In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 een beschikking gegeven inzake de vaststelling van het vaderschap en de geboortegegevens van drie minderjarigen, geboren uit in vitro fertilisatie (IVF). De verzoeker, [Y], heeft middels DNA-onderzoek aangetoond dat hij de biologische vader is van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen buitenlandse geboorteaktes hebben die niet voor inschrijving in het register van de Haagse ambtenaar van de burgerlijke stand vatbaar zijn. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen in overweging genomen en besloten dat de man, die al sinds de geboorte als vader betrokken is bij de kinderen, gelijkgesteld moet worden met de verwekker zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek. Dit besluit is in lijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat het recht op gezinsleven beschermt. De rechtbank heeft ook de geslachtsnaam van de kinderen vastgesteld, waarbij is opgemerkt dat de juridische moeder niet de biologische moeder is en daarom niet kan deelnemen aan de naamskeuze. De bijzondere curator, die de kinderen vertegenwoordigde, heeft zijn werkzaamheden beëindigd na de uitspraak. De rechtbank heeft de noodzakelijke gegevens voor de geboorteaktes vastgesteld en het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens toegewezen.