ECLI:NL:RBDHA:2021:5957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/09/607592 / KG ZA 21-160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van straat- en contactverboden in familieruzie

In deze zaak, die op 14 april 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen familieleden die verwikkeld zijn in een ernstige familieruzie. Eiseres, de zus van gedaagde 1, heeft vorderingen ingesteld tegen haar familieleden, die bestaan uit een straat- en contactverbod. Eiseres stelt dat zij en haar dochters door gedaagden worden bedreigd en lastiggevallen. Gedaagden, bestaande uit de vader, zoons en moeder van eiseres, hebben op hun beurt vorderingen ingesteld tegen eiseres, waarin zij ook een contactverbod eisen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er aan beide zijden sprake is van ernstige beschuldigingen en dat de verhoudingen tussen de partijen ernstig zijn verstoord. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiseres en gedaagden, met uitzondering van enkele specifieke vorderingen, toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen over en weer toegewezen, met inachtneming van de noodzaak om de persoonlijke vrijheden van betrokkenen te waarborgen. De rechter heeft ook bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, gezien de familierechtelijke aard van het geschil.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/607592 KG ZA 21-160
Vonnis in kort geding van 14 april 2021
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F. van den Berg te Den Haag ,
tegen:

1.[gedaagde 1] te [woonplaats] ,

2.
[gedaagde 2]te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3]te [woonplaats 1] ,
4.
[gedaagde 4]te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.C.H. Walkate te Den Haag ,
waarin zich hebben gevoegd aan de zijde van eiseres in conventie:

1.[interveniënt 1] te [plaats] ,

2.
[interveniënt 2]te [woonplaats 3] ,
advocaat mr. F. van den Berg te Den Haag .
Eiseres in conventie/verweerster in reconventie wordt hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’. Gedaagden in conventie/eisers in reconventie worden hierna tezamen aangeduid ‘ [gedaagden] ’ en ieder afzonderlijk als ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’, [gedaagde 3] ’ en ‘ [gedaagde 4] ’. De interveniënten worden hierna ieder afzonderlijk aangeduid als ‘ [interveniënt 1] ’ en ‘ [interveniënt 2] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door [gedaagden] overgelegde conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie;
- de twee incidentele conclusies tot voeging;
- de op 6 april 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op uiterlijk twee weken na de zitting, maar zoveel eerder als mogelijk blijkt te zijn. Nadien is de vonnisdatum nader bepaald op heden.

2.Het incident tot voeging

2.1.
[interveniënt 1] en [interveniënt 2] hebben gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van [eiseres] . Ter zitting hebben [gedaagden] hun vraagtekens gezet bij het belang van [interveniënt 1] en [interveniënt 2] daarbij. Gelet op het standpunt van [interveniënt 1] en [interveniënt 2] dat zij ook door [gedaagden] zijn belaagd en bedreigd en gezien hun relatie tot [eiseres] neemt de voorzieningenrechter aan dat zij ook belang hebben bij toewijzing van de vorderingen van [eiseres] . Zij zijn vervolgens toegelaten als gevoegde partijen, nu niet gebleken is dat dit aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat en hierdoor ook geen strijd met de procesorde in het algemeen ontstaat.
2.2.
[gedaagden] hebben echter terecht opgemerkt dat de voeging er slechts toe strekt om het standpunt van [eiseres] te ondersteunen door aanvoering van nadere argumenten. De ingestelde vorderingen blijven echter vorderingen van (alleen) [eiseres] en niet ook van [interveniënt 1] en [interveniënt 2] . Zij nemen namelijk niet zelfstandig deel aan deze procedure. Dit is relevant vanwege het verweer van [gedaagden] tegen enkele vorderingen van [eiseres] . Dat verweer zal hierna worden besproken.

