Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser] ,
[eiseres],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiser] en [eiseres] tegen de Gemeente Den Haag. De eisers, die beiden in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, hebben een vordering ingesteld om inzage te krijgen in bepaalde documenten die zij nodig achten om het ontslag op staande voet van [eiser] aan te vechten. Dit ontslag vond plaats op 4 maart 2020, waarbij de gemeente [eiser] beschuldigde van ernstige misstanden, waaronder het indienen van frauduleuze facturen. De eisers hebben eerder een verzoek tot vernietiging van het ontslag ingediend, maar dit werd afgewezen door de kantonrechter. De eisers stellen dat het ontslag onterecht is en dat zij de gevraagde documenten nodig hebben om hun stellingen in de lopende procedures te onderbouwen.
De voorzieningenrechter heeft op 18 mei 2021 uitspraak gedaan. De gemeente heeft aangevoerd dat de eisers onvoldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde inzage, maar de rechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang is, gezien de lopende procedures. De rechter heeft de gemeente bevolen om binnen twee weken bepaalde documenten te verstrekken, waaronder het ICT-protocol en functieprofielen, maar heeft andere vorderingen van de eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat de gemeente geen dwangsom opgelegd krijgt, omdat zij gerechtelijke uitspraken pleegt na te komen. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in procedures rondom ontslag en de rechten van werknemers om zich te verdedigen tegen beschuldigingen van de werkgever. De rechter heeft een evenwichtige beslissing genomen door de gemeente te verplichten tot afgifte van relevante documenten, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen wegens gebrek aan specificiteit of belang.