In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die geboren is in 2008. De machtiging was eerder verleend en diende te worden verlengd tot 7 december 2021. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 18 november 2020 was ingekomen. De moeder van [minderjarige] was aanwezig bij de zitting, bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Charité. De kinderrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder rapportages van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat [minderjarige] een kwetsbaar meisje is met een ontwikkelingsachterstand en complexe problematiek, waaronder genderproblematiek. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende zicht is op de opvoedsituatie bij de moeder en dat de veiligheid van [minderjarige] niet gewaarborgd kan worden. De moeder heeft zich niet verzet tegen de verlenging van de uithuisplaatsing, maar heeft wel verweer gevoerd tegen de duur van de verlenging. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn en heeft de machtiging verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 21 mei 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.