ECLI:NL:RBDHA:2021:6043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
NL21.6984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, afkomstig uit Eritrea, haar asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië als verantwoordelijk land was aangewezen. Eiseres had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar verscheen niet ter zitting, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. Tijdens de zitting op 21 mei 2021, waar ook een andere zaak werd behandeld, heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag van eiseres ongegrond was. Eiseres had gewezen op haar moeilijke reis vanuit Eritrea via Soedan, Libië en Italië naar Nederland, maar de rechtbank vond dat de staatssecretaris geen aanleiding had hoeven zien om de aanvraag inhoudelijk te behandelen op basis van de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals vastgelegd in artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank bevestigde dat eiseres illegaal de grens met Italië was overgestoken, waardoor Italië als verantwoordelijke lidstaat kon worden aangewezen. De rechtbank concludeerde dat de fictieve aanvaarding van de overnameclaim de verantwoordelijkheid van Italië vaststelde op het moment van het bestreden besluit.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de verzoeken van eiseres om haar asielverzoek in Nederland te behandelen, omdat haar verloofde daar zou verblijven, niet konden worden gehonoreerd op basis van de relevante artikelen van de Dublinverordening. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6984
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.6985, plaatsgevonden op 21 mei 2021. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Niet in geschil is dat eiseres het grondgebied van de lidstaten is binnengekomen door illegaal de grens met Italië over te steken. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat op grond daarvan Italië als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen. Met de fictieve aanvaarding van de overnameclaim stond de verantwoordelijkheid van Italië vast op het moment dat verweerder het bestreden besluit nam. De omstandigheid dat er nog geen claimakkoord lag ten tijde van het voornemen is hiervoor niet van belang.
Voor zover eiseres vraagt om behandeling van haar asielverzoek in Nederland omdat haar verloofde hier zou verblijven, heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteengezet dat artikel 9 van de Dublinverordening [1] noch artikel 16 van de Dublinverordening van toepassing is in het geval van eiseres.
3. Eiseres heeft verder gewezen op haar moeizame reis vanuit haar land van herkomst Eritrea, via Soedan, Libië en Italië naar Nederland. Verweerder heeft in de door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden echter geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag onverplicht inhoudelijk te behandelen met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013