4.4De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal eerst aan de hand van het dossier per tussenconclusie een oordeel geven over wat er uit een oogpunt van bewijs kan worden vastgesteld omtrent het gebeurde op 25 juni 2019. Vervolgens zal op basis daarvan worden gekomen tot een oordeel over wat er wel of niet bewezen kan worden verklaard van hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd.
Wie heeft er geschoten?
[slachtoffer 1] heeft op 30 juni 2019 aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard. Hij reed op 25 juni 2019 samen met een vriend, genaamd [naam vriend] , op een scooter. [naam vriend] reed en [slachtoffer 1] zat achterop. Zij stonden rond 17:30 uur te wachten voor het stoplicht op de kruising van de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] . [slachtoffer 1] keek naar links en zag een jongen met een plastic tas. Deze jongen stond op de hoek van de [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] . Hij stond schuin voor het [restaurant] dat daar op de hoek zit. De jongen had een gele plastic tas van de [naam winkel] vast. Hij hield de tas hoog vast voor zijn lichaam en hij had één hand in de plastic tas. Hij was aan het rommelen in de plastic tas. [slachtoffer 1] zag dat de jongen over het zebrapad naar hen toe kwam lopen en dat de jongen een pistool uit de plastic tas haalde, het pistool doorlaadde en op hen begon te schieten. Hij richtte daarbij op het bovenlichaam en het hoofd. [slachtoffer 1] rende gebukt tussen de auto’s door. Hij rende naar de overkant en zag recht voor zich een witte BMW. In deze auto zag [slachtoffer 1] vervolgens een kogelgat. [slachtoffer 1] kan de schutter omschrijven als een persoon met een bol gezicht, een baard, een Noord-Afrikaans uiterlijk, een beetje dik en ongeveer 21 jaren oud.
[getuige 1] heeft op 25 juni 2019 als getuige een verklaring afgelegd en onder meer het volgende verklaard. Hij stond die dag omstreeks 17:30 uur te wachten voor het stoplicht op de kruising van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] . Hij hoorde en zag aan zijn linkerzijde twee personen met een scooter op de grond vallen. Hij zag vervolgens dat een derde persoon een vuurwapen in zijn hand had en twee keer schoot op een persoon. De getuige omschrijft de schutter als een man van vermoedelijk Marokkaanse afkomst, licht getinte huidskleur, stevig postuur, baard, korte broek en wit T-shirt.
Blijkens een daarvan opgemaakt proces-verbaal van bevindingen zijn camerabeelden van de beveiligingscamera van de [naam winkel 2] (gevestigd aan de [straatnaam 1] ) veiliggesteld.Dit betreft camerabeelden van 29 juni 2019 vanaf 17:20 uur tot en met 17:24 uur. Op deze beelden is onder andere te zien dat omstreeks 17:24 uur een Marokkaanse man met baard en pet en breed/gespierd postuur het beeld in komt lopen. De persoon loopt op de [straatnaam 1] . De persoon heeft een lichte korte broek en wit T-shirt aan en draagt in zijn linkerhand een plastic tas van de [naam winkel] .
Op 10 juli 2010 heeft [slachtoffer 1] een aanvullende verklaring afgelegd. Aan hem zijn verschillende
stillsvan de hiervoor genoemde camerabeelden van [naam winkel 2] getoond. Hij heeft verklaard de persoon op de foto’s aan heel het signalement zeker te herkennen als degene die op hem heeft geschoten.
Op 3 juli 2019 heeft [getuige 1] een aanvullende verklaring afgelegd. Aan hem zijn ook de
stillsgetoond van de camerabeelden van de telefoonwinkel [naam winkel 2] . Hij heeft verklaard dat hij de persoon voldoet aan het signalement van de schutter qua T-shirt, broek, plastic tas, postuur en baard.
