ECLI:NL:RBDHA:2021:5524
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek inzake aanbouw en erker
In deze zaak heeft eiseres op 24 september 2020 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten, met het verzoek om handhavend op te treden tegen de realisatie van een aanbouw en erker aan een pand. Eiseres heeft op 9 februari 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit verzoek. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de beslistermijn voor het nemen van een besluit op een handhavingsverzoek acht weken bedraagt, en dat deze termijn kan worden verlengd, maar dat een verlenging van meer dan acht weken deugdelijk gemotiveerd moet zijn. In dit geval heeft verweerder de beslistermijn met veertien weken verlengd, maar de rechtbank oordeelt dat deze verlenging niet redelijk is, omdat verweerder niet heeft onderbouwd waarom het onderzoek niet binnen een redelijke termijn kon worden afgerond. De rechtbank concludeert dat verweerder in gebreke is gebleven en dat het beroep van eiseres gegrond is. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het handhavingsverzoek en legt een dwangsom op voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het griffierecht worden vergoed.