ECLI:NL:RBDHA:2021:5783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
21/1915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergoeding uit het Schadefonds geweldsmisdrijven op basis van onvoldoende objectieve aanwijzingen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, die op 27 januari 2021 was gedaan. De rechtbank heeft op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres had een vergoeding uit het Schadefonds geweldsmisdrijven aangevraagd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende objectieve aanwijzingen waren die het betoog van eiseres ondersteunden. Er was niet aannemelijk gemaakt dat eiseres slachtoffer was geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 360,- niet volledig had betaald, aangezien zij slechts € 36,- had voldaan. De rechtbank heeft eiseres in een herinnering gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen, en dat het niet of niet tijdig betalen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat het niet betalen van het griffierecht haar niet kon worden toegerekend, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het reeds betaalde bedrag van € 36,- zal worden teruggestort aan eiseres. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter D.M. Drok, in aanwezigheid van griffier F.J. Leegstraten, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener van het verzetschrift kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/1915

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van
27 januari 2021.
Bij aangetekende brief van 14 april 2021 is eiseres eraan herinnerd dat zij griffierecht moet betalen (de herinnering). Uit informatie van PostNL is gebleken dat de herinnering op
20 april 2021 is afgehaald van de afhaallocatie.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht betalen. Voor deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 360,-. De griffier stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet zijn betaald. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht betrokkene niet is toe te rekenen.
3. In de herinnering is eiseres er nog eens op gewezen dat het griffierecht binnen vier weken moet zijn betaald en dat anders het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiseres heeft het griffierecht niet volledig betaald. Immers, in de onderhavige procedure is een griffierecht van € 360,- verschuldigd. Eiseres heeft een bedrag van € 36,- betaald. Dat dit eiseres niet is toe te rekenen, is niet gebleken.
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Het wel door eiseres betaalde bedrag van € 36,- zal worden teruggestort.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van
F.J. Leegstraten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.