Blijkens een daarvan opgemaakt proces-verbaal van bevindingen zijn de camerabeelden van de beveiligingscamera van [restaurant] veiliggesteld.Dit betreft camerabeelden van de [straatnaam 1] van 25 juni 2019 vanaf 17:18:21 uur tot en met 17:25:10 uur.Een compilatie van deze camerabeelden is op een gegevensdrager aan het dossier toegevoegd. Op de camerabeelden is onder andere waar te nemen dat een persoon met gele plastic tas van de [naam winkel] , baard, pet, korte broek, stevig postuur en wit T-shirt het beeld in komt lopen. De persoon loopt op de stoep van de [straatnaam 1] en loopt vervolgens het [restaurant] in. Na ongeveer één minuut loopt de persoon weer uit het restaurant met een mobiele telefoon in zijn rechterhand en de gele plastic tas van de [naam winkel] in zijn linkerhand. Hij loopt al bellend heen en weer op de stoep voor het [restaurant] en loopt daarbij naar de hoek van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] . De man loopt vervolgens weer terug naar de ingang van [restaurant] met de mobiele telefoon nog aan zijn oor. De man staat stil voor het restaurant en klemt de mobiele telefoon tussen oor en hoofd en beweegt zijn rechterhand in de gele plastic tas van de [naam winkel] . Vervolgens loopt de man met de plastic tas voor zijn lichaam in de richting van het zebrapad, op de kruising tussen de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] en verdwijnt daar bij het zebrapad op de [straatnaam 2] uit beeld. Meteen daarna is in het zijraam van [restaurant] te zien dat een scooter met daarop twee personen komt aanrijden vanuit de [straatnaam 2] naar de [straatnaam 1] en kort daarop is op de beelden van de voorkant van [restaurant] een persoon te zien die rent over de [straatnaam 1] , vanuit de richting van de kruising met de [straatnaam 2] .
Tussenconclusie
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het signalement van de persoon op de camerabeelden overeenkomt met het signalement genoemd in de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] . Deze persoon is blijkens de camerabeelden bovendien nagenoeg op de plaats van het schietincident aanwezig op het moment dat dit incident plaatsvond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de persoon die op de hiervoor genoemde camerabeelden te zien is, de schutter is van de schietpartij die heeft plaatsgevonden op 25 juni 2019 op het kruispunt van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] .
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld wie deze persoon is.
Identificatie van de schutter
Op 8 juli 2019 en 10 juli 2019 heeft [naam verbalisant] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en onder meer het volgende gerelateerd. De verbalisant heeft de camerabeelden bekeken van de [naam winkel 2] en herkende de persoon op de beelden als de verdachte. De verbalisant heeft de verdachte in 2019 tweemaal in levende lijve gezien en gesproken en herkende de persoon op de beelden als de verdachte op basis van zijn gezicht, kaaklijn, wenkbrauwen, vorm van zijn baard en postuur.
Op 25 september 2019 heeft [getuige 2] als getuige een verklaring afgelegd en onder meer het volgende verklaard. Hij is de eigenaar van het [restaurant] , gevestigd aan de [straatnaam 1] te Den Haag. Op 25 juni 2019 was hij rond 17:30 uur aan het werk in zijn restaurant. Aan [getuige 2] worden verschillende foto’s getoond van de hiervoor beschreven schutter op het moment dat deze persoon in zijn restaurant was. [getuige 2] herkende de persoon als zijn oude buurman [verdachte] . [verdachte] kwam wel eens in zijn restaurant en de ouders van [verdachte] waren de overburen van [getuige 2] . [getuige 2] woonde op de [adres] in Den Haag en de woning van de ouders van [verdachte] is één van de woningen die hij via Google Maps aanwees in de portieken van [straatnaam 3] huisnummers [(-)] tot en met [(-)] en [(-)] tot en met [(-)] .
Op 27 mei 2020 is [getuige 2] nogmaals gehoord als getuige bij de rechter-commissaris en heeft hij bevestigd de persoon op de beelden te herkennen als zijn oude buurjongen. Hij verklaarde verder hem te herkennen aan zijn baard en aan zijn pet.
