ECLI:NL:RBDHA:2021:5713
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke schadevergoedingzaak
Op 4 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die schadevergoeding eiste naar aanleiding van een onrechtmatig besluit. Verzoeker had een verzoek ingediend voor een voorschot van €10.000,- op de schadevergoeding, omdat hij als gevolg van het besluit in financiële problemen was geraakt en bij zijn ouders moest inwonen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoeker niet in een acute noodsituatie verkeerde en het verzoek kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter wees erop dat een financieel belang op zichzelf niet voldoende is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De omstandigheden die verzoeker aanvoerde, zoals het inwonen bij zijn ouders sinds 2018 en een schikking met de gemeente, waren niet voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een zwaarwegend financieel belang. De voorzieningenrechter besloot het verzoek af te wijzen en deed dit zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.