3.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Partijen zijn familie van elkaar. [gedaagden] zijn respectievelijk vader, zoons en moeder. [eiseres] is de zus van [gedaagde 1] . Zij heeft twee dochters; een inwonende dochter van zeventien jaar oud, [de minderjarige dochter] , en een meerderjarige dochter die elders woont met haar gezin, [interveniënt 2] (interveniënt sub 2). [interveniënt 1] is de ex-echtgenoot van [eiseres] en de vader van haar twee dochters.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiseres] vordert, zakelijk weergegeven, te bepalen dat het [gedaagden] gedurende een jaar na betekening van dit vonnis verboden is om:
direct of indirect contact te zoeken met [eiseres] ;
direct of indirect contact te zoeken met haar dochters, ex-man en collega’s;
zich te begeven binnen een straal van 250 meter van de volgende adressen:
het woonadres van [eiseres] aan de [adres] [woonplaats] ;
het werkadres van [eiseres] aan de [adres 2] [woonplaats] ;
het schooladres van de minderjarige dochter van [eiseres] , zijnde [school] gelegen aan [adres 3] ;
het woonadres van de oudste dochter van [eiseres] aan [adres 4] [woonplaats 3] ;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per persoon per keer, met een maximum van € 75.000,-;
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
4.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. [gedaagden] belagen haar met beledigende berichten, zij schelden haar uit en bedreigingen haar. Ook de dochters van [eiseres] worden door [gedaagden] bedreigd en [interveniënt 1] is ook het doelwit hiervan geworden.
4.3.
[gedaagden] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
4.4.
[gedaagden] vorderen, zakelijk weergegeven, [eiseres] te verbieden gedurende een jaar na betekening van dit vonnis:
direct of indirect contact te zoeken met [gedaagden] ;
zich te begeven
  • in het gebied [straat 1] en [straat 2] te [woonplaats] , zoals geel gearceerd op de door [gedaagden] overgelegde plattegrond I;
  • op [straat 3] te [woonplaats 1] , gelegen tussen [straat 4] en [straat 5] , zoals geel gearceerd op de door [gedaagden] overgelegde plattegrond II;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 100.000,-;
met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.5.
Daartoe voeren [gedaagden] – samengevat – het volgende aan. [gedaagde 1] betwisten de aantijgingen van [eiseres] jegens hen. Het is juist [eiseres] die medio 2020 eerst [gedaagde 4] en sinds januari 2021 ook [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] is gaan stalken en lastigvallen. Zij heeft ook bedreigingen jegens hen geuit en er hebben inmiddels ernstige incidenten plaatsgevonden.
4.6.
[eiseres] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
5.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna tezamen worden beoordeeld.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vordering in conventie sub 2, voor zover het een verbodsvordering betreft ten behoeve van de meerderjarige dochter [interveniënt 2] , ex-echtgenoot [interveniënt 1] en collega’s van [eiseres] , niet voor toewijzing vatbaar is. [eiseres] is immers niet bevoegd om een dergelijke vordering in te stellen ten behoeve van derden (nog daargelaten dat deze deels niet bij naam zijn genoemd). De vordering in conventie sub 3 onder d is gelet daarop ook niet toewijsbaar. [eiseres] heeft deze vordering enkel onderbouwd met de stelling dat haar oudste dochter [interveniënt 2] zich niet meer veilig voelt in haar eigen woning te [woonplaats 3] . Ook deze vordering stelt [eiseres] dus in ten behoeve van een derde. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [eiseres] , als wettelijke vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [de minderjarige dochter] , wel bevoegd is om verbodsvorderingen ten behoeve van haar in te stellen. Ondanks dat [eiseres] dit niet expliciet heeft vermeld, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [eiseres] deze vorderingen mede instelt in die hoedanigheid. Deze vorderingen zullen daarom hierna bij de beoordeling worden betrokken.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord. Van beide zijden wordt aangegeven dat er sprake is van een – uit de hand gelopen – familieruzie. Daarbij beschuldigen partijen elkaar er over en weer van dat zij, zeer kort gezegd, worden lastig gevallen en bedreigd door de andere partij. Beide partijen hebben dit uitvoerig toegelicht, zij hebben diverse voorbeelden hiervan gegeven en hun standpunt onderbouwd met bescheiden, waaronder van verzonden berichten en aangiftes. Over en weer worden de beschuldigingen van de andere partij weersproken, waarbij onder meer wordt gesteld dat de overgelegde berichten niet van hen afkomstig zijn, er nepaccounts zijn aangemaakt en de aangiftes niet op waarheid berusten.
5.4.