Op 15 juli 2019 heeft [naam verbalisant 2] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en onder meer het volgende gerelateerd. Uit onderzoek in de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat [getuige 2] in de periode van 19 december 2013 tot en met 26 februari 2017 heeft gewoond op de [adres] te Den Haag en dat de verdachte sinds 3 april 1998 staat ingeschreven op het adres [adres 2] te Den Haag.
Tussenconclusie
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte degene is die op 25 juni 2019 op het kruispunt van de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] heeft geschoten. De rechtbank overweegt daartoe dat, in weerwil van het standpunt van de raadsvrouw, de (
stillsvan de) camerabeelden in het dossier zonder meer voldoende nauwkeurig, gedetailleerd en helder zijn om op basis daarvan een persoon te kunnen herkennen. De in de herkenning door de verbalisant genoemde kenmerken acht de rechtbank ook voldoende onderscheidend om een herkenning op te kunnen baseren. De rechtbank acht het proces-verbaal van [naam verbalisant] , inhoudende de herkenning van de verdachte, dan ook bruikbaar voor het bewijs. Ook de herkenning door de getuige [getuige 2] dat de man op die camerabeelden zijn buurjongen [verdachte] is, in samenhang met de bevindingen over de GBA-inschrijvingen van de getuige en de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank bruikbaar. Beide herkenningen zijn voor de rechtbank redengevend voor de bewezenverklaring.
De volgende vraag die ter beantwoording voorligt, is hoe het handelen van de verdachte valt te kwalificeren in het licht van de tenlastelegging. Eerst zal de rechtbank beoordelen welke feitelijke handelingen op basis van het dossier aan de verdachte kunnen worden toegeschreven.
Feitelijke handelingen
[getuige 1] heeft op 23 oktober 2019 als getuige een aanvullende verklaring afgelegd en onder meer het volgende verklaard. Hij stond vooraan bij het stoplicht met zijn motor en hoorde links van hem een knal, het was het geluid van een botsing. Hij zag op dat moment links van hem twee jongens met een scooter op de grond liggen. Hij noemde deze jongens man 1 en man 2. Vervolgens liep man 3 naar de jongens toe. [getuige 1] zag dat man 1 in zijn richting kwam rennen en dat man 3 uit een plastic tas een wapen pakte en twee keren met gestrekte arm in de richting van man 1 schoot. Na de twee schoten draaide man 3 zich om en rende weg. [getuige 1] heeft man 2 verder niet meer gezien.
[getuige 3] heeft op 25 juni 2019 als getuige een verklaring afgelegd en onder meer het volgende verklaard. Zij stond op de voornoemde datum omstreeks 17:28 uur op de [straatnaam 1] te wachten voor het stoplicht bij de voetgangersoversteekplaats naar de [straatnaam 2] . Zij keek in de richting van de [straatnaam 2] en hoorde opeens twee harde knallen vanaf de overkant komen. Zij zag dat een persoon op een scooter aan de overkant op de [straatnaam 2] voor het stoplicht wachtte om de [straatnaam 1] over te steken en vervolgens werd beschoten.
[slachtoffer 4] heeft op 14 december 2020 bij de rechter-commissaris als getuige een verklaring afgelegd en onder meer het volgende verklaard. Hij reed met iemand op een scooter en stond voor het stoplicht te wachten bij de [straatnaam 2] . De jongen die achterop zat kreeg ruzie met een andere jongen die op straat liep en werd beschoten, maar er was niet op [slachtoffer 4] of in zijn richting geschoten.
