ECLI:NL:RBDHA:2021:5571

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
C/09/607339 / JE RK 21-243
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2005. Het verzoek was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter had eerder op 3 maart 2021 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 4 maart 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 mei 2021. Tijdens de zitting op 28 april 2021 is de minderjarige in raadkamer gehoord, en zijn er verschillende stukken in het dossier meegenomen, waaronder brieven van de gecertificeerde instelling en de advocaat van de moeder.

De gecertificeerde instelling verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot het einde van het schooljaar, omdat de minderjarige recentelijk ziek was geweest en daardoor niet goed functioneerde op school. De moeder voerde verweer en stelde dat het thuis goed ging met de minderjarige en dat er geen noodzaak was voor verlenging van de machtiging. De kinderrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer aanwezig zijn. De minderjarige woont inmiddels weer thuis en de gecertificeerde instelling heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de machtiging verlengd zou moeten worden.

De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/607339 / JE RK 21-243
Datum uitspraak: 28 april 2021

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 13 januari 2021 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),

betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. E.R. Schenkhuizen, te Den Haag.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 3 maart 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 4 maart 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 1 mei 2021. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 3 maart 2021;
  • de brief van de gecertificeerde instelling d.d. 14 april 2021;
  • de brief van de advocaat moederszijde met bijlagen d.d. 23 april 2021.
Op 28 april 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de heer P. Hora, tolk in de Tsjechische taal.
[minderjarige] is op 28 april 2021 in raadkamer gehoord.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan het einde van het lopende schooljaar, zoals gewijzigd bij schriftelijk bericht van de gecertificeerde instelling van 13 april 2021.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt aangevuld. De afgelopen weken was [minderjarige] veel ziek, waardoor ze weinig op school is geweest en weinig online lessen heeft gevolgd. Wanneer [minderjarige] niet ziek is ontbreekt het haar aan motivatie om op tijd op te staan en op tijd aanwezig te zijn. [minderjarige] woont weer thuis, maar ze heeft hier geen wifi waardoor het volgen van online lessen bemoeilijkt wordt. Ook moet [minderjarige] op zoek naar een nieuwe stageplek, omdat ze door haar ziekteverzuim niet meer welkom is bij haar vorige stage. Het lukt de moeder niet om [minderjarige] te stimuleren en te motiveren voor school. Het is van belang dat de machtiging verlengd wordt om de schoolgang positief te laten verlopen en het schooljaar goed af te ronden. De [verblijfplaats] heeft aangegeven de plaatsing niet te verlengen na 1 mei omdat [minderjarige] de therapie voldoende heeft afgerond, maar de jeugdbeschermer meent dat er ook na 1 mei nog plek is voor [minderjarige] .
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder heeft verklaard dat [minderjarige] erg veranderd sinds ze uit huis is geplaatst en dat het thuis goed gaat. De advocaat heeft benadrukt dat [minderjarige] de afgelopen periode ziek is geweest en last had van corona-gerelateerde klachten waardoor ze zich meerdere malen moest laten testen. Door de vermoeidheidsklachten had [minderjarige] moeite om in de ochtenden op tijd te komen voor de online lessen. Ook heeft [minderjarige] thuis geen wifi waardoor ze haar lessen via de telefoon moet volgen, hetgeen niet altijd optimaal werkte. Hierdoor is er geen sprake van onwil bij [minderjarige] om naar school te gaan, maar onvermogen. Bovendien komt uit de informatie van de [verblijfplaats] naar voren dat [minderjarige] goed haar best heeft gedaan de afgelopen periode en dat ze tevreden over haar zijn. Haar verblijf bij de [verblijfplaats] is definitief beëindigd, dat blijkt uit de schriftelijke berichten die zijn ontvangen, waaronder een bevestiging van [mevrouw] pedagogisch medewerker van de behandelgroep bij de [verblijfplaats] , waarin wordt bevestigd dat het traject is afgesloten, dat er een eindverslag door de gedragswetenschapper wordt opgestuurd, dat men het eens is met de thuisplaatsing en dat de plaatsing voor [minderjarige] absoluut niet verlengd gaat worden op de [verblijfplaats] . Zij hoeft dus niet meer terug te komen en kan permanent thuis blijven wonen. De moeder en [minderjarige] zijn voor het nieuwe schooljaar bezig om een school te vinden in Den Haag en er wordt gekeken naar een nieuwe stageplek. Er zijn geen gronden meer om de machtiging te verlengen en de moeder verzoekt daarom om de machtiging te beëindigen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat uit de overgelegde stukken niet anders kan worden afgeleid dan dat [minderjarige] voldoende aan haar behandeling en doelen op de [verblijfplaats] heeft gewerkt en dat haar traject daar is afgerond. [minderjarige] woont inmiddels weer thuis en vanuit de [verblijfplaats] is schriftelijk bevestigd dat het eindverslag door de gedragswetenschapper wordt toegestuurd en dat haar plaatsing daar absoluut niet meer wordt verlengd. In het licht van die berichten heeft de gecertificeerde instelling ontoereikend gemotiveerd waarin de noodzaak is gelegen om de machtiging tot uithuisplaatsing toch nog tot het einde van het schooljaar te verlengen. Evenmin is aangedragen waarop de gecertificeerde instelling haar veronderstelling stoelt dat er na 1 mei 2021 nog wel een plek bij De [verblijfplaats] voor [minderjarige] zou zijn en dus hoe er feitelijk uitvoering aan de verzochte verlenging machtiging uithuisplaatsing kan worden gegeven. Gelet op de schriftelijke berichten vanuit De [verblijfplaats] gaat de kinderrechter er vanuit dat die plaats niet meer beschikbaar is.
Nu van de vereiste noodzaak niet is gebleken en een plaats feitelijk niet meer beschikbaar is, zal de kinderrechter het aangehouden deel van het verzoek afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.