Door de voorzieningenrechter kan binnen het beperkte kader van dit kort geding niet worden vastgesteld wie op de verschillende punten het gelijk aan zijn of haar zijde heeft. Dat is echter ook niet nodig. Het is namelijk genoegzaam gebleken dat er aan beide zijden flinke misstappen zijn begaan. Zo staat vast dat [eiseres] met een mes naar de garage van [gedaagde 1] is gegaan. [gedaagden] hebben erkend dat er van hun zijde “hele lelijke woorden zijn gebruikt” richting [eiseres] . [eiseres] heeft een verklaring voor haar handelwijze gegeven, die afwijkt van de wijze waarop [gedaagde 1] het incident heeft geïnterpreteerd. [gedaagden] hebben toegelicht wat de aanleiding was voor hun uitlatingen. Wat er echter ook zij van die gegeven “rechtvaardigingen”, dit was hoe dan niet de manier waarop zij zich over en weer hadden moeten gedragen. Zowel [eiseres] als [gedaagden] erkennen dat er een zeer onwenselijke situatie is ontstaan en willen dat dit wordt opgelost. Het lastig vallen en bedreigen moet volgens beide partijen stoppen.
5.5.
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen hiervoor is vermeld aanleiding om de vorderingen over en weer, met uitzondering van de onder 5.2 vermelde vorderingen, toe te wijzen, met inachtneming van hetgeen hierna nog wordt overwogen en op de wijze zoals hierna vermeld. Dit betreft weliswaar ingrijpende maatregelen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is uit de stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam gebleken dat de veiligstelling van de persoonlijke vrijheden van betrokkenen tegen inbreuken daarop door de andere partij op geen andere wijze te bereiken is en dat alle betrokken zijn gebaat bij het treffen van deze voorzieningen in dit geding.
5.6.
De voorzieningenrechter overweegt meer in het bijzonder nog het volgende ten aanzien van de door [eiseres] gevorderde straatverboden. Een straatverbod met een straal rondom een bepaalde plek is lastig executeerbaar. Bovendien acht de voorzieningenrechter een verbod voor de gevorderde afstand van 250 meter vanaf de betreffende plaatsen te ingrijpend, aangezien partijen niet ver bij elkaar vandaan wonen en werken. Daarom zal het straatverbod worden geformuleerd en toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde 1] dat hij door de [adres] moet rijden om bij zijn huisarts te komen. Dit is mogelijk wel de snelste weg, maar er zijn ook andere routes mogelijk. Dat geldt hoe dan ook als hij van een ander vervoermiddel dan de auto gebruik maakt. Overigens heeft [gedaagde 1] verklaard bereid te zijn een andere huisarts te zoeken, in welk geval het probleem zich niet meer voordoet.
5.7.
Van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kan niet worden gevergd dat zij desgevraagd weigeren om werkzaamheden als wegenwacht te verrichten in de gebieden waar voor hen een straatverbod geldt. Indien zij een verzoek daartoe ontvangen, is het hen wel toegestaan zich in de aangegeven gebieden te bevinden, uitsluitend ten behoeve van het verrichten van en voor de duur van die werkzaamheden en alleen indien zij daarbij een bewijs van hun werkverplichtingen in het betreffende gebied voorhanden hebben en desgevraagd kunnen tonen, voor het geval daarover discussie mocht ontstaan. Indien zij dat bewijs niet kunnen tonen, overtreden zij het straatverbod.
5.8.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissingen, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
5.9.
In de familierechtelijke aard van dit geschil wordt aanleiding gevonden om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
verbiedt [gedaagden] om gedurende een jaar na betekening van dit vonnis direct of indirect contact te zoeken met [eiseres] en haar jongste dochter [de minderjarige dochter] ;
6.2.
verbiedt [gedaagden] om zich te begeven op:
  • het gedeelte van de [adres] tussen [straat 6] en [straat 7] (
  • het gebied rondom [school] gelegen aan [adres 5] , zoals aangegeven op bijgevoegde plattegrond B;
  • het gedeelte van de [adres 2] te [woonplaats] , zoals aangegeven op bijgevoegde plattegrond C;
met inachtneming van hetgeen onder 5.7 is overwogen;
6.3.
bepaalt dat [gedaagden] bij overtreding van een van de hiervoor vermelde verboden een dwangsom verschuldigd zijn van € 250,- per persoon per keer, met een maximum van € 25.000,-;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
6.7.
verbiedt [eiseres] om gedurende een jaar na betekening van dit vonnis direct of indirect contact te zoeken met [gedaagden] ;
6.8.
verbiedt [eiseres] om zich te begeven:
  • in het gebied [straat 1] en [straat 2] te [woonplaats] , zoals geel gearceerd op de aangehechte plattegrond I;
  • op [straat 3] te [woonplaats 1] , gelegen tussen [straat 4] en [straat 5] , zoals geel gearceerd op de aangehechte plattegrond II;
6.9.
bepaalt dat [eiseres] bij overtreding van een van de hiervoor vermelde verboden een dwangsom verschuldigd is van € 250,- per keer, met een maximum van € 25.000,-;
6.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.11.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.12.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021.
ts