Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1952 en de Braziliaanse nationaliteit te bezitten. Zij is op 9 december 2020 van Brazilië naar Nederland gereisd om haar in Nederland wonende dochter, die de Italiaanse nationaliteit bezit, te bezoeken. Bij aankomst op de luchthaven Schiphol heeft de Koninklijke Marechaussee eiseres de toegang geweigerd op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, in samenhang met artikel 14, eerste lid, van de Schengengrenscodeen aan haar een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd met als plaatsaanduiding de internationale lounge van de luchthaven Schiphol op grond van artikel 6, eerste lid, van de Vw. Op 10 december 2020 is eiseres uitgereisd, waardoor de vrijheidsbeperkende maatregel is opgeheven.
2. Bij het bestreden besluit is het administratief beroep van eiseres tegen de toegangsweigering kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat op 19 maart 2020 een algemeen inreisverbod tot de Europese Unie is ingegaan. Dit algemene inreisverbod is ingevoerd ter inperking van passagiersstromen om zo de verspreiding van het coronavirus (COVID 19) te voorkomen. Dat eiseres negatief was getest op het coronavirus, is daarom niet relevant. Eiseres heeft op 9 december 2020 niet aannemelijk gemaakt dat zij behoort tot een van de uitzonderingscategorieën van personen die nog wel in aanmerking komen voor toegang tot de Europese Unie. De toegangsweigering is niet in strijd met artikel 8 van het EVRM, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en haar dochter.
3. Eiseres voert daartegen aan dat, voor zover haar bekend is, personen uit Brazilië voor 9 december 2020 niet de toegang werd geweigerd. Verweerder dient aannemelijk te maken dat er voor 9 december 2020 een verscherping van de maatregelen heeft plaatsgevonden, waardoor haar de toegang kon worden geweigerd. Eiseres voert verder aan dat verweerder geen compassie heeft getoond met de situatie van haar dochter. Op de dag voorafgaand aan de dag van aankomst in Nederland, werd bekend dat de dochter van eiseres mogelijk baarmoederhalskanker heeft. De dochter van eiseres heeft, behalve haar eigen dochter, in Nederland niemand die haar kan ondersteunen. Verweerder heeft niet onderzocht en gemotiveerd waarom eiseres niet valt onder de uitzonderingscategorie ‘personen die uit humanitaire overwegingen worden toegelaten’. Daarnaast heeft verweerder niet onderkend dat eiseres ook onder de uitzonderingscategorie ‘familielid van een EU-burger’ valt, nu de dochter van eiseres de Italiaanse nationaliteit bezit. Niet is gebleken dat daarbij de extra voorwaarde geldt dat eiseres afhankelijk dient te zijn van haar dochter. Voor zover deze voorwaarde wel zou gelden, voert eiseres aan dat er wel sprake is van afhankelijkheid. Daarnaast voert eiseres aan dat de toegangsweigering in strijd is met artikel 21 van het VWEU. Verweerder heeft verder ten onrechte afgezien van het horen van eiseres. Tot slot voert eiseres aan dat de toegangsweigering in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Omdat eiseres ten onrechte de toegang tot Nederland is geweigerd, verzoekt zij om een schadevergoeding ter hoogte van haar reissom.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, geldt sinds 19 maart 2020 een algemeen inreisverbod voor personen die uit derde landen naar de Europese Unie willen reizen. Reizigers uit derde landen die niet onder een van de uitzonderingscategorieën van het algemeen inreisverbod vallen of die niet afkomstig zijn uit een land waarvoor het inreisverbod is opgeheven, worden aan de Nederlandse grens geweigerd ter bescherming van de volksgezondheid op grond van artikel 6, eerste lid, onder e, in samenhang met artikel 14 van de Schengengrenscode. Per 1 juni 2020 is voor een aantal veilige derde landen het inreisverbod geleidelijk opgeheven. Brazilië staat niet op de lijst met derde landen waarvoor het inreisverbod geleidelijk is opgeheven. Op 9 december 2020 gold het algemeen inreisverbod dan ook ten aanzien van personen die vanuit Brazilië naar Nederland wilden reizen.
5. Het is aan eiseres om te onderbouwen dat zij onder een van de uitzonderingscategorieën van het algemeen inreisverbod valt. Gelet op de doelstelling van het algemeen inreisverbod dienen deze uitzonderingscategorieën restrictief te worden geïnterpreteerd.
6. Zoals op de website van de Rijksoverheid is vermeld, kunnen ouders van een EU-burger worden uitgezonderd van het inreisverbod indien zij afhankelijk zijn van de EU-burger.Eiseres is een ouder van een EU-burger, omdat haar dochter de Italiaanse nationaliteit bezit. Zij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij afhankelijk is van haar dochter. De enkele stelling dat er sprake is van afhankelijkheid, zonder dit nader te concretiseren en te onderbouwen met stukken, is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet valt onder de uitzonderingscategorie ‘familielid van een EU-burger’.
7. Wat eiseres verder heeft aangevoerd met betrekking tot de gezondheidstoestand van haar dochter, heeft verweerder niet ten onrechte beoordeeld als een beroep op de uitzonderingscategorie ‘personen die zwaarwegende redenen hebben om hun familie te bezoeken’. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet onder deze uitzonderingscategorie valt, omdat daarvoor vereist is dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals het bezoeken van een terminaal ziek familielid. Verweerder heeft de gezondheidstoestand van de dochter van eiseres niet hoeven aanmerken als een uitzonderlijke situatie, nu zij niet terminaal ziek was. De gestelde omstandigheid dat de dochter van eiseres geen sociaal vangnet in Nederland heeft, maakt niet dat verweerder de situatie wel als uitzonderlijk had moeten aanmerken. Verweerder hoefde eiseres ook niet vanwege humanitaire redenen de toegang tot Nederland te verstrekken. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de uitzonderingscategorie ‘personen die uit humanitaire overwegingen worden toegelaten’ bedoeld is voor situaties zoals een dreigend sterfgeval. Daar was in het geval van eiseres geen sprake van.
8. Het betoog van eiseres dat zij een afgeleid verblijfsrecht heeft vanwege het Unieburgerschap van haar dochter en dat zij daarom op grond van artikel 21 van het VWEU had moeten worden toegelaten tot Nederland, slaagt niet. Een ouder van een meerderjarige burger van de Unie komt slechts in een uitzonderlijk geval in aanmerking voor een afgeleid verblijfsrecht. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres aan de voorwaarden voor een afgeleid verblijfsrecht voldoet. Voor verweerder bestond er bovendien geen aanleiding om dit te toetsen bij de aankomst van eiseres in Nederland, nu zij dit eerst in beroep heeft aangevoerd.
9. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat artikel 8 van het EVRM niet is geschonden door eiseres de toegang tot Nederland te weigeren. Er is geen sprake is van familie- of gezinsleven tussen eiseres en haar dochter, omdat niet gesteld of gebleken is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
10. Uit deze uitspraak blijkt dat het meteen duidelijk was dat het administratief beroep van eiseres geen kans van slagen had. Verweerder heeft daarom mogen afzien van horen op grond van artikel 7:17, aanhef en onder b, van de Awb.
11. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een schadevergoeding wordt daarmee ook afgewezen.
12. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.