ECLI:NL:RBDHA:2021:5479

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
C/09/611057 / JE RK 21-977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in onveilige opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 mei 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had op 23 april en 7 mei 2021 verzoekschriften ingediend voor de ondertoezichtstelling van de kinderen en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader. De kinderrechter oordeelde dat er sprake was van een onveilige opvoedsituatie door de ernstige voorgeschiedenis en de complexe problematiek van de moeder. De kinderen zijn erkend door de vader en verblijven feitelijk bij hem. De moeder heeft psychische problemen die haar in staat stellen om voor de kinderen te zorgen, wat leidt tot zorgen over hun ontwikkeling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de psychische toestand van de moeder zijn toegenomen en dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De Raad heeft een spoedverzoek ingediend om de kinderen tijdelijk bij de vader te plaatsen, wat is toegewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen onder toezicht moeten worden gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en dat zij gedurende dag en nacht bij de vader moeten worden geplaatst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de moeder om een gedeeltelijke uithuisplaatsing is afgewezen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid van de kinderen het belangrijkste is en dat hulpverlening noodzakelijk is om de situatie te stabiliseren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: I. C/09/611057 / JE RK 21-977 II. C/09/611628 / JE RK 21-1098
Datum uitspraak: 14 mei 2021

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van de op 23 april en 7 mei 2021 ingekomen verzoekschriften van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1]
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 2]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

D.P. Vereecken,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.A. Smits, gevestigd te Rotterdam,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Salhi, gevestigd te Den Haag,
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 7 mei 2021 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 7 mei 2021 tot 17 mei 2021, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting, waarbij het verzoek tezamen met het op 23 april 2021 ingediende verzoek strekkende tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing bij de vader van zaterdag 15:30 uur tot woensdagochtend 08:30 uur behandeld wordt.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 7 mei 2021;
  • de verzoekschriften van de Raad d.d. 23 april en 7 mei 2021;
  • de verleningsbeslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland d.d. 10 mei 2021;
  • het faxbericht met producties van de advocaat van de moeder d.d. 11 mei 2021;
  • het gewijzigde verzoek van de Raad d.d. 12 mei 2021.
Op 14 mei 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, telefonisch bijgestaan door zijn advocaat;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad.

Feiten

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk bij de vader.

Verzoek en verweer

Het op 23 april 2021 (I) ingediende verzoek van de Raad strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader van zaterdag 15:30 uur tot woensdag 08:30 uur voor de duur van negen maanden. Het op 7 mei 2021 (II) ingediende verzoek van de Raad strekt tot voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden, alsmede tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader tot aan de behandeling van het reguliere verzoek op 14 mei 2021. De Raad heeft de verzoeken gewijzigd in die zin dat het verzoek thans strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader voor de duur van zes maanden. Blijkens de verzoekschriften en het verhandelde ter zitting legt de Raad het volgende aan het verzoek ten grondslag.
Vanaf 3 mei 2021 zijn de zorgen over de psychische toestand van de moeder toegenomen. Hierdoor was het niet mogelijk om met de moeder in gesprek te gaan of afspraken te maken. Op 7 mei 2021 heeft de Raad besloten om een spoedverzoek bij de rechtbank in te dienen om de kinderen tijdelijk volledig bij de vader te plaatsen zodat hun fysieke en emotionele veiligheid gewaarborgd kan worden. De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van een langdurig onveilige opvoedsituatie en complexe problematiek. De inzet van intensieve hulpverlening heeft geen verandering in de situatie bewerkstelligd. De moeder kan de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door haar psychiatrische problematiek momenteel niet dragen. Er heeft tijdens het raadsonderzoek een zedenonderzoek naar de vader plaatsgevonden vanwege een aangifte van seksueel misbruik van de halfzus van de kinderen, [zus] , tegen de vader. Dit onderzoek is echter geseponeerd door de officier van justitie wegens onvoldoende bewijs. Er zijn signalen dat de kinderen beschadigd zijn. De komende periode dienen de kinderen onder toezicht van het netwerk bij de vader te verblijven. Zo kan gewerkt worden aan de stabilisatie van de moeder en de mogelijkheden tot contactherstel tussen de moeder en de kinderen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft ter zitting aangegeven dat in het vrijwillig kader is getracht een uithuisplaatsing van de kinderen te voorkomen. Binnenkort zal hulpverlening vanuit Voorkoming Uithuisplaatsing (hierna: VUHP) worden ingezet om meer zicht te krijgen op de opvoedsituatie van beide ouders. Door middel van veiligheidsafspraken en toezicht vanuit het netwerk van de vader kan een uithuisplaatsing van de kinderen voorkomen worden. Vanuit de situatie bij de vader dient hulpverlening ingezet te worden en kan het contact tussen de moeder en de kinderen worden hersteld.
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, ingestemd met het gewijzigde verzoek van de Raad, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Ter zitting is naar voren gebracht dat voldaan wordt aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing waardoor het verzoek dient te worden toegewezen. Er is sprake van een zorgelijke opvoedsituatie bij de moeder. De veiligheid van de kinderen kan volgens de rapportages van de Raad het beste gewaarborgd worden bij de vader. De hulpverlening in het vrijwillig kader is door omstandigheden niet van de grond gekomen. In het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient hulpverlening in het gedwongen kader ingezet te worden. De kinderen dienen de komende periode rust te krijgen. De vader zal zich aan de voorgeschreven veiligheidsvoorwaarden houden en staat open voor hulpverlening. De persoonlijke situatie van de moeder en de mogelijkheden tot contactherstel tussen de moeder en de kinderen dienen te worden onderzocht.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling, maar verweer gevoerd tegen het gewijzigde verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. Daartoe is het volgende aangevoerd. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk omdat de hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende van de grond komt. Voordat de moeder op de hoogte was gebracht van het spoedverzoek van de Raad tot machtiging uithuisplaatsing van de kinderen had zij zich geconformeerd aan de veiligheidsafspraken. De situatie is geëscaleerd omdat de kinderen zonder aankondiging en voorbereiding bij de moeder zijn weggehaald. Hier dient de moeder niet op afgerekend te worden. Het incident bij de uithuisplaatsing van de kinderen had voorkomen kunnen worden als de hulpverlening op voorhand in gesprek was gegaan met partijen. De moeder stemt in met een gedeeltelijke uithuisplaatsing, waarbij de kinderen een aantal dagen in de week bij de vader verblijven. De kinderen hebben veel meegemaakt. Een volledige uithuisplaatsing bij de vader is niet in hun belang omdat zij hierdoor de moeder als stabiele factor in hun leven zullen missen. Daarbij is het is nog maar de vraag in hoeverre de kinderen veilig zijn bij de vader gezien de vermoedens van seksueel misbruik jegens de andere dochter van de moeder. Bovendien stimuleert de vader het contact tussen de moeder en de kinderen niet. Het gewijzigde verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader voor de duur van zes maanden dient daarom te worden afgewezen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, en artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daartoe wordt als volgt overwogen. Gezien de ernstig belaste voorgeschiedenis, forse relationele problematiek tussen de ouders en de complexe problematiek van de moeder is er sprake van een onveilige opvoedsituatie voor de kinderen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn vanwege hun jonge leeftijd volledig afhankelijk van de zorg en emotionele beschikbaarheid van hun opvoeder. Nu de zorgen rondom de psychische toestand van de moeder alsmaar toenemen is het van belang dat de kinderen bij de vader, onder toezicht van het netwerk, zullen verblijven. Op deze wijze kan de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen gewaarborgd worden. Hoewel er in de opvoedingssituatie bij de vader geen zorgen zijn met betrekking tot zijn opvoedvaardigheden of draagkracht, is toezicht noodzakelijk vanwege de zorgen die zijn gerezen naar aanleiding van de verdenking van seksueel overschrijdend gedrag van de vader jegens de halfzus van de kinderen. Voorts is er sprake van forse relatieproblematiek tussen de ouders, die door de gezamenlijke voorgeschiedenis van de ouders en de psychische problematiek van de moeder blijft voortduren. De ouders kunnen niet onderling tot overleg en blijvende afspraken over de kinderen komen. Er is sprake van voortdurende verstoorde communicatie tussen de ouders en onderling wantrouwen. De inzet van een jeugdbeschermer is van belang zodat passende hulpverlening, zoals het VUHP-traject, voor het gezin kan worden ingezet en deze hulpverlening gecoördineerd kan worden. Daarbij kan de communicatie tussen de ouders en het contact tussen de moeder en de kinderen – op een voor de kinderen veilige en onbelaste manier – vormgegeven worden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 14 mei 2021 tot 14 mei 2022 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader van 14 mei 2021 tot 14 november 2021;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.