ECLI:NL:RBDHA:2021:5873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
09/767137-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de productie van MDMA in Barendrecht

Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de productie van MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn loods ter beschikking heeft gesteld voor de productie van een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA, maar niet kon worden bewezen dat hij op de hoogte was van de exacte hoeveelheid pillen die in zijn loods werden geproduceerd. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het vervaardigen en bewerken van de pillen, maar werd wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de productie en het voorhanden hebben van productiemiddelen voor de vervaardiging van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de beschuldigingen, ondanks zijn verweer dat hij onder druk was gezet door medeverdachten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 287 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank overwoog dat de verdachte een niet te onderschatten rol had gespeeld in de exploitatie van het drugslaboratorium en dat zijn handelen schadelijk was voor de gezondheid van gebruikers en het milieu.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767137-20
Datum uitspraak: 8 juni 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats 1] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 juli 2020 en 8 oktober 2020 (alle pro forma) en 25 mei 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. Tosun naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 mei 2021 – ten laste gelegd dat:
1.
hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 21 april 2020 te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt 390.000 pillen bevattende MDMA, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, indien het vorengaande niet tot een veroordeling kan leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 21 april 2020 te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt 390.000 pillen bevattende MDMA, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 21 april 2020, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest door een loods en/of productieruimte ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ;
2.
hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 21 april 2020 te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van XTC en/of amfetamine, althans (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- (meermalen) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immer heeft hij/hebben zij (telkens) diverse voorwerpen voorhanden gehad waaronder
- een tabletteermachine en/of
- een of meerdere RVS ketels en/of
- een roermechanisme;
3.
hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 21 april 2020 te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 390.000 pillen bevattende MDMA, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 22 april 2020 vond een doorzoeking plaats op het perceel [adres 2] te Barendrecht, waar het bedrijf van de verdachte in een loods is gevestigd. Bij deze doorzoeking heeft de politie onder meer 390.000 (vermoedelijk) XTC pillen, een tabletteermachine, RVS ketels en een roermechanisme in beslag genomen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich in de periode van
1 oktober 2019 tot en met 21 april 2020 schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – (het medeplegen van) het bereiden en/of bewerken van 390.000 pillen bevattende MDMA (feit 1 primair) dan wel aan medeplichtigheid hieraan (feit 1 subsidiair), (het medeplegen van) voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs (feit 2) en (het medeplegen van) het aanwezig hebben van 390.000 pillen bevattende MDMA (feit 3).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde. Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna, waar relevant, nader in gaan.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna, waar relevant, nader ingegaan.
3.4.
Vrijspraak
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de 390.000 XTC pillen die zich in met zwarte folie verpakte vuilniszakken bevonden op een pallet op het dak van het kantoor.
De rechtbank overweegt dat voor het begrip ‘opzettelijk aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet niet noodzakelijk is dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoorden. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die verdovende middelen.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat voornoemde pillen zijn aangetroffen op een pallet die direct zichtbaar was voor personen die zich bevonden in de loods aan de [adres 2] te Barendrecht. Deze loods, die aan de verdachte toebehoorde en waar de verdachte iedere dag werkzaamheden verrichte, werd tevens gebruikt om XTC pillen te maken. De verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij de pallet met hierop de vuilniszakken niet heeft gezien, acht de rechtbank gelet op het vorengaande niet geloofwaardig. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte wetenschap had van de daadwerkelijke inhoud van de vuilniszakken, die evengoed een andere inhoud – bijvoorbeeld grondstoffen voor het maken van XTC pillen – konden bevatten. Nu de rechtbank deze concrete wetenschap niet kan vaststellen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde aanwezig hebben van 390.000 pillen bevattende MDMA.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6.
Bewijsoverwegingen
Onrechtmatig binnentreden
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van onrechtmatig binnentreden in de loods in Barendrecht en van een onrechtmatige doorzoeking waardoor hetgeen in het bedrijfspand is aangetroffen van het bewijs dient te worden uitgesloten. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat onvoldoende sprake was van een redelijk vermoeden dat in de loods de Opiumwet werd overtreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
In het onderzoek Cicade19, dat was gericht op [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en zijn betrokkenheid bij de handel in en/of productie van verdovende middelen, werd [medeverdachte 1] meermaals in verband gebracht met het bedrijf van de verdachte, [bedrijf] Gelet op de voornoemde verdenking tegen [medeverdachte 1] en diens frequente bezoeken aan het bedrijf [bedrijf] , is de politie op 22 april 2020 binnengetreden bij het bedrijf en heeft daar een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden.
De rechtbank stelt vast dat de politie is binnengetreden in het vooronderzoek dat was gericht tegen [medeverdachte 1] . Op basis van de schutznorm, die vereist dat een grondrecht dat aan de verdachte zelf toebehoort, is geschonden, oordeelt de rechtbank dat – nog daargelaten of het verweer zou slagen – slechts [medeverdachte 1] dit verweer zou kunnen voeren. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer. De rechtbank ziet geen aanleiding om voorbij te gaan aan de schutznorm en – zoals betoogd door de raadsvrouw – toch vast te stellen of in zijn algemeenheid sprake is van een vormverzuim door onrechtmatig binnentreden om te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden.
