ECLI:NL:RBDHA:2021:5945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 6 mei 2021, hield in dat de asielaanvraag van de verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
Tijdens de zitting, die plaatsvond op 28 mei 2021, was de verzoeker en zijn gemachtigde afwezig, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door mr. C.H.H.P.M. Kelderman. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met als reden dat er al een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL21.7057) die relevant was voor de beslissing.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.