ECLI:NL:RBDHA:2021:5925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
NL20.18432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Russische eiser en de zorgvuldigheid van de besluitvorming door de IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Russische nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de staatssecretaris onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De eiser had psychische problemen en was niet gehoord over zijn asielmotieven, wat volgens de rechtbank in strijd was met de geldende werkinstructies en de Procedurerichtlijn. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris niet had nagegaan of de eiser daadwerkelijk niet kon worden gehoord en had nagelaten om de nodige voorzieningen te treffen voor een zorgvuldig gehoor. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18432
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

V-nummer: [nummer] gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, gemachtigde: mr. F. Schoot.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij aanvullend besluit van 7 mei 2021 heeft verweerder eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw.1
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021 in Breda. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Op 6 november 2018 is eiser voor het eerst gehoord door de IND.2 In een FMMU- advies van 25 februari 2019 is geconcludeerd dat eiser kan worden gehoord.3 In een FMMU-advies van 20 augustus 2019 is geconcludeerd dat eiser (nog) niet kan worden gehoord en dat een nieuw medisch advies wenselijk is voorafgaand aan het horen. Opgemerkt is dat eiser zeer gestrest gedrag vertoont, met dwangmatig krabben en bewegingsdrang, en dat hij ernstige slaapklachten heeft. Uit een derde FMMU-advies van 3
1. Vreemdelingenwet 2000.
2 Rapport aanmeldgehoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3 Forensische Medische Maatschappij Utrecht.
oktober 2019 volgt dat eiser door psychiatrische klachten niet in staat is om te antwoorden op de gestelde vragen en dat sprake is van een gestoorde beleving van de werkelijkheid.
Ook is aangegeven dat beterschap binnen een jaar niet is te verwachten en dat het essentieel is om eiser over één jaar nogmaals te plannen bij de FMMU-arts.
3. Bij brief van 15 oktober 2019 heeft verweerder besloten de asielaanvraag van eiser in de VA te behandelen.4 Hierbij is opgemerkt dat de besluitvorming na een positief FMMU- advies zo spoedig mogelijk zal worden voortgezet. Op 23 januari 2020 heeft verweerder de gemachtigde van eiser echter bericht dat eiser “
langdurig niet gehoord kan worden, [en] gelet op het advies van 3 oktober 2019 ziet het er ook niet naar uit dat hij binnenkort wel in staat is om gehoord te worden. Geconcludeerd moet dan ook worden dat [eiser] in zijn geheel niet gehoord kan worden over zijn asielmotieven.” De gemachtigde is vervolgens met verwijzing naar WI 2010/13 (de werkinstructie) verzocht informatie over de asielmotieven van eiser naar voren te brengen.5
4. De gemachtigde van eiser heeft het asielrelaas van eiser opgetekend. Uit het relaas volgt dat eiser in augustus 2017, als magazijnmedewerker in Moskou, met zijn chef in conflict is geraakt over de onregelmatige levering van een partij schoenen aan de burgemeester van Moskou. Kort daarna is het magazijn afgebrand. Eiser heeft over beide gebeurtenissen bij de politie verklaard. Van deze verklaring hebben de burgemeester en agenten van de OMON opnames gezien, waarna zij eiser hebben mishandeld. Daarbij heeft de burgemeester eiser in zijn been geschoten. Vanuit het ziekenhuis is eiser samen met zijn vrouw gevlucht naar Jerevan. In het voorjaar van 2018 zijn zij door de Armeense politie aangehouden en overgedragen aan de Russische politie. Daarbij is hen werk in Europa in het vooruitzicht gesteld. Eiser is echter tewerkgesteld in een magazijn in Passau (Duitsland) om onbetaald wodka te bottelen. Hij zat daarbij opgesloten en is dagelijks mishandeld en vernederd door bewakers. Een andere dwangarbeider heeft eiser gered van een zelfmoordpoging, maar is zelf, als gevolg van de mishandelingen, overleden. Eind oktober 2018 wist eiser met drie medegevangenen een bewaker te overmeesteren en te ontsnappen, waarna hij naar Nederland is gekomen.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet aannemelijk geacht. Het conflict met de chef en de burgemeester van Moskou en de aanhouding en overdracht door de Armeense politie is ongeloofwaardig geacht.