Bewijsoverwegingen feit 1
Aangetroffen situatie Barendrecht
Gelet op de inhoud van de in bijlage I opgesomde bewijsmiddelen stelt de rechtbank ten aanzien van feit 1 vast dat op 22 april 2021 in een loods aan de [adres 2] te Barendrecht ruim 390.000 pillen bevattende MDMA zijn aangetroffen. De aangetroffen groene tabletten zaten in vuilniszakken verpakt met zwarte folie die lagen op een houten pallet op het dak van het kantoor. In de werkplaats werden onder meer twee oranje betonmolens aangetroffen die beide vervuild waren met resten groen poeder. In een opslagruimte bevond zich onder meer een gebruikte industriële mengmachine, waarvan de mengkuip was vervuild met resten groen poeder, een gebruikte grinder (maalmachine) vervuild met groen poeder, een gebruikte tabletteermachine en een emmer inhoudende 12 matrijzen en 12 onder en boven stempels die waren vervuild met groen poeder. Boven het kantoor bevond zich een afgesloten werkruimte, waarvan de vloer en andere aanwezige goederen waren vervuild met een laagje poeder, ruikend naar de geur van MDMA.
De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) heeft geconcludeerd dat de werkruimte zeer waarschijnlijk gebruikt is voor het vervaardigen van tabletten met de werkzame stof MDMA (XTC). Gezien de hoeveelheid aangetroffen tabletten en hulpstoffen werden in de loods op (zeer) grote schaal tabletten vervaardigd, concludeert de LFO.
Gelet op de omstandigheden waaronder de goederen werden aangetroffen, waarbij de groene kleur van de vervuiling overeenkomt met de kleur van de aangetroffen pillen en de aangetroffen stempels overeenkomen met de logo’s op de aangetroffen pillen, gaat de rechtbank er vanuit dat de aangetroffen ruim 390.000 pillen daadwerkelijk in de loods te Barendrecht zijn vervaardigd.
Rol verdachte
De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte als eigenaar van de loods in de tenlastegelegde periode dagelijks met zijn vader [medeverdachte 3] in de loods aan het werk was en dat zij daar medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) meerdere malen hebben gezien en gesproken. Het DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen op een gelaatsmasker dat lag in de afgesloten werkruimte, mede waardoor de rechtbank bewezen acht dat [medeverdachte 1] daar samen met een of meer anderen pillen bevattende MDMA heeft bereid. Niet alleen in genoemde afgesloten ruimte, waar de verdachte naar eigen zeggen niet kwam, maar ook in de werkplaats en het kantoor, in een opslagruimte en op het dak van het kantoor in de loods zijn goederen aangetroffen die wijzen op de productie van harddrugs. Zo zijn in de werkplaats (met resten groen poeder vervuilde) betonmolens, een motorsteun en een roerwerk, koelbuizen, hulpstoffen voor het vervaardigen van harddrugs en - zichtbaar vanuit de werkplaats - de bij feit 1 genoemde pallet verpakt in zwart plastic met daarin verpakte pillen bevattende MDMA aangetroffen. De verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij genoemde goederen niet heeft waargenomen, acht de rechtbank gelet op de aangetroffen situatie niet geloofwaardig. De rechtbank concludeert dat de verdachte kennelijk zijn loods ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte 1] en anderen ten behoeve van de productie van harddrugs en dat de verdachte ervan op de hoogte moet zijn geweest dat in zijn loods harddrugs (pillen) werd geproduceerd.
Nu echter niet kan worden bewezen dat bij de productie van de pillen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en een of meer anderen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van het vervaardigen en bewerken van de aangetroffen pillen.
De rechtbank komt dan ook toe aan de vraag of sprake is van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de daders gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Zoals hiervoor overwogen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte zijn loods ter beschikking heeft gesteld aan derden die daar XTC pillen bevattende MDMA hebben vervaardigd en bewerkt, waar hij van op de hoogte was.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gelet hierop zowel het opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn als het opzet op het bereiden van een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA in het drugslaboratorium in zijn loods aan de [adres 2] te Barendrecht. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte wist hoeveel pillen er exact in de loods zijn geproduceerd, dan wel lagen opgeslagen zoals reeds overwogen ten aanzien van het als feit 3 tenlastegelegde voorhanden hebben van de pillen.
De rechtbank komt daarmee dan ook tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan het vervaardigen en bewerken van een grote hoeveelheid pillen (het onder 1 subsidiair ten laste gelegde) zoals onder 3.7 opgenomen.
Bewijsoverwegingen feit 2
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen voorhanden heeft gehad nu niet kan worden bewezen dat de verdachte met genoemde voorwerpen de bedoeling had de Opiumwet te overtreden.
Op grond van de in bijlage I genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de loods aan de [adres 2] te Barendrecht, twee gemodificeerde RVS reactieketels en een motorsteun met rvs roerwerk zijn aangetroffen. Er lagen rvs pijpjes ten behoeve van een koelbuis op de werkbank, terwijl ook rvs koelbuizen ten behoeve van gemodificeerde reactieketels zijn aangetroffen. De LFO heeft geconcludeerd dat in de loods productiemiddelen (ketels) zijn gemaakt en gemodificeerd die gebruikt worden voor de productie van harddrugs. Hoewel de betreffende ketels niet voor de productie van harddrugs zijn gebruikt, is in de loods daadwerkelijk een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA aangetroffen alsmede goederen en chemicaliën, waaronder kleurstoffen, voor de vervaardiging van die pillen.
In de auto van en in gebruik bij [medeverdachte 3] , zijn onder de bestuurdersstoel tekeningen in een notitieblok aangetroffen met aanwijzingen voor het modificeren van ketels. Er zijn dactysporen aangetroffen, te weten een vingerafdruk van [medeverdachte 3] en een vingerafdruk van [medeverdachte 1] aangetroffen op de tekening in de auto van [medeverdachte 3] . De verdachte heeft hierover verklaard dat de notities van zijn vader zijn en dat zijn vader in de tenlastegelegde periode op verzoek van [medeverdachte 2] en “de andere” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) de tekeningen heeft gemaakt. [medeverdachte 3] heeft bevestigd dat hij de tekeningen heeft gemaakt, maar heeft ook verklaard dat hij deze ketels niet daadwerkelijk kon maken. Verder staat in een WhatsApp gesprek van 10 april 2020 tussen [medeverdachte 3] en de verdachte, dat in de telefoon van [medeverdachte 3] is aangetroffen, dat de verdachte [medeverdachte 3] adviseert wat hij moet zeggen over een tekening.