[slachtoffer 2] heeft op 25 juni 2019 aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard. Hij reed op 25 juni 2019 omstreeks 17:30 uur op de [straatnaam 1] als bestuurder van een BMW met kenteken [kenteken] , naast hem zat [slachtoffer 3] . Ter hoogte van de kruising met de [straatnaam 2] stond hij bij een stoplicht en hoorde links van hem een harde klap. Hij voelde een soort wind langs zijn benen en zag links van hem een scooter op de grond liggen en meerdere mensen op straat rennen. Vervolgens hoorde hij [slachtoffer 3] tegen hem zeggen: “Volgens mij hebben ze op ons geschoten, want ik heb hier een kogel”. Zij liet hierop de kogel aan hem zien. Hierop is [slachtoffer 2] direct doorgereden en heeft [slachtoffer 3] afgezet en is teruggereden naar de kruising van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] . Nadat hij zijn auto had geparkeerd, stapte hij uit de auto en liep een rondje om de auto. Hij zag aan de onderkant van de bestuurdersportier een klein gaatje.
Deze kogelpunt die in de auto van [slachtoffer 2] was terechtgekomen is in beslag genomenen opgestuurd naar het NFI voor een munitieonderzoek.De conclusie van dit onderzoek luidt dat op de kogel twee á drie trefvlakken aanwezig zijn, waarvan er één is veroorzaakt door het ricocheren op een harde, grove/ruwe ondergrond, waarbij een ricochet op asfalt aannemelijk is. De overige trefvlakken kunnen worden verklaard door het treffen van een auto.
Tussenconclusie
De rechtbank acht op basis van deze bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte twee keer heeft geschoten en dat beide schoten in de richting van [slachtoffer 1] waren afgevuurd. Eén van deze kogels is op het asfalt afgeketst, heeft het bestuurdersportier van de auto van [slachtoffer 2] doorboord en is terechtgekomen op de bijrijdersstoel.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat, gelet ook op de eigen verklaring van [slachtoffer 4] , dat de verdachte ook in de richting van [slachtoffer 4] heeft geschoten. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
Juridische kwalificatie feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte vol opzet had op de dood van [slachtoffer 1] , nu hij willens en wetens twee keer in de richting van [slachtoffer 1] heeft geschoten met een vuurwapen, maar hem daarbij niet heeft geraakt. De vraag die de rechtbank op basis van de tenlastelegging dan nog moet beantwoorden, is of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld en dat dus sprake is van poging tot moord.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachten raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden af dat de verdachte zich enige minuten voorafgaand aan de schietpartij heeft opgehouden in en voor de ingang van het [restaurant] . Dit restaurant is gelegen op de hoek van de kruising van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] . Gedurende deze tijd had de verdachte geen zicht op [slachtoffer 1] . De verdachte heeft hem pas gezien op het moment dat [slachtoffer 1] als bijrijder op een scooter stil stond voor een stoplicht, wachtend om de [straatnaam 1] over te steken. Pas op het moment dat [slachtoffer 1] voor het stoplicht stond te wachten, is de verdachte in zijn richting gelopen en heeft de verdachte binnen enkele seconden tweemaal geschoten met een vuurwapen.
De rechtbank constateert dat in ieder geval sprake is van een zeer korte tijdspanne tussen het zien van het slachtoffer en het schieten. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat de verdachte al enige tijd voordat hij het slachtoffer op de scooter zag op de hoek van de kruising van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] het besluit had genomen om hem van het leven te beroven. De rechtbank acht voorbedachte rade dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer 1] .
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte uit is geweest op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Eén van de kogels die de verdachte heeft afgevuurd in de richting van [slachtoffer 1] is als ricochetschot in een BMW terecht gekomen, die zich op het kruispunt van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] bevond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte wel opzet in voorwaardelijke zin gehad op de dood van de inzittenden van deze BMW. De verdachte heeft immers op klaarlichte dag twee maal met een vuurwapen geschoten op een druk kruispunt tijdens de avondspits en dus op een moment dat daar talloze voertuigen en personen aanwezig waren. De kans dat hij een willekeurige derde zou treffen, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Voorts is de gedraging van de verdachte (het schieten met een vuurwapen) naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien zo zeer gericht op een bepaald gevolg (te weten: de dood van een ander) dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte deze aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .