ECLI:NL:RBDHA:2021:5981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
09/289897-20, 09/280716-20 (ttz.gev) en 09/223304-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld en mishandeling met bijkomende straf

Op 11 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling van zijn levensgezel, en bedreiging van politieambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2020 samen met anderen een auto en persoonlijke bezittingen van een slachtoffer heeft gestolen, waarbij geweld is gebruikt. Het slachtoffer dacht een afspraakje te hebben, maar werd naar een afgelegen parkeerplaats geleid en daar beroofd. De verdachte is ook veroordeeld voor het mishandelen van zijn levensgezel en het overtreden van een huisverbod. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 23 maanden en hoofdelijk schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de ernst van de gepleegde misdrijven en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/289897-20, 09/280716-20 (ttz. gev) en 09/223304-20 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 11 juni 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Mülhausen (Duitsland),
BRP-adres: [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 2 maart 2021 (pro forma) en 28 mei 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw mr. R.G. Jagesar naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 09/289897-20 (dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (merk BMW, voorzien van [kenteken] ) en/of een autosleutel (horende bij deze BMW) en/of een mobiele telefoon en/of een horloge en/of een portemonnee met daarin een geldbedrag van 3440 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of
- een honkbalknuppel en/of een mes heeft/hebben vastgehouden en/of getoond en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben (aan)gepakt en/of doorgegeven en/of getoond en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben doorgeladen en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen met dit vuurwapen, althans op vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel heeft/hebben vastgegrepen en/of die keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgehouden en/of
- die [slachtoffer 1] over de grond te slepen;
2.
hij, als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op/in of omstreeks de periode van 7 november 2020 13:27 uur tot 17 november 2020 te Zoetermeer en/of ’s-Gravenhage, althans in Nederland, meermalen, in strijd met dat huisverbod, de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres 2] te Zoetermeer, heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen, te weten [slachtoffer 2]
ten aanzien van parketnummer 09/280716-20 (dagvaarding II)
hij op of omstreeks 7 november 2020 te Zoetermeer zijn levensgezel, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
ten aanzien van parketnummer 09/223304-20 (dagvaarding III)
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die die Middag en/of die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Als ik jou tegenkom in de buurt dan steek ik je dood man",
- " Als ik hem in de buurt tegenkom dan steek ik hem kankerhard",
- " Ik steek je dood",
- " Ik steek jullie neer als ik jullie zie" en/of
- " Jou vergeet ik niet, als ik je tegenkom steek ik je kankerdood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] (brigadier van politie Eenheid Den Haag) en/of [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen:
- " Waarom sla je mij, kankerhond",
- " Kom mee lopen dan ga ik je moeder neuken",
- " Kankerhonden, ik neuk jullie moeder"
- " Jullie politie zijn een grap, kankerhonden"
- " Ik ga jou niet vergeten vuile kankerhoer",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir - gevorderd dat alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Op de specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - op gronden zoals verwoord in haar pleitnota - vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I onder 1 en het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde feit heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de bij dagvaarding III ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw verzocht de processen-verbaal van de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] uit te sluiten van het bewijs. Op specifieke (bewijs)verweren van de verdediging zal de rechtbank hierna - voor zover relevant - nader ingaan.
3.3
De beoordeling van dagvaarding I [1]
3.3.1
Feit 1
3.3.1.1 De bewijsmiddelen
De melding
Op 4 november 2020 omstreeks 22:30 kregen politieambtenaren de melding te gaan naar restaurant ‘ [restaurant] ’, gelegen aan de [adres 3] te Zoetermeer. Eenmaal ter plaatse hoorden zij van het personeel van het restaurant dat er tussen 22:10 uur en 22:15 uur een man binnen was gelopen die onder het bloed zat. Vervolgens hoorden zij van het desbetreffende slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) dat hij door drie in het zwartgeklede mannen was beroofd van (onder meer) zijn mobiele telefoon en zijn voertuig, een witte BMW 5 serie. Hij was tegen zijn slaap geslagen en had pijn aan zijn slaap en zijn linkerzij. Uit zijn rechterneusgat kwam nog bloed en zowel op zijn T-shirt als op zijn broek zaten meerdere bloedvlekken. [2]
Aangifte [slachtoffer 1]
(hierna: aangever) heeft op 7 november 2020 aangifte gedaan van diefstal met geweld. Hij heeft verklaard dat hij op 4 november had afgesproken met een meisje genaamd [medeverdachte] , die hij via een datingsite had leren kennen. Hij zou haar zien bij het huis van een vriendin van haar, had een adres van haar gekregen en was met de eerdergenoemde witte BMW naar Zoetermeer gereden. [3] Daar had hij haar bij een viaduct opgehaald, waarna zij vertelde dat er mensen in het huis waren en dat ze moesten wachten totdat deze mensen weg zouden gaan. Aangever heeft verklaard dat [medeverdachte] constant aan het appen was. [4] Aangever heeft voorts verklaard dat [medeverdachte] hem zei dat ze een paar rondjes moesten rijden, dat zij vervolgens een adres in zijn telefoon intoetste en dat ze naar de Noord Aa zijn gereden. [5] Daar hebben ze een kwartier of twintig minuten stil gestaan op de parkeerplaats. [6] Vervolgens zijn ze de parkeerplaats afgereden en hebben ze een rondje gereden op het parkeerterrein van restaurant ‘ [restaurant] ’. Aangever heeft verklaard dat [medeverdachte] daar echter niet wilde blijven, waarna ze - op verzoek van [medeverdachte] - naar parkeerplaats P1 zijn gereden. Daar stond een ander voertuig geparkeerd. [7] [medeverdachte] zei hem daar te parkeren, zodat ze even naar buiten konden gaan om te roken. Aangever heeft verklaard dat op het moment dat hij uitstapte en zijn aansteker uit de auto pakte, hij drie of vier mannen uit de bosjes zag komen. Een van de mannen kwam op hem af en vroeg hem of hij zijn aansteker mocht lenen. Aangever zag dat het niet klopte en is vervolgens richting die andere, aldaar geparkeerde auto gerend. Terwijl hij aan het rennen was werd hij door een van de mannen geduwd, waardoor hij op de grond viel. Aangever heeft verklaard dat hij vervolgens constant door de mannen werd geslagen. [8] Door de een werd zijn hoofd vastgehouden, terwijl de ander tegen zijn zij schopte. Op het moment dat hij opstond zag hij heel hard een voet naar zijn hoofd komen, waarna hij werd geraakt tegen zijn neus. [9] Aangever heeft voorts verklaard dat hij door de mannen over de grond naar de BMW is gesleept. [10] De mannen hebben zijn iPhone 11 Pro voorzien van [IMEI nummer] en zijn portemonnee, lichtbruin van kleur en gevuld met pasjes gepakt, waarna zij hem hebben los gelaten en hem nog een schop hebben gegeven. [11] Aangever heeft verklaard dat de mannen vervolgens zijn weggereden in de auto die daar reeds geparkeerd stond, waarna de witte BMW achter dit voertuig is aan gereden. [medeverdachte] is achter in de witte BMW gestapt. [12]
Aangever heeft over [medeverdachte] verklaard dat zij contact hadden via onder meer WhatsApp, dat zij daarbij gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat zij elkaar al eerder een keer hadden ontmoet. [13] Zijn bedoeling was om seks met haar te hebben. Aangever heeft voorts verklaard dat [medeverdachte] een litteken boven haar wenkbrauw heeft, waarbij hij aan de politie foto’s van [medeverdachte] heeft getoond. [14]
Medische verklaring aangever
Aangever is diezelfde avond onderzocht op de spoedeisende hulp, waarbij schaafwonden op zijn hoofd, handpalmen en knieën zijn waargenomen. Tevens is een kneuzing van de buikspieren geconstateerd. [15]
Identiteit ‘ [medeverdachte] ’
Uit de politiesystemen is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] - door aangever opgegeven als het nummer van [medeverdachte] - op 21 mei 2020 werd opgegeven door de verdachte. Uit nader onderzoek in de politiesystemen bleek vervolgens dat de verdachte op 7 november 2020 was aangehouden ter zake van mishandeling van [slachtoffer 2] de medeverdachte (hierna: de medeverdachte). Na vergelijking van de foto’s in het onderliggende procesdossier en de door aangever verstrekte foto’s van [medeverdachte] wordt door de politie geconcludeerd dat de medeverdachte ‘ [medeverdachte] ’ blijkt te zijn. [16]
Doorzoeking [adres 4] te Den Haag
Op 16 november 2020 zijn zowel de verdachte als de medeverdachte aangehouden in de slaapkamer in de woning aan de [adres 4] te Den Haag. De woning is vervolgens doorzocht. [17] In de slaapkamer werden een iPhone 11 en een bruine portemonnee aangetroffen. Ook werd een paar witte schoenen van het merk Nike aangetroffen in de slaapkamer. Op deze schoenen waren sporen van vermoedelijk bloed zichtbaar. [18]
Doorzoeking [adres 2] te Zoetermeer
Ook de woning van de medeverdachte aan de [adres 2] te Zoetermeer werd doorzocht, waarbij gebruik werd gemaakt van de in de slaapkamer in woning aan de [adres 4] aangetroffen sleutels. Aan de kapstok hing een jas van het merk Kani, waarbij in de jaszak een autosleutel van het merk BMW werd aangetroffen. [19]
Aangetroffen voorwerpen van aangever
De iPhone 11, zoals aangetroffen en in beslag genomen bij de doorzoeking van de [adres 4] te Den Haag, is door de politie onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de iPhone was voorzien van [IMEI nummer] . [20] Door de politie is geconcludeerd dat dit de weggenomen telefoon van aangever betreft. [21]
Aangever is op 16 november 2020 aanvullend gehoord, waarbij hem foto’s zijn getoond van de aangetroffen en in beslag genomen portemonnee en autosleutel van het merk BMW. Aangever heeft verklaard de portemonnee en autosleutel te herkennen als de zijne. [22]
BMW voorzien van [kenteken]
De weggenomen BMW, voorzien van [kenteken] , is op 6 november 2020 door de politie aangetroffen op de Jupiterkade in Den Haag. Op de motorkap werden aan de bestuurderszijde ter hoogte van de koplampen rode/bruine vlekken gezien, die leken op bloedvlekken. Het voertuig is door de politie veiliggesteld. [23] Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de in de woning van de medeverdachte aan de [adres 2] te Zoetermeer aangetroffen autosleutel bij de weggenomen BMW van aangever hoort. [24]
Bij de doorzoeking in de woning aan de [adres 4] te Den Haag werd in de slaapkamer eveneens een iPhone 6+ aangetroffen. [25] Naar aanleiding van het uitlezen van de iPhone 6+ werd - gelet op de device info, de social media accounts, de aangetroffen afbeeldingen, video’s en chatgesprekken - door de politie vastgesteld dat de telefoon in gebruik was bij de verdachte. [26] In een tweetal aangetroffen WhatsAppgesprekken op 4 november 2020 tussen 22:45 uur en 23:26 uur wordt door de verdachte gesproken over een BMW 5 serie die net ‘genakt’ is. Door de verdachte wordt aangegeven dat hij de auto wil verkopen, waarbij ook een foto wordt gedeeld van een witte BMW voorzien van het kenteken van aangever, te weten [kenteken] . [27]
Uit onderzoek aan bovengenoemde iPhone 6+ bleek verder dat deze telefoon voorzien was van een simkaart met het eerdergenoemde, aan de verdachte gekoppelde telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [28] Uit de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer bleek vervolgens dat op 4 november 2020 om 22:31 uur, kort na de straatroof, is gebeld. Hierbij straalde het telefoonnummer zendmast met [postcode] te Den Haag, aan. Om 22:32 uur, 22:45 uur en 22:46 uur straalde dit telefoonnummer dezelfde zendmast aan. Deze zendmast is gevestigd op industrieterrein de Binckhorst en ligt direct naast de Jupiterkade, waar de BMW werd aangetroffen. [29]
Aangetroffen Nike schoenen
De politie heeft op 9 december 2020 een tweetal telefoongesprekken tussen de gedetineerde verdachte en een onbekend gebleven persoon getapt. Hierin werd onder meer het volgende gezegd.
Verdachte: Neef, maar eerst je radiootje, misschien extra kleren want mijn moeder heeft weinig gebracht. Je weet toch en dan ehh wat zoets. Pattas. Die pattas is belangrijk, je weet toch. Want die pattas, je weet toch is ehh hoe noem je, ja broer. Je weet toch als jij, je weet toch jou nagels bijt enzo dan komt toch ook die dingen en zo.
Man: Jajaja.
Verdachte: Ja wat jij vroeg. Jij zeg jij ging altijd je nagels bijten en helemaal bloeden enzo. Je weet toch dat zit op die patta joh. Je weet toch.
Verdachte: Ja broer ik heb een, ik heb echt zo een patta nodig man. Ander ben ik fucked up man. Die andere zijn een beetje vies geworden man.
Man: Effe denken, effe denken.
Verdachte: Je weet toch zijn vies van die zaak. Dus ik moet nu een soort van. Je weet toch als ze op dat zeggen, je weet toch. Met testen en zo, je weet toch. Dat ze kijken, wat te maken heeft met die zaak broer. Dan ik ben, je weet toch ik hang gewoon. Maar dat ik zo een patta heb en ik zeg toch gewoon van je weet toch dit is ehh niet die ding wat jullie zeggen. Je weet toch dan ik kan gewoon eruit lullen.
(…)
Man: Ja toch. Je hebt die patta *onverstaanbaar* nodig
Verdachte: Ja man, als jij mij voor zo eentje mee kan geven. Dan je weet toch, ik zit gewoon safe. Dan ik kan gewoon zeggen nee man, kijk ik heb dezelfde hierzo. Snap je.
Man: Oh. Dus ik moet gewoon die andere voor jou halen.
Verdachte: Snap je. Ja die andere zijn vies man. Daar zit nog een beetje, hoe moet ik dat zeggen eh broer. Ja man. [30]
Bevindingen forensisch onderzoek
De BMW en de aangetroffen schoenen zijn op verschillende plekken bemonsterd en het onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt onder meer dat in de bloedsporen op de schoenen DNA van aangever werd aangetroffen. Ook van de verdachte en de medeverdachte werd DNA aangetroffen op de schoenen. In de BMW werd DNA van aangever, de verdachte en de medeverdachte aangetroffen op onder meer de deurhendel aan de binnenzijde (bestuurderskant) en het stuur. [31]
Onderzoek aan de in de kofferbak van de BMW aangetroffen opengescheurde plastic zak heeft uitgewezen dat er verschillende dactyloscopische sporen zijn aangetroffen. [32] Door twee gecertificeerde dactyloscopisch deskundigen is vervolgens afzonderlijk en onafhankelijk vergelijkend onderzoek verricht. Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van een dactyloscopisch spoor ( [spoor] ) op de verdachte. In het rapport dactyloscopisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon verwaarloosbaar klein is. [33]
Gesprekken aangever en ‘ [medeverdachte] ’
Ook de telefoon van aangever, zoals aangetroffen in de slaapkamer in de woning aan de [adres 4] te Den Haag, is uitgelezen. Uit de aangetroffen gesprekken blijkt dat de aangever vanaf 14 oktober 2020 WhatsAppcontact heeft met ‘ [medeverdachte] ’ onder telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [34] Aangever vraagt in deze gesprekken meerdere keren om een foto van ‘ [medeverdachte] ’ en ‘ [medeverdachte] ’ stuurt hem ook verschillende foto’s van zichzelf. Ook blijkt uit de gesprekken dat aangever verschillende keren geld overmaakt naar ‘ [medeverdachte] ’, al dan niet op haar verzoek. Op 4 november 2020 hebben aangever en ‘ [medeverdachte] ’ eveneens contact via WhatsApp. Uit dit gesprek blijkt onder meer dat zij die dag afspreken om elkaar te zien in Zoetermeer. Om 20:43 uur vraagt aangever ‘ [medeverdachte] ’ hem het adres waar hij heen kan komen toe te sturen, waarna ‘ [medeverdachte] ’ hem om 20:48 uur een adres stuurt. Kort daarop geeft ‘ [medeverdachte] ’ aan dat ze naar buiten loopt. [35]
Overboekingen
Aangever heeft verklaard dat hij in totaal een bedrag van € 275,00 naar ‘ [medeverdachte] ’ heeft overgemaakt op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , omdat zij in geldnood zat. Uit onderzoek is gebleken dat voornoemd rekeningnummer op naam staat gesteld van de verdachte. [36] Uit de verstrekte historische gegevens is gebleken dat het geld dat aangever heeft overgemaakt op de bankrekening van de verdachte, vrijwel meteen wordt doorgestort naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] . Dit rekeningnummer staat op naam van de medeverdachte gesteld. [37]
3.3.1.2 Tussenconclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank het volgende:
  • aangever heeft op 4 november 2021 afgesproken met ‘ [medeverdachte] ’;
  • het contact dat ‘ [medeverdachte] ’ met aangever had liep via de telefoon en het telefoonnummer van de verdachte;
