ECLI:NL:RBDHA:2021:5561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
21-703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van een ongewenst verklaarde vreemdeling

Op 1 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1987, die verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum de Pompestichting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkinggestelde is ter beschikking gesteld vanwege een poging tot doodslag en heeft een diagnose van schizofrenie van het gedesorganiseerde type. De rechtbank oordeelde dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde nog niet zodanig gevorderd is dat resocialisatie mogelijk is. De deskundige, W.J.P. Gaertner, bevestigde dat de terbeschikkinggestelde niet kan terugkeren naar Marokko en dat hij nog langdurig afhankelijk is van een forensisch kader met voldoende toezicht. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake is van een uitzichtloze situatie voor de terbeschikkinggestelde, aangezien er nog behandelperspectief is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het verzoek van de raadsman tot aanhouding afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/711073-12
Raadkamernummer: 21/703

Beslissing van 1 juni 2021

Beslissing van de rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, op de vordering van de officier van justitie van 5 maart 2021 om de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, in de zaak van:

[de tebeschikkinggestelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats]
verblijvende binnen Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) de Pompestichting, locatie Nijmegen (hierna: de kliniek),
hierna: de terbeschikkinggestelde,
die bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 januari 2015 ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging). Deze maatregel is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 28 mei 2019 met twee jaar verlengd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die zijn vermeld in de
bijlage.

De procedure

De rechtbank heeft de vordering op 18 mei 2021 ter zitting behandeld.
Vanwege de landelijke maatregelen die door de rechtspraak in verband met het COVID-19 virus zijn getroffen, zijn de terbeschikkinggestelde en de deskundige, W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij de kliniek, per videoconferentie – waarbij sprake is van een directe beeld- en geluidsverbinding met de rechtbank – ter zitting verschenen en gehoord.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. C.J.J. Kwint en de officier van justitie, mr. J.M. Eelman, zijn ter zitting verschenen en gehoord.

Het advies van de kliniek

Uit het rapport van de kliniek volgt dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van schizofrenie van het gedesorganiseerde type en van een stoornis in softdrugs- en alcoholgebruik (in langdurige remissie). Hij is adequaat ingesteld op medicatie en heeft de afgelopen periode stabiel gefunctioneerd. Er bestaan wel aanwijzingen voor gehoor hallucinaties in de vorm van vrouwen- en kinderstemmen, maar dankzij de medicatie kan de terbeschikkinggestelde deze niet goed meer verstaan. Als gevolg van het progressieve verloop van de schizofrenie, staan de negatieve symptomen van de schizofrenie meer op de voorgrond en is sprake van cognitieve achteruitgang. Uit hernieuwd neurologisch onderzoek blijkt dat de terbeschikkinggestelde kampt met forse informatieverwerkingsproblemen en op een laag verstandelijk beperkt niveau functioneert. Hand in hand begeleiding is nodig om de terbeschikkinggestelde te helpen tot activiteit te komen.
Bij beëindiging van de maatregel zal de terbeschikkinggestelde zonder de huidige beschermende context binnen de kliniek naar verwachting snel stoppen met zijn anti-psychotische medicatie. Zonder enige controle op middelengebruik zal hij vervolgens snel psychotisch ontregelen met een daarmee gepaard gaande toename in agressief gedrag.
De terbeschikkinggestelde is nog langdurig aangewezen op een forensisch kader met voldoende toezicht. Zijn huidige verblijf is gericht op stabilisatie en het optimaliseren van de kwaliteit van leven. De terbeschikkinggestelde heeft geen rechtmatige verblijfsstatus meer en kan hierdoor niet resocialiseren in Nederland. Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.
Deskundige Gaertner heeft, in aanvulling op het advies, ter zitting bevestigd dat sprake is van een impasse omdat de ongewenst verklaarde terbeschikkinggestelde niet kan terugkeren naar Marokko. Voorts heeft de deskundige toegelicht dat los van zijn vreemdelingenstatus de terbeschikkinggestelde op dit moment nog niet toe is aan resocialisatie. De deskundige heeft er in dat verband op gewezen dat de terbeschikkinggestelde zeer beperkt is in zijn mogelijkheden. De symptomen van zijn stoornis kunnen in een prikkelarme omgeving met veel begeleiding redelijk onder controle worden gehouden. Momenteel is de behandeling niet gericht op beperking van het recidiverisico en resocialisatie, maar op het optimaliseren van de kwaliteit van leven en het – in hele kleine stapjes – vergroten van de zelfzorg, zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van de terbeschikkinggestelde voor wat betreft de dagelijkse bezigheden. In dat verband heeft de terbeschikkinggestelde de afgelopen periode geleerd om tweemaal per week te douchen en de komende periode zal worden geprobeerd om hem zelfstandig zijn medicatie te laten halen. Gelet op dit beperkte niveau van functioneren van de terbeschikkinggestelde, is het reeds daarom nodig om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. Op termijn kunnen zijn verlofwensen worden besproken en kan worden bezien in hoeverre daartoe mogelijkheden bestaan. Los van het feit dat de terbeschikkinggestelde als ongewenst verklaarde niet in aanmerking komt voor een LFPZ status, acht de deskundige een verblijf in de reguliere GGZ, in het licht van de problematiek van de terbeschikkinggestelde, meer passend en in de toekomst mogelijk haalbaar.

