ECLI:NL:RBDHA:2021:5594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
C/09/610315 / KG RK 21-415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 mei 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. J.J.P. Bosman, rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M. Taheri, voerden aan dat de rechter hen herhaaldelijk had onderbroken tijdens de zitting, waardoor de indruk was gewekt dat de rechter niet openstond voor hun standpunten. Dit leidde tot de vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat, hoewel de slechte geluidskwaliteit en de digitale behandeling van de zitting mogelijk een rol hebben gespeeld, de gang van zaken tijdens de zitting zodanig was dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd was. De rechter had de verzoekers onvoldoende gelegenheid gegeven om hun beroepsgronden toe te lichten en de schijn gewekt dat de uitkomst van de procedure al vaststond. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking toegewezen en bepaald dat het onderzoek in de hoofdzaak opnieuw moet worden aangevangen met een andere rechter.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/21
zaak- /rekestnummer: C/09/610315 / KG RK 21-415
Beslissing van 10 mei 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] ,
wonende in [land] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: mr. M. Taheri te Capelle aan den IJssel,
strekkende tot de wraking van
mr. J.J.P. Bosman,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
gemachtigde: mr. M. van Nijnatten,
hierna ook te noemen: (gemachtigde van) verweerder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 30 maart 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 30 maart 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 8 april 2021;
- de brief met bijlage van verzoekers van 21 april 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 23 april 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling hebben verzoekers zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, vergezeld van een kantoorgenoot en [vertegenwoordiger verzoekers] . De rechter en de gemachtigde van verweerder zijn niet ter zitting verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummers SGR AWB 20/7001 en 20/7004, betreffende een door verzoekers ingesteld beroep tegen een afwijzend besluit van verweerder op een aanvraag machtiging voorlopig verblijf.
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek, zoals door de gemachtigde toegelicht bij de mondelinge behandeling op 26 april 2021, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft hun gemachtigde nog voordat hij in de gelegenheid was om tijdens de Skype-zitting het standpunt van verzoekers toe te lichten onderbroken, omdat dit standpunt volgens de rechter onjuist zou zijn. Nadat de gemachtigde probeerde zijn betoog voort te zetten, heeft de rechter hem opnieuw (en herhaaldelijk) onderbroken met de volgende opmerkingen: “Het klopt natuurlijk niet wat u zegt” en “Ik ga u toch (opnieuw) een college geven over hoe het moet”. De rechter heeft hiermee de indruk gewekt dat zij in het geheel geen oor had voor de stellingen en standpunten van verzoekers. Daarmee is bij verzoekers het beeld ontstaan dat de rechter namens verweerder het toetsingskader schetste, waarbij bovendien bewoordingen werden gebezigd als: “Wij hebben in Nederland een restrictief beleid en wij proberen dit te handhaven” Aldus heeft de rechter zich volgens verzoekers niet alleen vooringenomen, maar ook partijdig getoond door ondubbelzinnig aan te geven dat zij het restrictieve beleid van verweerder goed vindt en ondersteunt. De hiervoor geschetste gang van zaken is volgens verzoekers verergerd door de omstandigheid dat de gemachtigde van verweerder wel alle ruimte kreeg om het woord te voeren. De gemachtigde van verzoekers is als gevolg van voornoemde omstandigheden onvoldoende toegekomen aan het toelichten van het standpunt van verzoekers en was zodanig van zijn stuk gebracht dat hij, zo is tijdens de wrakingszitting toegelicht, zelfs is vergeten belangwekkende medische stukken te overleggen en aldus onder de aandacht van de rechter te brengen. Vanwege voornoemd verloop van de zitting – waarin de rechter en de gemachtigde mede door de slechte geluidskwaliteit langs elkaar heen praatten – heeft de gemachtigde namens verzoekers om een extra schriftelijke ronde verzocht, zodat het standpunt alsnog op gedegen wijze zou kunnen worden toegelicht. Nadat de rechter in eerste instantie meeging in dit verzoek, heeft zij hierop – eerst na verzet van de gemachtigde van verweerder – alsnog (zo bleek pas na doorvragen door de gemachtigde) afwijzend beslist.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft (tweemaal) schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Bij de beoordeling van onderhavig verzoek tot wraking neemt de wrakingskamer als uitgangspunt dat een rechter ter zitting de orde bewaakt en bepaalt. Hiertoe mag de rechter een bepaald kader schetsen, ook als het daarbij gaat om een juridisch toetsingskader, en een partij vragen om een betoog of pleidooi daarop toe te spitsen. Om te kunnen beoordelen of de rechter in dit geval door de wijze waarop zij de regie heeft gevoerd de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid heeft gewekt is van belang hoe de zitting feitelijk is verlopen.