  • de medeverdachte is geïdentificeerd als zijnde ‘ [medeverdachte] ’;
  • aangever heeft geldbedragen overgeboekt naar een rekeningnummer op naam van de verdachte, waarna deze bedragen weer werden overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van de medeverdachte;
  • de verdachten zijn gelijktijdig aangehouden in de slaapkamer van de woning aan de [adres 4] te Den Haag;
  • bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 4] te Den Haag werden in de slaapkamer de iPhone 11 en de portemonnee van aangever aangetroffen, evenals een paar witte, bebloede schoenen van het merk Nike;
  • bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] te Zoetermeer werd in de jaszak van een jas die aan de kapstok hing een autosleutel van het merk BMW aangetroffen, welke sleutel bleek te horen bij de weggenomen BMW van aangever;
  • op de telefoon van de verdachte werden een tweetal gesprekken aangetroffen waarin wordt gesproken over het verkopen van de gestolen BMW en waarbij eveneens een foto van de BMW van aangever wordt gestuurd;
  • de telefoon van de verdachte straalt zeer kort na de straatroof een zendmast aan direct naast de plek waar de BMW uiteindelijk wordt terug gevonden;
  • in de BMW is DNA aangetroffen van de verdachte, de medeverdachte en aangever; op de opengescheurde plastic zak die in de kofferbak van de BMW lag, is een vingerafdruk van de verdachte gevonden;
  • ook op de bebloede schoenen van het merk Nike werd DNA aangetroffen van de verdachte, de medeverdachte en aangever;
  • in een vanuit de gevangenis gevoerd en getapt gesprek heeft de verdachte het over schoenen ‘die een beetje vies zijn geworden van die zaak’.
3.3.1.3 Alternatief scenario: de verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting van 28 mei 2021 heeft de verdachte - kort gezegd - het volgende verklaard.
De verdachte is bij het voorval op 4 november 2020 aanwezig geweest: hij heeft alles gezien, maar geen geweld gebruikt. De verdachte had het vermoeden dat zijn vriendin, de medeverdachte, vreemdging of met iemand anders was en wilde haar om die reden controleren. Hij wist dat ze een mobiele telefoon bij zich had. Hij heeft haar via de app ‘zoek mijn iPhone’ opgezocht en is haar gaan volgen. Toen hij zag waar ze was kreeg hij het vermoeden dat er iets niet klopte. Hij was toen al met drie andere jongens, die zeiden: ‘Kom, we gaan er heen.’ De verdachte is vervolgens met die drie jongens in een auto naar de betreffende parkeerplaats gereden. Dit bleek echter de verkeerde locatie te zijn, want aanvankelijk waren de medeverdachte en de aangever daar nog niet. Op een gegeven moment kwamen zij echter aanrijden, parkeerden ze voor de auto waarin de verdachte zat en stapten ze uit. De verdachte heeft de drie jongens toen gevraagd om te gaan kijken. Hijzelf is in de auto blijven zitten en heeft de koplampen van de auto ontstoken. De jongens hebben aangever om een aansteker gevraagd, waarna aangever is weggerend en gestruikeld. Aangever is door een van de jongens getrapt, weer gevallen en daarna is nog een trap uitgedeeld. Op het moment dat aangever struikelde, is zijn autosleutel uit zijn broekzak gevallen. De jongens hebben deze toen gepakt, de medeverdachte gevraagd of ze in wilde stappen en de auto meegenomen. Er was van tevoren geen plan om aangever te overvallen. De drie jongens hebben gekozen om zo te reageren toen die autosleutel viel. Toen de verdachte bij de Binckhorstlaan aankwam, waren de andere jongens en de medeverdachte daar al. De jongens hebben hem toen gezegd: ‘Zoek het uit.’ De verdachte wilde zich groot voordoen en de BMW verkopen. Daarom heeft hij gezegd dat hij zojuist een BMW had ‘genakt’. De verdachte heeft de sleutel van de BMW, de iPhone 11 Pro en de portemonnee van aangever meegenomen. Deze zaten allemaal in een zakje. De verdachte wist niets van de gesprekken tussen de medeverdachte en aangever af. Als hij op die telefoon zat dan deed die telefoon het niet en was er geen WhatsApp. De verdachte wist niet dat er geld van de aangever op zijn rekening was gestort. De verdachte was al een tijdje niet aan het werk, dus verwachtte geen geld. De schoenen van het merk Nike zijn van de verdachte. Hij zou met de jongens gaan fitnessen, maar een van de jongens had slippers aan die avond. Daarom heeft de verdachte zijn schoenen uitgeleend en deze later teruggekregen. Het bloed is er waarschijnlijk opgekomen toen die jongen zijn schoenen droeg.
De rechtbank wijst het door de verdachte geschetste alternatieve scenario als onaannemelijk van de hand en overweegt hiertoe als volgt. Het is welhaast ondenkbaar dat wanneer de verdachte zijn vriendin met een andere man treft op een parkeerplaats en de jongens vraagt de situatie te bekijken, hij plotseling in een beroving terecht komt omdat de autosleutel uit de broek van aangever is gevallen. Dat de verdachte daarbij zelf in de auto blijft zitten, maar wel degene is die de gehele buit krijgt, deze meeneemt naar zijn woning en probeert om de BMW te verkopen, komt de rechtbank evenmin aannemelijk voor. Ten aanzien van de bebloede schoenen van het merk Nike overweegt de rechtbank dat de verdachte in zijn eerste verhoor tegenover de politie heeft verklaard dat die schoenen niet van hem waren, waarna de verdachte in een tapgesprek zegt dat zijn schoenen een beetje vies zijn geworden van die zaak. Ter terechtzitting komt de verdachte vervolgens met een geheel andere verklaring, namelijk dat de schoenen wel van hem zijn en dat hij ze die avond had uitgeleend aan een van de jongens, omdat diegene op slippers was. De bebloede schoenen worden vervolgens gevonden in de woning aan de [adres 4] , waar de verdachte en de medeverdachte worden aangehouden.
3.3.1.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, tot de conclusie leiden dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met de medeverdachte(n) heeft begaan. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte voorafgaand, ten tijde van en na het plegen van het feit. Zo werd contact met aangever gelegd middels de telefoon en het telefoonnummer van de verdachte en werden de van aangever ontvangen geldbedragen van de rekening van de verdachte overgeboekt naar de rekening van de medeverdachte. De verdachte en de medeverdachte waren bovendien gelijktijdig op de plaats delict aanwezig en hebben elkaar na het plegen van het feit getroffen op de Binckhorstlaan. Hier moet steeds een zekere organisatie en coördinatie aan vooraf zijn gegaan. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de diefstal van het geldbedrag en het horloge, te meer nu deze nergens zijn teruggevonden. Ook voor het vastgrijpen, dicht knijpen of dicht houden van de keel van aangever en het gebruik van wapens - een honkbalknuppel, een vuurwapen en een mes - ziet de rechtbank onvoldoende ondersteuning in het dossier. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging.
3.3.2
Feit 2
Op 7 november 2020 is aan de verdachte bij beschikking van de burgemeester een tijdelijk huisverbod opgelegd op grond van de Wet tijdelijk huisverbod, dat onder meer inhield een verbod om de woning aan de [adres 2] te betreden vanaf 7 maart 2020 13:27 uur tot 17 november 2020 13:27 uur. De verdachte mocht gedurende voornoemde periode geen contact opnemen met [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). [38]
De verdachte is op 16 november, gelijktijdig met [slachtoffer 2] en ten tijde van het contactverbod, aangehouden in de slaapkamer van de woning aan de [adres 4] te Den Haag. [39] De in de slaapkamer aangetroffen telefoons werden in beslag genomen en uitgelezen. Op de telefoon in gebruik bij de verdachte werden chatgesprekken aangetroffen tussen de verdachte en [slachtoffer 2] . Hierin werd onder meer het volgende gezegd.
7-11-2020 17:18:19 [telefoonnummer 2] <3: Je wilt niet alleen zijn?
7-11-2020 17:18:26 [telefoonnummer 1] : Ja
7-11-2020 17:18:37 [telefoonnummer 2] <3: Okii
7-11-2020 17:18:43 [telefoonnummer 2] <3: Dan blijf ik met je
(…)
7-11-2020 17:19:13 [telefoonnummer 1] : Comtact verbod is alleen op jou adres
7-11-2020 17:19:34 [telefoonnummer 2] <3: Ohh zo [40]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het contactverbod heeft overtreden en dat hij, toen hij in vrijheid werd gesteld (de rechtbank begrijpt: op 7 november 2020), [slachtoffer 2] direct heeft gebeld. [slachtoffer 2] en haar zus hebben hem vervolgens opgehaald bij het politiebureau. [41] De verdachte heeft verklaard dat zijn advocaat hem had gezegd dat de onderliggende strafzaak geseponeerd was. De verdachte wist niet dat dit niet gold voor het contactverbod zelf: hij dacht dat het alleen ging om een huisverbod.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de inhoud van de chatgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer 2] enkele uren na het opleggen van het huis- en contactverbod leidt de rechtbank af dat de verdachte zich wel degelijk bewust was van het contactverbod met [slachtoffer 2] . Het contactverbod met [slachtoffer 2] staat bovendien ook expliciet in de beschikking van de burgemeester genoemd. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4
De beoordeling van dagvaarding II
Op 7 november 2020 omstreeks 03:00 uur kregen politieambtenaren de melding te gaan naar de [adres 2] te Zoetermeer. Aldaar zou een buurman een harde klap en geschreeuw vanuit de woning hebben horen komen. De melder had het vermoeden dat de vrouw die daar woont (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) mishandeld zou worden. [42]
Eenmaal ter plaatse werd de deur opengedaan door een man en twee vrouwen, waarna een derde vrouw bij de voordeur verscheen. Haar rechteroog was blauw, bloeddoorlopen en wat dikker dan het linkeroog. Boven haar linkeroog zat een snee en onder dat oog zat een lichtblauwe vlek. Deze vrouw bleek te zijn [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Gezien het geconstateerde letsel besloten verbalisanten de verdachte ambtshalve aan te houden. De verdachte gaf bij het boeien aan pijn aan zijn linkerhand te hebben. Deze hand was opgezwollen en erg dik ten opzichte van zijn rechterhand. Van zowel het letsel van [slachtoffer 2] als het letsel van de verdachte zijn foto’s gemaakt. [43]
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij het letsel aan zijn hand heeft opgelopen, doordat hij tegen een muur heeft geslagen. Desgevraagd kan hij niet aangeven of op de muur zichtbaar is waar hij geslagen heeft. [44] De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] niet heeft geslagen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij die avond ruzie had met [slachtoffer 2] . Op het moment dat hij bij de deur stond en naar buiten wilde gaan, stond [slachtoffer 2] voor hem. Hij heeft haar toen hard weggeduwd, waardoor ze tegen een stenen muur aankwam. De verdachte heeft verklaard dat ze in de gang ergens tegen aan gekomen is - een deur, kast of kapstok - en dat zij daardoor bovengenoemd letsel heeft opgelopen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] . De rechtbank stelt bij de beoordeling hiervan voorop dat zij het niet aannemelijk acht dat het letsel van [slachtoffer 2] is ontstaan door een duw, zoals de verdachte heeft verklaard. Niet alleen correspondeert deze verklaring niet met het geconstateerde letsel bij [slachtoffer 2] , ook laat het letsel van de verdachte zich hierdoor niet verklaren. De verdachte heeft desgevraagd niet kunnen aangegeven of zichtbaar is waar hij tegen de muur heeft geslagen. Het bij de verdachte geconstateerde letsel past echter wel bij het letsel dat [slachtoffer 2] heeft opgelopen. Op grond van voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de strafverzwarende omstandigheid ‘levensgezel’. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft op dit punt verklaard dat hij al zes jaar een relatie heeft met [slachtoffer 2] en dat zij sinds twee maanden samenwonen. De zus van [slachtoffer 2] refereert ook aan de verdachte als de vriend van haar zus. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 2] kan worden aangemerkt als levensgezel in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
3.5
De beoordeling van dagvaarding III [45]
Op 23 augustus 2020 heeft [slachtoffer 4] , hoofdagent van politie eenheid Den Haag, aangifte gedaan van belediging en bedreiging. [46] Verbalisant [slachtoffer 4] heeft in het proces-verbaal van aanhouding gerelateerd dat zij die dag de melding kregen te gaan naar het Rijswijkseplein 313 te Den Haag en dat de verdachte aldaar, gedurende de veiligheidsfouillering, onder meer het volgende heeft geschreeuwd:
- ‘ Wat sla jij mij, kankerhond.’
- ‘ Jullie politie zijn een grap, kankerhonden.’
- ‘ Kankerhonden, ik neuk jullie moeders. Jullie politie zijn een grap. Ik steek jullie neer’;
- ‘ Kankerhonden, ik pak jullie. Kom één op één. Kom meelopen dan ga ik je moeder neuken. Ik zweer, ik neuk jullie kankermoeders!’
- ‘ Ik ga jou niet vergeten kanker hoer’.
Toen verbalisant [slachtoffer 4] vervolgens met zijn collega’s richting de liften liep, zag hij dat de verdachte in zijn richting keek en zei: ‘Jou ga ik niet vergeten he kankerhoer! Wollah, als ik hem in de buurt tegen kom steek hem kanker hard!’ [47] [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zich door de uitlatingen van de verdachte in zijn goede naam en eer voelde aangetast, te meer nu omstanders voor de woning een en ander ook gehoord moeten hebben. [48]
Ook [slachtoffer 3] , brigadier van de politie eenheid Den Haag, heeft aangifte gedaan van belediging en bedreiging. Hij heeft verklaard dat de verdachte hem aankeek en onder meer zei: ‘Ik steek je dood.’ Hierdoor voelde hij zich bedreigd. Middag heeft voorts verklaard dat de verdachte hem aankeek zei: ‘Waarom sla je mij, kankerhond.’ Deze belediging werd naar hem persoonlijk geuit en hij voelde zich hierdoor in zijn goede naam en eer aangetast, te meer nu omstanders voor de woning dit gehoord moeten hebben. [49]
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de politieambtenaren heeft uitgescholden en bedreigd en dat hij dingen heeft geroepen die hij niet meende. [50]
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat de verklaringen van de verbalisanten niet betrouwbaar zijn en de processen-verbaal om die reden moeten worden uitgesloten van het bewijs, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid of juistheid van de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Dat in de aangiften van de betreffende verbalisanten niet wordt gesproken over de voorafgaand aan de aanhouding gegeven tik op het achterhoofd van de verdachte, maakt niet dat die aangiften niet betrouwbaar zijn. In de aangiften wordt immers steeds verwezen naar andere processen-verbaal in het dossier voor de bevindingen van de betreffende verbalisant dan wel de omstandigheden waaronder de verdachte is aangehouden. In die processen-verbaal is vervolgens (uitgebreid) gerelateerd over de gegeven tik, de omstandigheden waaronder deze is gegeven en - bovendien - over de andere verrichtte geweldshandelingen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
De rechtbank merkt voorts op dat voor zover de raadsvrouw heeft betoogd aan de processen-verbaal niet de bijzondere bewijskracht dient toe te komen die zij ingevolge artikel 344 lid 2 Sv kennen, zij deze processen-verbaal niet als enige bewijsmiddel gebruikt. De verdachte heeft immers bekend dat hij de politieambtenaren heeft uitgescholden en bedreigd. Dit verweer behoeft dan ook geen nadere bespreking.
