In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 mei 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had op 23 april en 7 mei 2021 verzoekschriften ingediend voor de ondertoezichtstelling van de kinderen en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader. De kinderrechter oordeelde dat er sprake was van een onveilige opvoedsituatie door de ernstige voorgeschiedenis en de complexe problematiek van de moeder. De kinderen zijn erkend door de vader en verblijven feitelijk bij hem. De moeder heeft psychische problemen die haar in staat stellen om voor de kinderen te zorgen, wat leidt tot zorgen over hun ontwikkeling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de psychische toestand van de moeder zijn toegenomen en dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De Raad heeft een spoedverzoek ingediend om de kinderen tijdelijk bij de vader te plaatsen, wat is toegewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen onder toezicht moeten worden gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en dat zij gedurende dag en nacht bij de vader moeten worden geplaatst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de moeder om een gedeeltelijke uithuisplaatsing is afgewezen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid van de kinderen het belangrijkste is en dat hulpverlening noodzakelijk is om de situatie te stabiliseren.