ECLI:NL:RBDHA:2021:5794
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen de sluiting van zijn woning. De burgemeester van Leidschendam-Voorburg had op 6 mei 2021 besloten de woning van de verzoeker te sluiten voor de duur van één maand, omdat er op 4 maart 2021 tijdens een politieactie 385 gram hasjiesj, een aanzienlijk bedrag aan contant geld, en verboden wapens in de woning waren aangetroffen. De verzoeker, die huurder van de woning is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 heeft de verzoeker betoogd dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, omdat er geen bewijs was van drugshandel en dat de aangetroffen goederen niet van hem waren.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om een woning te sluiten als daar drugs worden aangetroffen. De rechter heeft vastgesteld dat de hoeveelheid aangetroffen softdrugs aanzienlijk was en dat de combinatie van drugs, contant geld en wapens een sterke indicatie van drugshandel opleverde. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was voor de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, en dat de sluitingsduur van een maand in dit geval evenredig was. De verzoeker is verantwoordelijk voor wat zich in zijn woning afspeelt, en de rechter heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die de sluiting onterecht zouden maken.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juni 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.