Over de in de loods aangetroffen ketels heeft de verdachte verklaard dat hij daar met zijn vader aanpassingen aan heeft verricht, eveneens op verzoek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn in de tenlastegelegde periode meerdere malen in de loods geweest waarbij hij in ieder geval eenmaal geobserveerd is dat [medeverdachte 2] in een Opel combo zat met [medeverdachte 1] . wiens DNA is aangetroffen op een gelaatsmasker dat zich bevond in de werkruimte – in de loods.
Over het doel van de aanpassingen aan de ketels heeft de verdachte verklaard dat ze bestemd waren voor de zuivelproductie, terwijl [medeverdachte 3] dan weer heeft verklaard dat de ketels bestemd waren voor het vervaardigen van alcohol. Deze tegenstrijdige verklaringen met betrekking tot het doel van de aanpassingen aan de ketels acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet alleen vanwege het feit dat de verdachte zijn loods ter beschikking heeft gesteld aan derden waaronder [medeverdachte 1] om hard drugs te produceren, maar ook omdat het niet aannemelijk is dat [medeverdachte 3] tekeningen zou hebben gemaakt van ketels die hij niet kon produceren dan wel aanpassen, dan wel dat [medeverdachte 3] en de verdachte niet wisten waar de aanpassingen voor bedoeld waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte en zijn vader [medeverdachte 3] moeten hebben geweten waarvoor de ketels die zij hebben aangepast en opgeslagen, zouden worden gebruikt, namelijk voor het produceren van harddrugs.
De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is komen vast te staan.
Gelet op het vorengaande, de bevindingen van de LFO, de tekeningen van gemodificeerde reactieketels die zijn aangetroffen en de werkzaamheden die de verdachte en [medeverdachte 3] aan de aangetroffen ketels hebben verricht, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rvs ketels en een roermechanisme voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd waren tot het plegen van een in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al vanaf 1 oktober 2019 betrokken was bij het ten laste gelegde feit. Uit de telecomgegevens is eerst op 11 november 2019 gebleken dat [medeverdachte 1] de loods van [bedrijf] in Barendrecht heeft bezocht. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte vanaf toen ook betrokken was bij de voorbereidingshandelingen.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het voorhanden hebben van de tabletteermachine nu deze zich bevond in de afgesloten werkruimte, waarover de verdachte heeft verklaard dat hij daar gedurende de tenlastegelegde periode niet is geweest en het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit het tegendeel blijkt.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
[medeverdachte 1] in de periode van
11 november 2019tot en met 21 april 2020 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 11 november 2019 tot en met 21 april 2020, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk behulpzaam is geweest door een loods en/of productieruimte ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] ;
2.
hij, in de periode van
11 november2019 tot en met 21 april 2020 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van
MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en diens mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers hebben zij diverse voorwerpen voorhanden gehad waaronder
- RVS ketels en
- een roermechanisme.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte wegens psychische overmacht dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Samengevat is aangevoerd dat de verdachte twee maal met een vuurwapen is bedreigd door medeverdachte [medeverdachte 2] , waardoor de verdachte werd gedwongen zijn loods ter beschikking te stellen, een ketel aan te passen en goederen te bestellen en zich aldus schuldig te maken aan de ten laste gelegde feiten.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onaannemelijk is dat de verdachte heeft blootgestaan aan enige druk waaraan hij geen weerstand heeft behoeven te bieden nu zijn verklaringen met betrekking tot de bedreiging(en) wisselend zijn, inconsistenties bevatten en niet passen bij de rest van het dossier. Voorts heeft de officier van justitie gewezen op een OVC-gesprek tussen de verdachte en zijn vader dat zich in het dossier bevindt.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de verdediging dat de verdachte werd bedreigd door [medeverdachte 2] , onvoldoende aannemelijk is geworden. De stelling is enkel en alleen gebaseerd op de verklaring van de verdachte hieromtrent en wordt niet onderbouwd door enige objectieve bewijsmiddelen. Het dossier bevat ten slotte een OVC-gesprek, waarin de verdachte met zoveel woorden tegen zijn vader [medeverdachte 3] zegt: “Ik heb [naam 3] erbij gelapt (…) Hij heeft mij bedreigd, heb ik gezegd (…) Twee keer. Het is niet waar. Ik moet toch iemand de schuld geven.” Dit OVC-gesprek vormt naar het oordeel van de rechtbank een contra-indicatie voor de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij zou zijn bedreigd door [medeverdachte 2] . De lezing die de verdediging heeft van dit OVC-gesprek, volgt de rechtbank niet.
Gelet op het vorengaande is niet vast komen te staan dat bij de verdachte sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijze geen weerstand kon bieden, zodat de rechtbank het beroep op psychische overmacht verwerpt.
De verdachte is strafbaar, omdat ook verder niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dan verzoekt de raadsvrouw bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Gezien de zeer beperkte rol van de verdachte en de gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, verzoekt de raadsvrouw om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte is medeplichtig aan de productie van een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA, door zijn loods ter beschikking te stellen voor de productie daarvan. Daarnaast is de verdachte schuldig aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Met zijn handelen heeft de verdachte een niet te onderschatten rol gespeeld in de exploitatie van het drugslaboratorium en het mogelijk maken van het maken van drugs elders.
Het is algemeen bekend dat synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het frequente gebruik van harddrugs geestelijke aandoeningen kan veroorzaken. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Daarnaast gaat de productie van synthetische drugs vaak ook gepaard met het illegaal dumpen van het afval in de natuur. Hierdoor ontstaat er ofwel een zeer grote kans op milieuschade ofwel – bij tijdige ontdekking – zeer hoge kosten voor de samenleving omdat deze afvalstoffen dan zorgvuldig verwijderd moeten worden en alsnog verantwoord moeten worden verwerkt. Bovendien is de vervaardiging van MDMA ook bezwarend voor de directe leefomgeving van de locatie van het laboratorium vanwege de gevaarlijke stoffen en het mogelijke explosiegevaar.
Aangezien de handel in synthetische drugs en daarmee ook de productie daarvan zeer lucratief is, gaat de rechtbank er van uit dat de verdachte zich enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin. De verdachte heeft zich kennelijk totaal niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 april 2021 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 17 mei 2021, opgesteld door reclasseringsmedewerker W. Beckers van Reclassering Nederland. Hieruit blijkt dat de verdachte op geen enkel leefgebied problemen heeft. De verdachte heeft, kort samengevat, zijn leven goed op de rit. Voor de psychische problemen die zijn ontstaan door dan wel verband houden met de feiten die in deze procedure aan de orde zijn, heeft de verdachte hulp gezocht. De reclassering is gelet op het stabiele functioneren van de verdachte van mening dat de kans op herhaling klein is. De reclassering ziet geen noodzaak voor een straf met bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft wel zorgen geuit over een eventuele gevangenisstraf, omdat de verdachte tijdens het voorarrest ten opzichte van medegedetineerden te weinig weerbaar bleek te zijn en werd geplaatst op een extra zorg afdeling. Ook wijst de reclassering op de mogelijke nadelige gevolgen van een gevangenisstraf voor het werk, huisvesting, paardensport en partnerrelatie van de verdachte.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Zij acht gelet op de rol die de verdachte in het geheel heeft gehad, een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 287 dagen voorwaardelijk, passend en geboden met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een geheel onvoorwaardelijke taakstraf op van 240 uur.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA (feit 3). Bovendien acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat de verdachte wist hoeveel pillen bevattende MDMA zijn geproduceerd in de loods en met name niet dat er zo’n grote hoeveelheid (ruim 390.000 pillen) aanwezig was.
De rechtbank zal, overeenkomstig hetgeen de officier van justitie en de verdediging hebben verzocht, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen zodat de verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, een eventuele procedure in hoger beroep in vrijheid kan afwachten.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen sleutel en het cilinderslot, zoals vermeld op de beslaglijst die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht, aan de verdachte dienen te worden teruggegeven. De rechtbank zal dan ook de teruggave hiervan gelasten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
278 (tweehonderdachtenzeventig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2021.
Bijlage I: Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2019343673 (onderzoek Cicade19), van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche (doorgenummerd pagina 1 t/m 1062). De inhoud is steeds zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
1. Het proces-verbaal van de LFO, opgemaakt op 23 april 2020, voor zover inhoudende (p. 211 tot en met 215):
Op woensdag 22 april 2020 heb ik, senior LFO-expert, onderzoek verricht in een
bedrijfspand gevestigd op de [adres 2] te Barendrecht. Het bedrijfspand was als
volgt ingericht:
-de werkplaats [W] over de gehele lengte van het bedrijf;
-een werkruimte [T] via een metalen trap te bereiken;
-een kantoorruimte [K];
-een opslagruimte [O] grenzend aan het kantoor;
-de ruimte in gebruik boven het kantoor en opslagruimte [B].
Werkplaats [W]
Tussen de metaalbewerkingsmachines en werkbanken werden onder andere de volgende gerelateerde goederen aangetroffen:
• Een gemodificeerde industriële rvs reactieketel inhoudsmaat 940 liter;
• 2 rvs reactie-opvangketels, inhoudsmaat 250 liter;
• 2 rvs koelbuizen tbv de gemodificeerde reactieketels, lengte 105 cm;
• Gasbrander;
• Motorsteun met rvs roerwerk;
• Rvs pijpjes tbv koelbuis;
• 2 oranje betonmolens beide vervuild met resten groen poeder, ruikend naar de geur van MDMA (XTC). De poeders van beide molens testten positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest). Beide molens zijn zeer waarschijnlijk gebruikt voor het mengen van tabletteermengsels;
• 4 zakken, voorzien van het opschrift:" Blue Diamond, Accent, Microcrystalline Cellulose, 20 kg", alle geheel gevuld met een wit poeder. Cellulose wordt gebruikt als hulpstof (bindmiddel) bij de vervaardiging van tabletten;
Boven kantoor [B]
Het dak van het kantoor en opslagruimte was in gebruik voor de opslag van diverse goederen. Onder andere de volgende gerelateerde goederen werden aangetroffen:
• Een nog niet gemodificeerde industriële ketel gelijk aan de werkplaats;
• Emmers en zakken gevuld met blauw, roze en geel poeder (tabletteermengsels zonder werkzame stof);
• Een houten pallet met daarop 8 vuilniszakken verpakt in zwarte folie. Na het openen van l zak bleek dat deze was gevuld met 4 sealzakken gevuld met groene tabletten. Deze tabletten waren voorzien van een logo (lijkend op een buldog met een kroon) en testten positief op de aanwezigheid van MDMA (XTC) (kleurreactietest).