3.3.
Uit de door verzoekers overgelegde (onbetwiste) transcriptie van een geluidsopname van (een deel van) de zitting, blijkt onder meer het volgende:
- terwijl de gemachtigde van verzoekers het woord voert, onderbreekt de rechter hem en geeft zij de gemachtigde van verweerder het woord om desgevraagd haar toelichting met betrekking tot het toepasselijke toetsingskader te bevestigen;
- nadat de gemachtigde van verweerder het woord heeft gevoerd, zegt de rechter tegen de gemachtigde van verzoekers (onder meer): “Ik neem aan dat u die die jurisprudentie daar ook wel een beetje op kent. Het is natuurlijk niet zo zoals u dat voorstelt”,
- in het vervolg van de zitting onderbreekt de rechter de gemachtigde van verzoekers vaker en zegt (onder meer): “dus dat, zoals u het nu voorspiegelt, het toetsingskader klopt niet” en “Nederland heeft een restrictief toelatingsbeleid, kijk wat ik zeg het zijn niet mijn eigen ideeën dat is hoe het beleid is en hoe de jurisprudentie is” en “dat geef ik u mee meneer Taheri dat u dan toch de jurisprudentie daar nog maar eens op naslaat”;
- de rechter brengt vervolgens naar voren dat zij het toetsingskader heeft geschetst en stelt daarbij: “En zo is het. En zo blijkt het ook uit de stukken”;
- de rechter onderbreekt vervolgens de gemachtigde van verzoekers herhaaldelijk als hij aan het woord is en stelt daarbij onder meer: “Dan ga ik u toch nog even een college geven meneer Taheri” en “Dan moet u daar maar een college over gaan volgen”;
- de rechter zegt: “U bent het niet eens met het toetsingskader”, waarop de gemachtigde reageert met “Nou ik ben het er niet mee eens met de wijze waarop u de zaak behandelt en het beleid”. De rechter onderbreekt de gemachtigde en zegt onder meer “Meneer Taheri luistert u” en “Maar daar kent u toch de jurisprudentie voor meneer Taheri”.
3.4.
Alhoewel de wrakingskamer niet kan uitsluiten dat de slechte geluidskwaliteit en de digitale wijze waarop de zitting is behandeld hierbij een rol heeft gespeeld, is de wrakingskamer van oordeel dat de hierboven geschetste gang van zaken tijdens de zitting -waaronder de wijze waarop de rechter de gemachtigde van verzoekers herhaaldelijk onderbreekt en de wijze waarop de rechter de gemachtigde van verzoekers (daarbij) bejegent - zodanig is dat de bij verzoekers ontstane vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. Uit deze gang van zaken blijkt immers dat de gemachtigde vrijwel steeds als hij zijn standpunt wil toelichten wordt onderbroken door de rechter, die hem daarbij nadrukkelijk en deels indringend wijst op het toetsingskader zoals dat, naar de wrakingskamer begrijpt, door verweerder in het bestreden besluit is gebezigd en hem (aldus) duidelijk maakt dat hij het niet bij het juiste eind heeft. Daarmee heeft de rechter verzoekers onvoldoende in de gelegenheid gesteld hun beroepsgronden toe te lichten en is bovendien de schijn gewekt dat de uitkomst van de procedure al vast stond.
3.5.
De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek dan ook toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
4.2.
bepaalt dat het geschorste onderzoek ter zitting in de hoofdzaak met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een andere rechter in deze rechtbank, belast met de behandeling van vreemdelingenzaken, zal zijn hervat;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoekers p/a hun gemachtigde mr. M. Taheri;
• verweerder in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O.M. Harms, E.A.W. Schippers en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Noorlander en in het openbaar uitgesproken op
10 mei 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.