6. Eiser bestrijdt de conclusies van verweerder. In beroep stelt hij zich echter primair op het standpunt dat hij ten onrechte niet is gehoord. Dat hij in het geheel niet kán worden gehoord, is niet vastgesteld. Daarnaast is niet doorgevraagd op zijn asielrelaas. De werkwijze van verweerder heeft ertoe geleid dat de relevante elementen ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Ook is op onjuiste wijze rekening gehouden met zijn psychische gesteldheid. Het bestreden besluit is op dit punt in strijd met de werkinstructie niet gemotiveerd.
7. Verweerder heeft ter zitting gewezen op het feit dat de gemachtigde van eiser heeft ingestemd met het verzoek om de asielmotieven zelf naar voren te brengen. Verder is in het bestreden besluit het verloop van de procedure benoemd. Daarmee is voldoende gemotiveerd hoe rekening is gehouden met de omstandigheden van eiser. Dat de lat bij de
4 Verlengde asielprocedure.
5 IND-werkinstructie nr. 2010/13 (AUB).
beoordeling van het asielrelaas in het geval van eiser minder hoog moet worden gelegd, laat onverlet dat dat de hoofdlijnen van het relaas ongeloofwaardig konden worden geacht. Het relaas bood geen aanleiding tot nadere vragen en in de zienswijze heeft eiser kunnen reageren op het voornemen, aldus verweerder
De rechtbank oordeelt als volgt.
Wettelijk kader en beoordeling
8. Uit artikel 16 van de Procedurerichtlijn6 volgt dat bij het afnemen van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming, de beslissingsautoriteit ervoor zorgt dat de verzoeker voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om zo volledig mogelijk de tot staving van het verzoek noodzakelijke elementen aan te voeren. Dit houdt volgens de tweede volzin van dat artikel onder meer in dat de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen en/of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.7
De werkinstructie kent als uitgangpunt dat in beginsel kan worden gehoord. Bij doorverwijzing naar de VA dient daarom in overleg met de gemachtigde bepaald te worden wanneer het gehoor plaats zal vinden. Er wordt een brief uitgereikt waarmee ook de gemachtigde wordt aangespoord om na te denken over hoe de procedure vervolgd kan worden en welke voorzieningen getroffen moeten worden om betrokkenen in een later stadium alsnog te kunnen horen.8 De zaakverantwoordelijke IND-medewerker zal in contact treden met de gemachtigde om te bekijken of (en welke) extra voorzieningen nodig zijn voor een zorgvuldig gehoor.9 Als extra voorzieningen zijn (niet-limitatief) onder meer genoemd het opschuiven van de termijn, de aanwezigheid een vertrouwenspersoon en/of de gemachtigde en het opknippen in korte delen van het gehoor. Bij de uitvoering van het gehoor kan ook maatwerk worden gepast, door de verschillende mogelijkheden om rekening te houden met de gesteldheid van de asielzoeker.10 In het uitzonderlijke geval dat een asielzoeker in het geheel niet gehoord zal kunnen worden of indien er geen volledig beeld van de situatie is, kan van alternatieve of aanvullende vormen van informatievergaring gebruik gemaakt worden. Daarbij zal moeten worden bezien of nadere vraagstelling aan de asielzoeker mogelijk is. Verder moet blijkens de werkinstructie, voor zover van belang, in het rapport van gehoor, maar ook in de motivering van het voornemen en de beschikking, aangegeven worden op welke wijze rekening is gehouden met de medische beperkingen en hoe dit is meegenomen in het voorliggende besluit.11
9. Vast staat dat eiser psychische problemen heeft. Niet staat vast echter dat hij in het geheel niet kan worden gehoord. Uit het FMMU-advies van 3 oktober 2020 volgt dat eiser op dat moment niet kan worden gehoord. In de brief van 15 oktober 2019 lijkt verweerder dat te onderkennen door te spreken over voortzetting van de procedure na een positief FMMU-advies, maar in de daaropvolgende brief van 23 januari 2020 is verweerder opeens stellig in zijn gevolgtrekking dat eiser niet kan worden gehoord. Uit het dossier noch ter
