ECLI:NL:RBDHA:2021:5724
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenrecht. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, heeft de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de uitzetting van verzoeker dient op te schorten totdat er een beslissing is genomen op het beroep met zaaknummer AWB 20/9054. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan buiten zitting.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorlopige voorziening toe te kennen, aangezien er op 27 mei 2021 al een beslissing is genomen op het beroep. Dit betekent dat het verzoek kennelijk ongegrond is en daarom wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier G. de Keuning. De beslissing is openbaar uitgesproken, maar de exacte datum van deze uitspraak is niet vermeld in het document. Een afschrift van de uitspraak is verzonden, maar details hierover zijn niet verder gespecificeerd.