In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2005. Het verzoek was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter had eerder op 3 maart 2021 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 4 maart 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 mei 2021. Tijdens de zitting op 28 april 2021 is de minderjarige in raadkamer gehoord, en zijn er verschillende stukken in het dossier meegenomen, waaronder brieven van de gecertificeerde instelling en de advocaat van de moeder.
De gecertificeerde instelling verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot het einde van het schooljaar, omdat de minderjarige recentelijk ziek was geweest en daardoor niet goed functioneerde op school. De moeder voerde verweer en stelde dat het thuis goed ging met de minderjarige en dat er geen noodzaak was voor verlenging van de machtiging. De kinderrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer aanwezig zijn. De minderjarige woont inmiddels weer thuis en de gecertificeerde instelling heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de machtiging verlengd zou moeten worden.
De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.