ECLI:NL:RBDHA:2021:5850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
C/09/610148 / JE RK 21-799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 26 mei 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die op [geboortedag] 2020 is geboren. De moeder van [minderjarige] heeft het ouderlijk gezag, maar [minderjarige] verblijft feitelijk in een pleeggezin. De kinderrechter heeft eerder, op 27 mei 2020, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ingesteld en deze is verlengd tot 29 mei 2021. Tevens is er op 11 februari 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die ook tot 29 mei 2021 liep. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van één jaar. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing, waarbij zij aanvoert dat zij hard heeft gewerkt aan haar situatie en klaar is om de volgende stap te zetten naar een moeder-kindhuis. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en is van oordeel dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft nog niet voldaan aan de voorwaarden voor terugplaatsing en de ontwikkeling van [minderjarige] in het pleeggezin is positief. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 29 mei 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 29 november 2021. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/610148 / JE RK 21-799
Datum uitspraak: 26 mei 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 7 april 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
met een BRP-adres te [plaats]
advocaat: mr. J.A.P.F. Hoens te Utrecht.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het verweerschrift van de advocaat moederszijde d.d. 19 mei 2021;
  • de e-mail met bijlagen d.d. 19 mei 2021 van mevrouw [pleegmoeder] , de pleegmoeder van [minderjarige] .
  • Na afloop van de zitting heeft de rechtbank per e-mail met bijlagen d.d. 7 juni een ter zitting door de jeugdbescherming voorgelezen schriftelijke overweging ontvangen. Deze is in het dossier gevoegd.
Op 26 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de heer [pleegvader] en mevrouw [pleegmoeder] grootouders moederszijde, als toehoorders.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 27 mei 2020 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 29 mei 2020 tot 29 mei 2021.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 11 februari 2021 de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 16 februari 2021 tot 29 mei 2021.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De afgelopen periode is het de moeder geleidelijk aan gelukt om meer regie in haar leven te pakken. Ze heeft een woning en werk en wil behandeling aangaan en voor [minderjarige] zorgen. De gedragswetenschapper heeft gezien dat er sprake is van sensitief responsief oudergedrag en dat de moeder zich kan verplaatsen in [minderjarige] . Er is echter een terugkerend patroon in het gedrag van de moeder, waarbij ze zich bij spanning terugtrekt. Dit heeft erin geresulteerd dat de moeder de afgelopen periode een aantal bezoekmomenten heeft afgezegd. Daarnaast is de behandeling voor de persoonlijke problematiek van de moeder nog niet van de grond gekomen. Hierdoor zijn de onderliggende patronen niet veranderd en is het nog steeds niet duidelijk of de moeder in staat is om [minderjarige] een veilig en stabiele opvoedomgeving te bieden. De moeder legt de verantwoordelijkheid hiervoor buiten zichzelf neer en toont te weinig initiatief. Ook heeft de moeder een afwijzende houding gekregen richting de pleegmoeder. De moeder moet eerst behandeling krijgen voordat er gekeken kan worden naar opname in een moeder-kindhuis, omdat de problematiek van de moeder hiervoor te complex is. Op dit moment ontwikkelt [minderjarige] zich goed in het pleeggezin. Het is van belang dat er snel duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige] en hoe de rol van de moeder eruit zal zien in het leven van [minderjarige] . Gelet op de duur van het traject verzoekt de gecertificeerde instelling de huidige maatregelen te verlengen voor de duur van 12 maanden.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft verklaard dat ze het afgelopen jaar hard heeft gewerkt om te laten zien dat ze voor [minderjarige] kan zorgen. De moeder wilde tijdens haar zwangerschap al naar een moeder-kindhuis en alle hulpverlening accepteren. Ze heeft een aantal bezoekmomenten gemist, omdat ze zich niet gemotiveerd voelde door de hulpverlening om de doelen te bereiken. Bij Cardea heeft de moeder laten zien dat ze het goed doet in de contactmomenten met [minderjarige] . Ze is klaar om de volgende stap te nemen en naar een moeder-kindhuis te gaan. De advocaat heeft namens de moeder naar voren gebracht dat het van belang is dat er aan de hechting wordt gewerkt tussen [minderjarige] en de moeder en dat ze naar een moeder-kindhuis gaan, voordat [minderjarige] weer bij de moeder kan gaan wonen. De moeder is begonnen met therapie en het contact met [minderjarige] verloopt goed. Dat het lang heeft geduurd voordat de moeder begonnen is met behandeling ligt niet aan de moeder. De moeder verzoekt daarom primair om de uithuisplaatsing voor drie maanden toe te wijzen met de opdracht dat in die periode via het moeder-kindhuis gewerkt moet worden aan terugplaatsing bij de moeder. Subsidiair verzoekt de moeder om de duur van de uithuisplaatsing in duur te bekorten.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] , die onlangs één jaar is geworden, bestaan uit het hierna volgende. De moeder is gediagnosticeerd met ODD en er is sprake van hechtingsproblematiek, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline en antisociale trekken en agressieregulatie problematiek. De afgelopen periode is er voorzichtig groei en stabiliteit zichtbaar in het functioneren van de moeder en de observaties bij de Boby laten zien dat de moeder sensitief-responsief kan reageren op [minderjarige] . Het is van belang dat de moeder behandeld wordt voor haar problematiek, maar dit is nog niet van de grond gekomen. [minderjarige] is een kwetsbare baby met speciale opvoedbehoeftes en hij ontwikkelt zich goed in het pleeggezin. De kinderrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat [minderjarige] nog steeds wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en acht verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling van [minderjarige] en verder te kunnen werken aan de gestelde doelen.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de moeder nog niet voldoet aan de voorwaarden die zijn opgesteld door de gecertificeerde instelling om een terugplaatsing bij de moeder in een moeder-kindhuis te bewerkstelligen. De behandeling van de moeder is nog onvoldoende van de grond gekomen, waardoor het niet duidelijk is of de moeder op dit moment in staat is om [minderjarige] een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. [minderjarige] ontwikkelt zich positief in het pleeggezin en de contacten tussen de moeder en [minderjarige] verlopen positief. De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] een kwetsbare baby is en het in zijn belang is dat hij, tot er meer duidelijkheid is over zijn perspectief, bij het pleeggezin kan blijven. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom voor zes maanden toewijzen. De komende periode is het enerzijds van belang dat de moeder stappen laat zien in haar eigen behandeling en dat anderzijds snel duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige] en de rol van de moeder in het leven van [minderjarige] , mede gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] en de aanvaardbare termijn.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 29 mei 2021 tot 29 mei 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 29 mei 2021 tot 29 november 2021;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.