Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 mei 2021 in de zaak tussen
Coöperatie Park-Schiphol-Rijk U.A.,
het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland, verweerder
Schiphol Nederland B.V., vergunninghoudster
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 mei 2021, wordt het beroep van eiseressen, waaronder Coöperatie Park-Schiphol-Rijk U.A. en andere partijen, tegen het besluit van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland ongegrond verklaard. Het primaire besluit, genomen op 13 december 2018, verleende vergunninghoudster een watervergunning voor het lozen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam, specifiek in de poldersloot ten zuidwesten van de Koolhovenlaan te Schiphol-Rijk. Eiseressen stelden dat de vergunning onterecht was verleend, omdat PFOS, een zeer zorgwekkende stof, niet geloosd zou moeten worden. Ze voerden aan dat de lozing schadelijk zou zijn voor de gezondheid van werknemers in de nabijgelegen bedrijventerreinen en dat de vergunning niet voldeed aan de vereisten van de Waterwet.
De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiseressen niet onder de bescherming van de Waterwet vallen, omdat de wet primair gericht is op de bescherming van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en niet op de belangen van omliggende bedrijven. De rechtbank concludeerde dat de vergunningverlening verenigbaar was met de doelstellingen van de Waterwet en dat er geen juridische grondslag was voor de eis van nul-emissie zoals door eiseressen bepleit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.