieuwe elementen of bevindingen en kan dan ook niet worden beoordeeld hoe inhoudelijk op de aanvraag moet worden beslist. Eisers verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van 11 februari 2021 leidt evenmin tot een geslaagd beroep, aangezien die uitspraak ziet op de betekenis van de authenticiteit van documenten in het kader van een andere afdoeningsmodaliteit, namelijk het niet-ontvankelijk verklaren van een aanvraag wegens het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen.