ECLI:NL:RBDHA:2021:5496
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring voor woning op basis van medische en sociale omstandigheden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2021, betreft het een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Eiser, die samen met zijn vrouw en minderjarige dochter in een klein appartement woont, heeft medische problemen die hem belemmeren in zijn woonsituatie. De rechtbank behandelt de afwijzing van de urgentieverklaring, die is gebaseerd op de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 en de Beleidsregels urgentieverklaringen. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend na een afwijzing van zijn verzoek op 17 april 2020 en een ongegrondverklaring van zijn bezwaar op 11 augustus 2020.
De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, zoals gedefinieerd in de relevante wetgeving. Eiser heeft niet voldoende aangetoond dat zijn woonsituatie levensbedreigend of levensontwrichtend is. De rechtbank wijst erop dat eiser zijn huisvestingsprobleem had kunnen voorzien en dat er alternatieve oplossingen zijn, zoals het zoeken naar woningen buiten Den Haag. De rechtbank concludeert dat de afwijzingsgronden van verweerder zelfstandig dragen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.