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij zich goed op zijn plek voelt in de kliniek en dat het redelijk met hem gaat. Hij wil niet terugkeren naar Marokko.
De raadsman heeft ter zitting het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde schriftelijke pleitnotities. Onder verwijzing naar (tussen)uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en het rapport van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) ‘Vreemdelingen in de TBS’, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkinggestelde in feite in een uitzichtloze situatie verkeert. In het licht van het bepaalde in artikel 14 in samenhang met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), kan de vreemdelingenrechtelijke status van de terbeschikkinggestelde niet in de weg staan aan het toekennen van de bewegingsvrijheden en de faciliteiten die nodig zijn om invulling te geven aan de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Volgens de raadsman is een ongewijzigde voortzetting van de terbeschikkingstelling in strijd met het EVRM en daarom is verzocht de behandeling ter zitting aan te houden en de officier van justitie de opdracht te geven om de reclassering te laten rapporteren over de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en de daaraan te verbinden voorwaarden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de verlofunit TBS van het ministerie van Justitie en Veiligheid gemotiveerd verslag te laten uitbrengen over de mogelijkheid om voor de terbeschikkinggestelde een uitzondering te maken zodat hij verlof kan praktiseren.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar.

Het oordeel van de rechtbank

Indexdelict
De maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege poging tot doodslag, derhalve een misdrijf dat was gericht tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Stoornis en herhalingsgevaar
Op grond van het advies stelt de rechtbank vast dat de stoornis (schizofrenie) van de terbeschikkinggestelde nog steeds aanwezig is. Daarnaast komt in het advies naar voren dat de kans op herhaling bij de onmiddellijke beëindiging van de maatregel onverminderd groot is.
Verlenging
Artikel 3 en 5 van het EVRM
De terbeschikkingstelling met dwangverpleging is in de eerste plaats bedoeld om de samenleving te beschermen tegen terbeschikkinggestelden zolang er nog sprake is van een hoog recidiverisico. In de tweede plaats is zij erop gericht om de terbeschikkinggestelde adequaat te behandelen zodat hij of zij kan resocialiseren en in de samenleving kan terugkeren. Deze terugkeer verloopt in beginsel geleidelijk via een verlovenstelsel en daarna via de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Als gevolg van zijn status als ongewenst vreemdeling, zal aan de terbeschikkinggestelde op grond van het bepaalde in artikel 2, zesde lid onder a, van de Verlofregeling TBS, bij de huidige stand van zaken naar verwachting geen verlofmachtiging worden verleend omdat hij geen zicht heeft op een rechtmatige terugkeer in de Nederlandse samenleving.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van de kliniek en de toelichting van de deskundige ter zitting blijkt dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde op dit moment niet zodanig is gevorderd, dat het in beginsel aangewezen en verantwoord zou zijn om thans een begin te maken met een geleidelijke resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij door middel van het onder toezicht en begeleiding van de kliniek stapsgewijs uitbreiden van zijn vrijheden. Op dit moment lukt het de terbeschikkinggestelde met veel (hand in hand) begeleiding en ondersteuning van de kliniek om, in kleine stappen, vooruitgang te boeken op het gebied van zijn zelfzorg, zelfredzaamheid en zelfstandigheid. De omstandigheden van de terbeschikkinggestelde zijn daarmee niet te vergelijken met die in de door de raadsman aangehaalde beslissing, waarin sprake was van een terbeschikkinggestelde die na een behandeling van drieëntwintig jaar al gedurende een periode van tien jaar zijn behandelplafond had bereikt.
