ECLI:NL:RBDHA:2021:5845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
C/09/610506 / JE RK 21-863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, dat op 12 april 2021 is ingediend. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en het zelfstandig verzoek van de vader, en heeft de zaak met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting zijn de minderjarigen gehoord en zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, die feitelijk verblijven in een gezinsgerichte voorziening. De ondertoezichtstelling van de minderjarigen was eerder verlengd tot 1 juli 2021, en er was een machtiging verleend voor uithuisplaatsing tot 2 juni 2021. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, zodat de kinderen het schooljaar in de huidige voorziening kunnen afmaken en aansluitend bij de vader kunnen worden geplaatst.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Er zijn zorgen over de communicatie tussen de ouders en het gedrag van de minderjarigen ten opzichte van de moeder. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 2 juni 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin bij de vader toe te wijzen. Tevens is bepaald dat de minderjarigen kunnen worden ingeschreven op scholen in de buurt van de vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/610506 / JE RK 21-863
Datum uitspraak: 26 mei 2021

Beschikking van de kinderrechter

I. Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsingII. Verzoek ex artikel 1:262b BW
in de zaak naar aanleiding van het op 12 april 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2009 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.A. Breetveld te Den Haag,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. M.J. Zennipman, te Den Haag.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het zelfstandig verzoekschrift van de advocaat vaderszijde d.d. 21 mei 2021.
Op 26 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op 26 mei 2021 samen in raadkamer gehoord.

Feiten

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk in het [verblijfplaats] .
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 juli 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 1 juli 2020 tot 1 juli 2021.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 2 december 2020 machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 2 december 2020 tot 2 juni 2021.

Verzoeken en verweer

Het ter zitting gewijzigde verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening van 2 juni 2021 tot 17 juli 2021 en aansluitend tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de vader met gezag, voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Een verlenging van de machtiging voor de uithuisplaatsing in het gezinshuis is nog voor korte duur nodig, zodat de kinderen het schooljaar daar rustig kunnen afmaken. Hierna zullen de kinderen bij de vader worden geplaatst. Aangezien de hoofdverblijfplaats van de kinderen is vastgesteld bij de moeder en de moeder ter zitting niet achter de plaatsing bij de vader blijkt te staan, verzoekt de gecertificeerde instelling om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlenen. Ondanks de positieve stappen die afgelopen periode zijn gezet zijn er nog zorgen om de communicatie tussen de ouders. Family Supporters heeft aangegeven dat het conflict snel oplaait en oude patronen en frustraties snel weer naar boven kunnen komen. Er is daarom bewust gekozen voor parallel ouderschap. Verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de plaatsing bij de vader en de communicatie tussen de moeder en de kinderen te kunnen monitoren.
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, ingestemd met het verzochte. Tevens heeft de vader een zelfstandig verzoek gedaan om de kinderen in te schrijven op scholen in de buurt, omdat de moeder weigert haar medewerking te verlenen. Dit geeft voor de kinderen te veel onzekerheid. De advocaat heeft benadrukt dat uit de stukken blijkt dat het in het belang van de kinderen is dat ze bij de vader worden geplaatst.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing bij de vader en het zelfstandige verzoek van de vader. De moeder heeft de afgelopen jaren meegewerkt aan de hulpverlening in het belang van de kinderen. De kinderen voelen zich thuis op hun scholen in Zoetermeer en de moeder heeft alle tijd om de kinderen te helpen met hun schoolwerk. De advocaat van de moeder heeft benadrukt dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder is en de kinderen daarom na afloop van de machtiging voor het gezinshuis weer bij de moeder geplaatst moeten worden. De moeder heeft altijd aangegeven het niet eens te zijn met een plaatsing bij de vader. Uit de stukken blijkt bovendien niet dat de kinderen niet bij de moeder geplaatst kunnen worden. De moeder verzoekt daarom om de kinderen bij de moeder te plaatsen. Ten aanzien van de vervangende toestemming verzoekt de moeder het verzoek van de vader niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de twaalfjarige [minderjarige 1] en de elfjarige [minderjarige 2] bestaan uit het hierna volgende. De afgelopen maanden zijn positieve stappen gezet en is de behandeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] goed op gang gekomen. Voor de ouders is een overstap gemaakt binnen Family Supporters van systeemtherapie naar individuele opvoedondersteuning in het kader van parallel ouderschap. Er zijn echter nog steeds zorgen over de communicatie tussen de ouders en het gedrag van [minderjarige 1] ten opzichte van de moeder. [minderjarige 1] kan soms nog afwijzend zijn naar de moeder wat spanningen kan meebrengen. De kinderrechter acht verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om de plaatsing van de kinderen bij de vader te monitoren en de ouders te ondersteunen in de onderlinge communicatie. Hierbij is het van belang dat wordt ingezet op het bestendigen en verbeteren van het contact tussen de moeder en de kinderen.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat het in het belang van de kinderen is dat er nog meer duidelijkheid, rust en stabiliteit komt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben positieve stappen gezet in het [verblijfplaats] en kunnen na het afronden van hun schooljaar bij de vader gaan wonen. Aangezien de moeder het niet eens is met de plaatsing bij de vader terwijl de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is bepaald, zal de kinderrechter het verzoek tot aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader toewijzen. Daarbij laat de kinderrechter meewegen dat uit het verzoek en het onderzoek van het [verblijfplaats] enerzijds is gebleken de moeder grote stappen heeft gezet in het aanbrengen van duidelijkheid en structuur, emotioneel steeds rustiger wordt, maar daarin nog meer stappen kan nemen en soms meer moeite heeft de kinderen te begrenzen. Anderzijds doet de stabiliteit en rust bij de vader de kinderen goed en verloopt het contact op een natuurlijke wijze. Daarnaast hebben de kinderen vanaf de start van het traject – en ook tijdens het kindgesprek met de kinderrechter - aangegeven dat zij een voorkeur hebben om bij de vader te wonen.
Voorts heeft de kinderrechter een vergelijk tussen de betrokkenen beproefd, maar stelt zij vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is. De kinderrechter acht daarom de volgende beslissing in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wenselijk. Het is in het belang van de opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat ze, gelet op hun plaatsing bij de vader, kunnen worden ingeschreven op scholen in de buurt van de vader.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 1 juli 2021 tot 2 juni 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 2 juni 2021 tot 17 juli 2021;
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 17 juli 2021 tot 2 juni 2022 dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin, te weten bij de vader met gezag;
bepaalt dat [minderjarige 1] kan worden ingeschreven bij het [school 1] te [plaats 1] en [minderjarige 2] bij de [school 2] te [plaats 2] ;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.