6 Richtlijn 2013/32/EU.
7 Vergelijk artikel 3.113, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
8 Paragraaf 3.1.
9 Paragraaf 3.2.
10 Paragraaf 4.
11 Paragraaf 5.
zitting is gebleken waarom verweerder de procedure eerst enige maanden stillegt om vervolgens te concluderen dat eiser niet gehoord kan worden. Verweerder heeft geen nader onderzoek gedaan naar de vraag of eiser daadwerkelijk niet kon worden gehoord, door bijvoorbeeld navraag te doen bij de FMMU-arts of de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft ook geen overleg met de gemachtigde gezocht om te bepalen wanneer het gehoor plaats zal vinden en welke voorzieningen daarvoor nodig zijn. De brief (zoals bedoeld in de werkinstructie, een werkinstructie waar verweerder in de brief van 23 januari 2019 zelf naar verwijst) is niet uitgereikt. Verweerder is hiermee te gemakkelijk en daarmee op onzorgvuldige wijze voorbij gegaan aan het uitgangspunt van horen. De rechtbank weegt daarbij mee dat de gemachtigde van eiser er wel in is geslaagd met eiser te communiceren waardoor zij uiteindelijk zijn relaas – zij het met de nodige moeite – heeft kunnen optekenen.
10. Ook bij het verzoek aan de gemachtigde van eiser om informatie over de asielmotieven aan te leveren, heeft verweerder de werkinstructie niet kenbaar gevolgd. Zo blijkt bijvoorbeeld niet waarom verweerder niet op dezelfde wijze als de gemachtigde de informatie zou kunnen verkrijgen. Verder is niet gebleken waarom niet is bezien of nadere vraagstelling mogelijk is. Bij een door de gemachtigde op schrift gesteld relaas van een asielzoeker met psychische problemen is dat volgens de werkinstructie wel aangewezen. Naast het zonder (afdoende) uitleg passeren van de eigen werkinstructie, heeft verweerder daarmee ook het bepaalde in artikel 16 van de Procedurerichtlijn niet nageleefd.
11. Dat de gemachtigde van eiser door het op schrift stellen van het asielrelaas heeft bewilligd in het verzoek van verweerder en in de zienswijze hiertegen en tegen de verdere werkwijze geen bezwaren heeft geuit, ontslaat verweerder niet van de verplichting om bij de voorbereiding op de besluitvorming zorgvuldig te werk te gaan, zoals bedoeld in artikel 3:2 van de Awb.12 Daarnaast heeft verweerder met de enkele beschrijving van het feitelijke verloop van de procedure voorafgaand aan het voornemen niet deugdelijk gemotiveerd op welke wijze rekening is gehouden met de medische beperkingen van eiser en hoe dit is meegenomen in het voorliggende besluit.13 Daardoor is in strijd gehandeld met artikel 3:46 van de Awb.
Conclusie
12. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van de beroepsgronden in relatie tot de onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig geachte elementen uit het asielrelaas. De rechtbank kan namelijk niet uitsluiten dat verweerder tot een andere beoordeling van de relevante elementen zou zijn gekomen indien de besluitvorming niet gebrekkig zou zijn geweest. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
12 Algemene wet bestuursrecht.
13 P. 1 van het voornemen respectievelijk het bestreden besluit.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.H. de Zeeuw, griffier, op 7 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.

Documentcode: DSR15318818

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.