Gelet op het voorgaande kan op dit moment niet worden gezegd dat de situatie voor de terbeschikkinggestelde uitzichtloos is omdat er geen behandelperspectief is of doordat hij in Nederland geen resocialisatiemogelijkheden heeft. Anders dan de raadsman heeft gesteld, levert een verlenging van de terbeschikkingstelling dan ook geen schending op van artikel 3 of 5 EVRM. Daarbij komt dat – zoals ook het geval was bij de laatste verlengingsbeslissing van deze rechtbank van 28 mei 2019 – vooralsnog niet is komen vast te staan dat in de herzieningsprocedure onherroepelijk is beslist over de ongewenstverklaring van de terbeschikkinggestelde.
Proportionaliteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 15 april 2015 en loopt op dit moment zes jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten een poging tot doodslag, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. De rechtbank is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel langer duurt het eerstgenoemde belang steeds zwaarder moet wegen. Daarbij gaan ook de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit ten opzichte van het indexdelict een grotere rol spelen. Anders dan de raadsman, is de rechtbank evenwel van oordeel dat van disproportionaliteit van de maatregel in het onderhavige geval geen sprake is. In dat verband overweegt de rechtbank dat niet alleen het tijdsverloop – in relatie tot de ernst van het indexdelict – in aanmerking moet worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar. Bovendien is, zoals hiervoor overwogen, naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een gebrek aan behandelperspectief.
Het verzoek tot aanhouding
De rechtbank ziet geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek van de raadsman om de mogelijkheden van behandeling in het kader van een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken. Mede gelet op de ernstige problematiek van de terbeschikkinggestelde, het geconstateerde hoge recidiverisico en de wijze waarop de behandeling tot nu toe is verlopen, acht de rechtbank – evenals de kliniek – behandeling in een dergelijk kader op dit moment niet aan de orde.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de raadsman te volgen in het verzoek om de verlofunit TBS verslag te laten uitbrengen over de mogelijkheid om voor de terbeschikkinggestelde een uitzondering te maken zodat hij verlof kan praktiseren. Het ligt niet op de weg van de rechtbank om zich met een dergelijk verzoek tot het ministerie te wenden, nog daargelaten dat de terbeschikkinggestelde in het huidige stadium van zijn behandeling nog niet toe is aan verlof.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist, dat de maatregel nog immer proportioneel is en dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd.

De toepasselijke wetsartikelen

Deze beslissing is gebaseerd op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met
twee jaar;
wijst af het verzoek tot aanhouding van de raadsman.
Aldus beslist te Den Haag door:
mr. K.C.J. Vriend, voorzitter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
mr. N.R.A. Meerbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.

Bijlage

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 januari 2015, waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege werd gelast;
  • de beslissing van deze rechtbank van 28 mei 2019, waarbij de terbeschikkingstelling laatstelijk met twee jaar is verlengd;
  • het verlengingsadvies van de kliniek van 1 februari 2021;
  • de wettelijke aantekeningen tot en met 1 januari 2021;
  • de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 12 maart 2021.