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en bedreiging zoals ten laste gelegd onder 1 en 2.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
ten aanzien van parketnummer 09/289897-20 (dagvaarding I)
1.
hij op 4 november 2020 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een auto
,merk BMW, voorzien van [kenteken] en een autosleutel horende bij deze BMW en een mobiele telefoon en een portemonnee, d
iegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of haar mededaders:
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben geduwd en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en lichaam hebben geschopt en/of geslagen en
- die [slachtoffer 1] over de grond te slepen;
2.
hij, als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, in de periode van 7 november 2020 13:27 uur tot 17 november 2020 te Zoetermeer en/of ’s-Gravenhage, meermalen in strijd met dat huisverbod, contact heeft opgenomen met
een in dat huisverbod genoemde perso
on, te weten C. [slachtoffer 2] ;
ten aanzien van parketnummer 09/280716-20 (dagvaarding II)
hij op 7 november 2020 te Zoetermeer zijn levensgezel, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
ten aanzien van parketnummer 09/223304-20 (dagvaarding III)
1.
hij op 23 augustus 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die Middag en die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Als ik hem in de buurt tegenkom dan steek ik hem kankerhard",
- " Ik steek je dood",
- " Ik steek jullie neer als ik jullie zie",
- " Jou vergeet ik niet, als ik je tegenkom steek ik je kankerdood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 23 augustus 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 3]
,brigadier van politie Eenheid Den Haag
,en [slachtoffer 4]
,hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- " Waarom sla je mij, kankerhond",
- " Kom meelopen dan ga ik je moeder neuken",
- " Kankerhonden, ik neuk jullie moeder"
- " Jullie politie zijn een grap, kankerhonden"
- " Ik ga jou niet vergeten vuile kankerhoer",
althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van de bij dagvaarding III ten laste gelegde feiten ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, nu als gevolg van buitensporig geweld van politieambtenaren jegens de verdachte sprake is geweest van psychische overmacht.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte strafbaar is.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht vereist is dat er sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bij dagvaarding III ten laste gelegde feiten niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De omstandigheden, zoals door de raadsvrouw geschetst, leveren naar het oordeel van de rechtbank geen acute en onweerstaanbare druk op die maakt dat de wilsvrijheid van de verdachte zo is aangetast dat zijn handelen verontschuldigbaar zou zijn. De door de verdachte genoemde tik voorafgaand aan de aanhouding - die ook door verbalisanten is beschreven - kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezien als een van buiten komende drang zoals hiervoor bedoeld. Nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een dergelijke van buiten komende drang wordt het beroep op psychische overmacht verworpen.
De verdachte is dan ook strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen, waarbij zij heeft opgemerkt de door de officier van justitie gevorderde straf fors is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige en laffe beroving met geweld. Het slachtoffer verkeerde in de veronderstelling dat hij een afspraakje had met de medeverdachte, met wie hij al langere tijd contact had. De medeverdachte is bij het slachtoffer in de auto gestapt en heeft hem naar een afgelegen parkeerplaats gedirigeerd. Daar aangekomen is het slachtoffer overvallen door in het donker geklede mannen en is hij met geweld beroofd van zijn bezittingen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, is hij meermalen tegen zijn hoofd en lichaam getrapt. Zijn auto, autosleutel, mobiele telefoon en portemonnee zijn buit gemaakt en het slachtoffer is gewond en hulpeloos achtergelaten, terwijl de medeverdachte en haar mededaders in zijn auto en in een aldaar geparkeerde auto zijn weggereden.
Het handelen van de verdachte en zijn mededaders is uiterst laakbaar en kent een planmatig karakter. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk delict nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dit blijkt te meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring zoals die ter terechtzitting namens het slachtoffer is voorgelezen. Het slachtoffer stelt de dood in de ogen te hebben gekeken en kampt als gevolg van het voorval met ernstige angstklachten en slaapproblematiek, waarvoor hij ook medicatie gebruikt. Dat zijn persoonsgegevens en gezicht bekend zijn bij de daders jaagt hem eveneens angst aan en maakt dat hij elke dag achterom moet kijken. Dergelijke feiten versterken bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Bij de verdachte lijkt geen enkel inzicht te bestaan over de ernst van dit feit. Ook ter zitting heeft de verdachte geen blijk gegeven van enig besef van de ernst van het gebeurde. Uit de handelwijze van de verdachte spreekt bovendien een grote onverschilligheid voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel. Door aldus te handelen heeft de verdachte pijn en letsel aan het slachtoffer toegebracht en inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De verdachte heeft vervolgens het huisverbod, dat hem in het belang van de veiligheid van het slachtoffer was opgelegd, genegeerd door toch contact met haar op te nemen. Daarmee heeft de verdachte zich niets gelegen laten liggen aan haar gevoelens van onveiligheid en deze van overheidswege getroffen ordemaatregel.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging en bedreiging van twee politieambtenaren. Politieambtenaren moeten ongehinderd hun functie kunnen uitoefenen en dienen daarbij gevrijwaard te blijven van dergelijk kwetsende en bedreigende uitlatingen, die bovendien het gezag ondermijnen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, onder meer tot een voorwaardelijke werkstraf. Deze eerdere veroordelingen zijn onherroepelijk. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de ernst van de feiten, waarbij het zwaartepunt uiteraard bij de beroving met geweld ligt, is de rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur daarvan aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, meer in het bijzonder de oriëntatiepunten voor een straatroof en een overval op een winkel met licht geweld. De omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd - in het bijzonder het planmatige en berekenende karakter en het toegepaste geweld - maken echter dat de rechtbank van oordeel is dat dit feit zich niet goed laat vergelijken met een straatroof. Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel met licht geweld biedt dan ook een passender uitgangspunt, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. De rechtbank ziet - mede gelet op de proceshouding van de verdachte - geen aanleiding een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 8.311,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 6.311,90 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
a. geld overgemaakt naar [medeverdachte] (€ 275,00);
b. gestolen geldbedrag (€ 3.440,00);
c. mobiele telefoon (€ 1.279,00);
d. horloge (€ 250,00);
e. schoenen + kleding (€ 400,00);
f. spoedaanvraag identiteitskaart en rijbewijs (€ 182,90);
g. taxi (€ 100);
h. eigen risico (€ 385,00).