Opslagruimte (O):
Onder andere de volgende gerelateerde goederen werden aangetroffen:
• Een gebruikte industriële mengmachine, merk DESA, waarvan de metalen mengkuip was vervuild met resten groen poeder. Dit poeder testte positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest);
• Een emmer gevuld met 1180 gram netto groen poeder. Dit poeder testte positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest);
• Een aangebroken zak met opschrift: "Magnesiumstearaat" gevuld met 11,6 kg wit poeder. Magnesiumstearaat wordt gebruikt als hulpstof bij de vervaardiging van tabletten;
• 6 zakken van 25 kg met etiket met opschrift: "microcrystalline Cellulose" alle geheel gevuld met een wit poeder. Cellulose wordt gebruikt als hulpstof (bindmiddel) bij de vervaardiging van tabletten;
• Een aangebroken zak met cellulose, 10,2 kg;
• Een aangebroken zak met lactose, 19,6 kg;
• Een gebruikte Grinder (maalmachine) vervuild met groen poeder. Dit poeder testte positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest);
• een gebruikte tabletteermachine, met plaats voor 12 matrijzen en 12 boven en 12 onder stempels. De machine was vervuild met resten groen poeder. Dit poeder testte positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest).
• een emmer inhoudende 12 matrijzen en 12 onder en boven stempels. De stempels waren voorzien van een gekruiste breuklijn en een logo lijkend op een buldog met een kroontjes, gelijk aan de eerder genoemde groene tabletten. De stempels waren vervuild met groen poeder. Dit poeder testte positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest);
werkruimte [T]
De ruimte was vermoedelijk gebruikt voor het bewerken en vervaardigen van tabletten. Ik zag dat de vloer en andere aanwezige goederen vervuild waren met een laagje poeder, ruikend naar de geur van MDMA. In deze ruimte werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
• 2 vuilniszakken beide voorzien van een geel label met opschrift gelijk aan de zakken aangetroffen boven op het kantoor. l zak was gevuld met sealzakken geheel gevuld met roze vierkante tabletten tevens voorzien van een gekruiste breuklijn en een logo gelijkend op een buldog met een kroontje.
4 witte emmers alle gevuld met blauwe vierkante tabletten, voorzien van een gekruiste breuklijn en een logo gelijkend op een buldog met een kroontje. Deze tabletten testen positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest).
• Potjes met blauwe tabletten met logo RollsRoyce, president Trump alle testte positief op de aanwezigheid van MDMA;
• Een potje met wit fijn poeder, 400 gram netto. Dit poeder testte positief op de aanwezigheid van MDMA (kleurreactietest).Vermoedelijk betrof dit poeder gemalen MDMA poeder;
• Een gebruikte stofzuiger waarvan de stofzuigerzak was gevuld met groen poeder, indicatief positief op de aanwezigheid van MDMA;
• Een gebruikte vacuüm sealmachine en een sealmachine;
• Weegschalen, zeven, schepjes;
• Emmers, plastic kratten vervuild met resten groen, blauw poeder;
• Sealzakken;
• Een aantal emmers, zakken met diverse stempels en matrijzen;
• Dozen met zakjes, 2,5 kg, talkpoeder en zakjes van 100 gram met diverse kleurstoffen.
Voorlopige interpretatie LFO
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. Het metaalbewerkingsbedrijf werd tevens gebruikt voor het maken en modificeren van productiemiddelen welke gebruikt worden voor de vervaardiging van (synthetische drugs). De werkruimte [T] was zeer waarschijnlijk gebruikt ten behoeve van het bewerken c.q. vervaardigen van synthetische drugs, namelijk het vervaardigen van tabletten met de
werkzame stof MDMA (XTC). Op verschillende plaatsen van dit bedrijf werden productiemiddelen (o.a. tabletteermachine), hulpstoffen (lactose, cellulose, magnesiumstearaat, talkpoeder, kleurstoffen) en tabletten (indicatief MDMA bevattend) aangetroffen. Gezien de hoeveelheid aangetroffen tabletten en hulpstoffen werd op deze locatie op (zeer) grote schaal tabletten vervaardigd.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 559 e.v.) met als bijlage geschriften, te weten rapporten NFiDENT (p. 570 t/m 584) en een overzicht met per SIN nummer de daaraan gekoppelde hoeveelheden pillen en de uitslagen van de indicatieve en de identificerende tests (p. 586):
Op woensdag 29 april 2020 werd onderzoek gedaan naar de aangetroffen en in beslag genomen partij vermoedelijke verdovende middelen. De partij was aangetroffen op 22 april 2020 in een bedrijfspand aan [adres 2] te Barendrecht. Hierbij werden de verdovende middelen op uiterlijk gesorteerd, gewogen en bemonsterd. De monsters zijn voorzien van SIN nummers: [sin-nummer]
Bijlage pagina 586: Uit alle indicatieve en identificerende testen blijkt dat de onderzochte middelen MDMA bevatten. Totaal aantal: 391.606 pillen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 907 e.v.):
Binnen het onderzoek Cicade19 zijn processen-verbaal van identificering, aanvragen historische verkeersgegevens en aanvragen bevel opnemen telecommunicatie opgemaakt waaruit blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is van telefoonnummer respectievelijk IMEI-nummer:
- [telefoonnummer 1]
- [telefoonnummer 2]
Binnen het onderzoek Cicade19 is gebleken dat de verdachte [medeverdachte 1] de beschikking heeft dan wel gebruik kan maken van de volgende motorvoertuigen:
  • Een personenauto van het merk/type Audi A3 voorzien van het kenteken [kenteken 1] en
  • Een personenauto van het merk/type Opel Adam, voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
De Audi A3 was voorzien van een peilbaken in de periode 7 januari 2020 tot 22 april 2020.
