Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 14 april 2021, met bijlagen;
- de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris van 23 april 2021, met bijlagen.
Rechtbank Den Haag
Op 4 mei 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, gedetineerd te [plaats], tegen de rechter-commissaris mr. E.M.A. Vinken. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat verzoeker van mening was dat de rechter-commissaris het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden. Dit kwam voort uit een eerdere beslissing van de rechter-commissaris op 29 maart 2021, waarin zij had besloten om de getuige te horen, maar later, zonder de verdediging de kans te geven om te reageren, terugkwam op deze beslissing. De rechter-commissaris had in haar reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij handelde in het belang van de kwetsbare getuige, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit niet voldoende was om de schending van het beginsel van hoor en wederhoor te rechtvaardigen.
De wrakingskamer concludeerde dat de rechter-commissaris de verdediging niet in de gelegenheid had gesteld om zich uit te laten over haar voornemen om terug te komen op haar eerdere beslissing. Dit leidde tot de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de schending van het beginsel van hoor en wederhoor een zwaarwegende aanwijzing opleverde voor de schijn van partijdigheid van de rechter-commissaris. Daarom werd het verzoek tot wraking toegewezen, en werd bepaald dat het onderzoek opnieuw zou aanvangen met een andere rechter-commissaris.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat de betrokken partijen, waaronder de verzoeker en de officier van justitie, op de hoogte moesten worden gesteld van deze beslissing. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.