ECLI:NL:RBDHA:2021:5456
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met burenoverlast en urgentieverklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 31 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening in het kader van een afgewezen aanvraag voor een voorrangsverklaring door de burgemeester en wethouders van Rijswijk. De verzoeker had op 29 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring, die werd afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening gemeente Rijswijk 2019. De verzoeker stelde dat hij en zijn gezin ernstige overlast ondervonden van de bovenburen, wat leidde tot psychische problemen en een verstoring van hun woonsituatie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de woningcorporatie het probleem met de buren niet zou adresseren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker de problemen met de buren zelf diende op te lossen en dat er geen sprake was van uitzonderlijke feiten die een urgentieverklaring rechtvaardigden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing van de burgemeester en wethouders op goede gronden was genomen en dat de verzoeker niet in aanmerking kwam voor de gevraagde urgentie.