De Opel Adam was voorzien van een peilbaken in de periode 27 maart 2020 tot 22 april 2020.
Door mij, verbalisant, zijn de reisbewegingen van de verdachte onderzocht naar het [bedrijf] , welke is gevestigd [adres 2] Barendrecht.
11 november 2019:
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 11 november 2019 om 15:06:25 en 15:06:42 uur bevond onder het bereik van de respectievelijke KPN basisstations (startcellen) 634024571 en [-] . Deze KPN basisstations welke staan opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht hebben het
perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder hun zendbereik.
4 december 2019:
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 4 december 2019 tussen 15:16 en 15:40 uur bevond onder het bereik van de respectievelijke KPN basisstations (startcellen) 634024571 en [-] .
Deze KPN basisstations welke staan opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht hebben het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder hun zendbereik.
29 januari 2020:
Ik zag dat op 29 januari 2020 te 08:07 uur de Audi A3, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , vertrekt vanaf de [adres 4] te Rotterdam. [medeverdachte 1] is woonachtig [adres 9] te Rotterdam. De Audi A3 komt op 29 januari 2020 omstreeks 14:00 uur aan op de [adres 2] te Barendrecht. De Audi blijft op deze locatie geparkeerd staan tot 16:14 uur.
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 29 januari 2020 tussen 14:18 uur en 15:08 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] , [-] en 634003049.
Deze KPN basisstations welke staan opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht hebben het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder hun zendbereik.
30 januari 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 30 januari 2020 te 10:12 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Dit KPN basisstation welke staat opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht heeft het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder zijn zendbereik.
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 30 januari 2020 te 10:33 en 10:34 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstations (startcel) [-] en [-] . Deze KPN basisstations welke staan opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht en hebben onder meer het perceel [adres 2] te Barendrecht onder hun zendbereik.
Ik zag dat op 30 januari 2020 te 08:07 uur de Audi A3, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , vertrekt vanaf de locatie [adres 5] te Rotterdam. Ik zag de Audi tussen 10:07 en 10:14 uur geparkeerd stond ter hoogte van het perceel [adres 6] te Barendrecht. De Audi A3 stond geparkeerd in de directe nabijheid van het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] gevestigd is.
9 februari 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 9 februari 2020 te 15:26 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het [IMEI- nummer] zich op 9 februari 2020 te 15:57 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] welke staat opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht heeft het perceel [adres 2] , alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder zijn zendbereik.
10 februari 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 10 februari 2020 te 12:46 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het [IMEI- nummer] zich op 10 februari 2020 te 14:13 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Dit KPN basisstation welke staat opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht heeft het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder zijn zendbereik.
11 februari 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het [IMEI- nummer] zich op 11 februari 2020 te 19:11 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 11 februari 2020 te 19:31 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Deze KPN basisstations welke staan opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht hebben het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder hun zendbereik.
22 februari 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 22 februari 2020 te 13:24, 17:33 en 18:04 uur bevond onder het bereik van de respectievelijke KPN basisstations (startcellen) [-] , [-] .
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het [IMEI- nummer] zich op 22 februari 2020 te 15:56 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Deze KPN basisstations welke staan opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht hebben het perceel [adres 2] te Barendrecht , alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder hun zendbereik.
25 februari 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 25 februari 2020 tussen 20:01 en 21:48 uur bevond onder het bereik van het KPN basisstation (startcel) [-] . Dit KPN basisstation welke staat opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht heeft het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder zijn zendbereik.
26 februari 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op 25 februari 2020 te 03:20 en 03:22 uur bevond onder het bereik van de respectievelijke KPN basisstations (startcellen) [-] en [-] . De KPN basisstation [-] , welke staat opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht heeft het
perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder hun zendbereik.
13 maart 2020
Ik zag aan de telecomgegevens dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op 13 maart 2020 zich tussen 13:19 uur en 15:58 uur bevond onder het bereik van de respectievelijke KPN basisstations (startcellen) 24571, [-] en [-] . Deze KPN basisstations welke staan opgesteld op de [adres 3] te Barendrecht hebben het perceel [adres 2] te Barendrecht, alwaar het [bedrijf] is gevestigd, onder hun zendbereik.
2 april 2020
Ik zag dat op 2 april 2020 te 11 :32 uur de Opel Adam, voorzien van het kenteken [kenteken 2] geparkeerd stond ter hoogte van het [adres 4] te Rotterdam. Ik zag de Opel Adam daarna naar de locatie Bijdorp-West te Barendrecht is gereden. Ik zag dat de Opel Adam op 2 april 2020 tussen 13:09 en 13:43 uur geparkeerd heeft gestaan ter hoogte van perceel [adres 6] .
6 april 2020
Ik zag dat de Opel Adam, voorzien van het kenteken [kenteken 2] op 2 april 2020 tussen 12:18 en 12:29 uur geparkeerd heeft gestaan ter hoogte van perceel [adres 6] . Ik zag dat de Opel tussen 13:01 en 13:39 uur geparkeerd heeft gestaan ter hoogte van het perceel [adres 2] te Barendrecht.
9 april 2020
Ik zag dat op 9 april 2020 omstreeks 11:18 uur de Opel Adam, voorzien van het kenteken [kenteken 2] vertrekt vanaf de locatie [adres 5] te Rotterdam en gaat naar de [adres 2] te Barendrecht. Omstreeks 13:09 tot 13:11 stopt de Opel Adam ter hoogte van [adres 7] te Barendrecht. Deze locatie is in de directe nabijheid van het [bedrijf] , welke is gevestigd [adres 2] Barendrecht. Na kort gestopt te hebben vertrekt de Opel weer.