Daarnaast vordert [slachtoffer 1] vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 3.462,21, bestaande uit € 2.736,21 aan advocaatkosten en € 726,00 aan kosten voor een tolk.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de posten b tot en met h, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van post a heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van rechtstreekse schade. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde proceskosten.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, dan wel dat deze dient te worden afgewezen. De raadsvrouw heeft daarbij - kort gezegd - gewezen op het gebrek aan onderbouwing van de vordering. Ten aanzien van de proceskosten heeft de raadsvrouw bepleit dat deze eveneens onvoldoende zijn onderbouwd en daarom afgewezen dienen te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op post a, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze schade geen rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op post b en d, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het deel van het feit waarop het gedeelte van de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op post h, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten c, e, f en g is naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar. Deze schade is namens de verdachte weliswaar betwist, maar op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan genoegzaam worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van de navolgende bedragen:
  • ten aanzien van post f, € 98,95;
  • ten aanzien van post g, € 100,00.
De rechtbank overweegt daarbij ten aanzien van post f dat het rijbewijs en de identiteitskaart pas op 23 december 2020 - bijna twee maanden na het voorval - zijn aangevraagd bij het gemeentehuis. Niet gebleken is waarom een spoedaanvraag op dat moment nog noodzakelijk was.
Nu ten aanzien van posten c en e de omvang van de geleden materiële schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld en bovendien rekening moet worden gehouden met waardevermindering door afschrijving, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. Zij stelt de schade daarom vast op de navolgende, lagere bedragen dan gevorderd:
  • ten aanzien van schadepost c, € 150,00;
  • ten aanzien van schadepost e, € 150,00.
De rechtbank wijst het meer gevorderde af of verklaart de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk wegens bovengenoemde redenen, waarbij de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan voorts worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Gelet op hetgeen door en namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, in het bijzonder de naar aanleiding van het voorval ontstane angstklachten en het gebruik van medicatie hiervoor, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.498,95, bestaande uit € 498,95 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 4 november 2020 over een bedrag van € 1.400,00 en met ingang van 23 december 2020 over een bedrag van € 98,95, omdat steeds vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Ten aanzien van de proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven’ op € 1.434,00 (gebaseerd op 3 punten in een zaak met een geldswaarde beneden € 10.000,00). Ten aanzien van de kosten voor de tolk overweegt de rechtbank aldus. Zonder nader onderzoek te verrichten – hetgeen een onredelijke belasting van het strafgeding zou opleveren – komen deze kosten niet zonder meer redelijk voor. De rechtbank zal daarom de gevorderde kosten toewijzen tot een bedrag van € 350,00 en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren zodat het meerdere bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.498,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.400,00 vanaf 4 november 2020 en over een bedrag van € 98,95 vanaf 23 december 2020, beide tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte en dat het onder 2 genummerde zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, verbeurdverklaren. De voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien de voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36f, 47, 57, 266, 267, 285, 300, 304, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/289897-20 onder 1 en 2, de bij dagvaarding II met parketnummer 09/280716-20 en de bij dagvaarding III met parketnummer 09/223304-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod;
ten aanzien van dagvaarding II:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
23 (drieëntwintig) maanden
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.498,95 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.400,00 vanaf 4 november 2020 en over een bedrag van € 98,95 vanaf 23 december 2020, beide tot aan de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af of bepaalt dat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk is om bovengenoemde redenen en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.784,00, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel:
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.498,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.400,00 vanaf 4 november 2020 en over een bedrag van € 98,95 vanaf 23 december 2020, beide tot aan de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 24 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de in beslag genomen goederen:
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 2 stk schoenen (omschrijving: 2505053, wit, merk: Nike);
  • 1 stk telefoontoestel (omschrijving: 2505095, iphone 6, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.C.J. Vriend, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. I.L. Blonk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Lockhorst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het onderzoek Hosta met het nummer PL1500-2020332985, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 574).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 94-95.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 98.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 98.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 99.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 100-101.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 102.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 105.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 106.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 105-106.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 106.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 96
14.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 98.
15.Een geschrift, te weten een medische verklaring betreffende [slachtoffer 1] , p. 275.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 149.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 168.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 177.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 276.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310.
22.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 183.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 143.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 181.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 168; proces-verbaal van bevindingen, p. 189.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 189-192.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 194-200.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 328.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 334.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 404-406, met bijlage, p. 407-408.
31.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 18 februari 2021, zaaknummer 2020.12.17.220 (aanvraag 001), p. 566-574.
32.Proces-verbaal van vooronderzoek lab, p. 516-518.
33.Een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek [spoor] , p. 524-527.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 276-277.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 279-309.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 400.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 400-401.
38.Een geschrift, te weten een beschikking van de burgemeester d.d. 7 november 2020
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 243.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 244.
41.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 mei 2021.
42.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 374.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 375, met fotobijlage p. 377-380.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 426.
45.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag - Centrum, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 36).
46.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 13.
47.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 5-7.
48.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 14.
49.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 16-17.
50.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 mei 2021.