ECLI:NL:RBDHA:2021:5999
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting avondwinkel op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, die een avondwinkel exploiteert. De burgemeester van Delft had op 19 maart 2021 besloten het pand van de verzoeker te sluiten voor de duur van zes maanden, op basis van bevindingen van de politie die op 11 februari 2021 een hoeveelheid harddrugs in het pand had aangetroffen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 17 mei 2021 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij, eigenaar van het pand, was ook aanwezig. Na de zitting heeft de burgemeester aanvullende informatie verstrekt, waar de verzoeker op heeft gereageerd. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op 26 mei 2021 gesloten.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de sluiting van het pand noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs overschreed de grens voor handelshoeveelheid, wat de burgemeester de bevoegdheid gaf om het pand te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat de drugs enkel voor eigen gebruik waren, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting evenredig was. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor het besluit van de burgemeester in stand blijft.