17 april 2020
Ik zag dat op 9 april 2020 omstreeks 08:07 uur de Audi A3, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , vertrekt vanaf de locatie [adres 5] te Rotterdam en gaat naar de [adres 7] te Barendrecht. Ik zag dat de Audi tussen 08:30 tot 08:44 gestopt is ter hoogte van perceel [adres 2] alwaar het [bedrijf] is.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2020, voor zover inhoudende (p. 208 e.v.):
In het onderzoek naar verdachte [medeverdachte 1] zijn peilbakens geplaatst onder twee voertuigen in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] . De voertuigen die voorzien werden van een peilbaken betreffen:
Opel Adam voorzien van kenteken [kenteken 2] (hierna Opel);
Audi A3 voorzien van kenteken [kenteken 1] (hierna Audi).
Uit de bakengegevens blijkt dat de voertuigen in gebruik bij [medeverdachte 1] op de volgende data op de [adres 7] Barendrecht zijn geweest:
29 januari 2020, 30 januari 2020, 2 april 2020, 6 april 2020, 9 april 2020, 17 april 2020.
Op 7 januari 2020 werd tijdens observatie waargenomen dat [medeverdachte 1] bij de [adres 8] te Rotterdam een gevulde bigshopper van het merk Action uit zijn voertuig laadt, die hij vervolgens in de woning brengt. Ongeveer een kwartier later worden er voor de woning goederen in een Opel Combo voorzien van kenteken [kenteken 3] geladen. Dit voertuig staat op naam van [bedrijf] Deze Opel Combo rijdt na het inladen naar het perceel [adres 2] te Barendrecht, waar een bigshopper van het merk Action wordt uitgeladen.
Op 2 maart 2020 werd tijdens observatie waargenomen dat [medeverdachte 1] met de Opel uit de loods [adres 2] komt rijden. Tevens wordt waargenomen dat in de loods een grote ketel op zilverkleurige pootjes staat.
5. Het proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 2] , opgemaakt op 6 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 802):
[medeverdachte 2] is op basis van de bevindingen van een observatieactie van 2 maart 2020, herkend als één van de personen die tegelijkertijd met [medeverdachte 1] bij [bedrijf] aanwezig was. Hierbij was [medeverdachte 2] in het bezit van een roodkleurige Opel Combo, voorzien van kenteken [kenteken 3] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 juni 2020 (p. 624 e.v.) met bijlage een extraction rapport Apple iPhone (p. 631 en 632) , voor zover inhoudende:
Dit proces verbaal betreft een aanvulling op onderzoek naar inbeslaggenomen goed
N.01.02.04 iPhone, welke eerder werd onderzocht. De bevindingen van dat onderzoek zijn
weergegeven in proces verbaal van bevindingen nr. 376. Tijdens dat onderzoek ontstond het vermoeden dat de onderzochte telefoon in gebruik was bij de verdachte [medeverdachte 3] .
Ik, verbalisant, heb in de uitgelezen gegevens gezocht naar communicatie met de verdachte
[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats 2] , roepnaam " [naam 3] ". Ik zag dat er op
10-04-2020 werd gecommuniceerd over een tekening.
(p. 631 en 632) [telefoonnummer 3] @ [website] [naam 2] : Pascal stuur morgen de goeie tekening.
[telefoonnummer 4] @ [website] .net [naam 3] : Is ook goed kan je ook zeggen dat je materiaal heb maar
de tekening niet en daar ook op moest w8
[telefoonnummer 3] @ [website] [naam 2] : [naam 7] gesproken alles oké
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 november 2020, voor zover inhoudende (p. 1004 e.v.):
In aanvulling op het pv doorzoeking van 22 april 2020 van de doorzoeking in [bedrijf] wordt hieronder vastgelegd welke maskers zijn aangetroffen op dit plaats delict. In de loods bevond zich achterin een ruimte, die alleen via een trap was te bereiken. In deze ruimte werden onder andere twee mondmaskers aangetroffen. Masker 1: Dit goed heeft als sin-nummer [sin-nummer] . De bemonstering heeft als sin-nummer [sin-nummer] . Uit DNA onderzoek blijkt dit spoor het DNA van verdachte [medeverdachte 1] te bevatten. Masker 2: Aangetroffen in dezelfde ruimte als het andere masker. Uit de rapportage van het NFI van 23 oktober 2020 van het onderzoek aan de bemonstering [sin-nummer] binnenzijde mondkapje bleek dat daarop DNA werd aangetroffen van een onbekende man.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 november 2020, voor zover inhoudende (p. 1016 e.v.):
In proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen PL1500-2019343673-137 wordt een overzicht gegeven van de dactyloscopische sporen met bijbehorende uitslag. Ik, verbalisant, heb van de sporen met individualisatie uitgezocht op welk goed deze is aangetroffen en waar dit goed in beslag werd genomen.
Sporen met individualisatie op verdachte [medeverdachte 1]
Dactyloscopisch spoor
Aangetroffen op goed
SIN-Numme r
SIN-Nummer
Omschrijving goed
Plaats vei ligstellen
[sin-nummer]
[sin-nummer]
Tekening ketels
[adres 2] te
Barendrecht
[sin-nummer]
[sin-nummer]
Tekening ketels
[adres 2] te
Barendrecht
[sin-nummer]
[sin-nummer]
Tekening ketels
[adres 2] te
Barendrecht
Sporen met individualisatie op verdachte [medeverdachte 3]
Dactyloscopisch
spoor
Aangetroffen op goed
SIN-Nummer
SIN-Nummer
Omschrijving goed
Plaats veiligstellen
[sin-nummer]
[sin-nummer]
Notitieblok met o.a.
tekeningen van ketels
Aangetroffen in voertuig
[kenteken 4]
[sin-nummer]
[sin-nummer]
Tekening ketels
[adres 2] te
Barendrecht
9. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 30 april 2020, voor zover inhoudende (p. 292, 297, 299 en 300):
p. 292) Waar ik wel iets mee te maken kan hebben, zijn twee grote tanks. In begin december kwam [naam 3] . Daarna vroeg hij in december of wij zo een tank konden maken. Ik zei nee dat kunnen wij niet. Toen had hij iets op internet gevonden begin december. Of ik kon gaan kijken of ze er goed uitzagen. Zo ja, moest ik deze kopen en meenemen, dit was 1150 euro. Ik kreeg contant geld van hem mee. Ze zagen er goed uit en heb ze toen gekocht. Er moest alleen nog een koperen leiding om heen om hem te verwarmen of te koelen. Een vriend van hem, had originelen gekocht en kwam dit aan hem laten zien, in Barendrecht. Hij maakte daar wat foto's en tekeningen of wij dat konden maken en wat wij niet konden, liet hij iemand anders doen. (…) Hij kwam wel naar de zaak en met een andere man. Ik had er geen goed gevoel over.
p. 297)
V: Wij tonen u nogmaals foto bijlage A, en vragen u wie de man op de foto is?
A: Bij nader inzien, hij lijkt op een donkere jongen die bij [naam 3] was. Zijn naam [naam 4] , of [naam 5] , of [naam 6] .
V: Hij was vaak bij [naam 3] zegt u, hoe vaak?
A: Een keer of vier. Of 2 of 3. Het kan ook zijn dat hij er vaker is geweest maar ik hem niet gezien heb.
p. 299)
V: U heeft ook verklaard dat in het bedrijf van uw zoon weleens ketels zijn gemaakt?
A: Nee er worden nooit ketels gemaakt. Wij kunnen geen ketels maken.
V: En ketels aanpassen?
A: Ja dat wat ik verteld hebt.
V: Door wie is die opdracht gegeven om dat te maken?
A: Door [naam 3] . Ik heb dat samen met [verdachte] gemaakt.
V: U heeft gezegd: Hij ging hiermee met een vriend van hem alcohol destilleren. Wie bedoelde u met die vriend?
A: Die donkere jongen.
p. 300) V: Hoe zit dat met de tekeningen die gevonden zijn in de auto, in de Dodge.
A: Die ketels heb ik wel gezien en ik heb er een tekening van gemaakt. Dat zijn andere ketels die hebben ze een keer laten zien in een busje. Die donkere man en [naam 3] kwamen met nieuwe ketels aan, en hebben gevraagd of wij die kunnen maken. Toen heb ik een schets gemaakt, maar wij kunnen die niet maken.
10. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 25 mei 2021, voor zover inhoudende:
Er is eerder een ketel gebracht door [medeverdachte 1] . Deze is na een week netjes weggegaan.
11. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] opgemaakt op 30 april 2020, voor zover inhoudende (p. 421 tot en met 426):
p. 421) V: Welke werkzaamheden voer jij allemaal uit in jouw bedrijf [bedrijf] ?
A: Wij maken trappen en bordessen en leuningen voor bruggen, voornamelijk van staal.
V: Met wie voer jij deze werkzaamheden uit?
A: Met mijn vader samen.
V: Zijn er vaste dagen/tijden dat je vader voor jouw bedrijf werkzaamheden verricht?
A: Meestal 5 dagen in de week. (…)
p. 422) Diegene is eind januari aan de zaak gekomen, hij had twee ketels. Die moesten even snel opgeslagen worden. Dit was [medeverdachte 2] . Die ketels waren van een andere persoon. Hij vroeg of wij daar wat aanpassingen aan konden doen. Ze vertelden dat er druk op moest komen te staan. Toen heb ik gezegd dat ik dat niet deed. Een paar dagen later stond er iemand bij mijn kantoor met een lijst met spullen die ik moest bestellen. Dat was zo'n beetje in januari. Toen heeft hij mij deze lijst gegeven en ik moest die spullen bestellen, ik heb die spullen toen ook besteld voor hem. Deze [medeverdachte 2] die had ook een kennis en van de ene op andere dag stonden er ook ketels in ons bedrijf, hij had daar toen ook tekeningen van gemaakt. Dat zijn de tekeningen die u mij heeft laten zien. p. 423) Hun kwamen destijds met die ketels en vroegen ons foto's te maken van de ketels. Toen zijn er ook tekeningen/schetsen gemaakt van die ketel in ons kantoor door [medeverdachte 2] en de andere en mijn vader was daarbij. Ik denk dus dat mijn vader die tekeningen die u mij nu toont daarna gemaakt heeft want ik herken het handschrift van mijn vader. Deze tekeningen zaten los in een map van mijn vaders auto.
p. 424)
V: En wanneer heb je [medeverdachte 1] voor het eerst ontmoet?
A: Eind vorig jaar
V : Kwam [medeverdachte 1] ook wel eens alleen langs het bedrijf ?
A: Ja, en dan vroeg hij naar [medeverdachte 2] . En dan zei ik dat [medeverdachte 2] er niet is.
p. 426) V: Welke spullen moest je bestellen?
A: Ja, nippels, en diverse spullen, de spullen die veranderd zijn aan die ketels, kleurstof en emmers.
V: We tonen foto's 21 , 22, 23 en 24?
A: Ja, dat klopt dat heb ik besteld.
V; Zijn er nog andere spullen besteld door jou?
A: Ja, de ketels die erachter staan (verdachte wijst naar foto 12).
p. 427) V: Is er aan die drukketels nog iets aangepast?
A: Die drukmeters heb ik er op gelast.